SV Organisatiekunde sept/okt 2017
Hoofdstuk 1 Organisatiekunde in historisch perspectief
Definitie organisatie: doelgericht samenwerkingsverband
o Bedrijven (ondernemingen (Douwe Egberts) en non-profitorganisaties (ziekenhuis, ministerie))
o Overige samenwerkingsverbanden (bieden geen producent/diensten aan op de markt, bijv. de kerk,
amateursportvereniging)
Functie organisatie: je bereikt in grotere verbanden meer dan individueel. Mensen die een bepaalde richting en
gemeenschapszin delen kunnen sneller en gemakkelijker hun doel bereiken.
Kenmerken van een organisatie:
o Beschikt over doelstellingen;
o mensen;
o en middelen (bijv. grondstoffen/machines/pc’s).
Organisatie zonder rechtspersoonlijkheid Organisatie met rechtspersoonlijkheid
Eenmanszaak Besloten vennootschap
Vennootschap onder firma Naamloze vennootschap
Commanditaire vennootschap Vereniging
Coöperatie
Onderlinge waarborgmaatschappij
Stichting
Rechtspersoon: een organisatie die zelfstandig aan het rechtsverkeer deelneemt en als zodanig eigen rechten en
plichten heeft.
Naamloze vennootschap Besloten vennootschap
Beursgenoteerd: aandelen worden op de beurs Aandelen in handen van een beperkte groep
verhandeld. aandeelhouders die hun aandelen slechts onder
bepaalde voorwaarden verkopen.
Meer mogelijkheden om vermogen aan te
trekken.
Er ontstaan op nationaal en internationaal niveau steeds meer samenwerkingsverbanden om bijv. de
concurrentiepositie te verbeteren en barrières weg te nemen bij het betreden van buitenlandse markten.
o Fusie
o Overname
o Joint venture: samenwerkende organisaties brengen een deel van hun vermogen in in een nieuw bedrijf, dat
voor gezamenlijke rekeningen en risico een project tot ontwikkeling brengt.
o Strategische samenwerking: twee of meer organisaties die met behoud van zelfstandigheid en identiteit
samenwerken op een deelgebied dat van wezenlijk belang is voor de continuïteit van de afzonderlijke
organisaties
o Outsourcing: uitbesteding van de catering of de beveiliging. Volledig richten op kerntaken.
o Inkoopcombinatie: samen inkopen bij fabrikanten, waardoor lagere prijzen kunnen worden bedongen
o Vrijwillig filiaalbedrijf: juridisch zelfstandige detaillisten werken samen met een of meer groothandels
o Franchise: de eigenaar van een marketingformule maakt afspraken met juridisch zelfstandige detaillisten
over de exploitatie van zijn formule.
o Licentie: de licentienemer krijgt toestemming van de octrooihouder om de uitvinding zelf te maken, te
verkopen of toe te passen, tegen een vergoeding.
,SV Organisatiekunde sept/okt 2017
Eind 19e eeuw tot 1935 1935 tot 1955 1955 tot heden
Organisaties waren gesloten Organisaties waren gesloten Organisaties waren open
eenheden met vaste regels en eenheden, systemen: oefenen invloed uit
doelstellingen. omgevingsinvloeden nog op hun omgeving en andersom
gering, schaarste nog groot
Het streven naar efficiency Humanrelationsbenadering. Economische bloei eind jaren
stond voorop. Lopende band: Hawthorne-experimenten: vijftig
arbeider verlengstuk van de sociale aspecten ook een Ontwikkeling systeemtheorie:
machine. Prestatiebeloning belangrijke rol samenhang tussen processen
Laisser-faire: minimale 50maatschappelijke
overheidsbemoeienis. Het verandering: NL’ers raakten
kapitalisme bloeide, betrokken bij wat er om hen
bescherming van vakbonden, heen gebeurde (protesten,
socialeverzekeringswetgeving demonstraties, Club van
bestond niet Rome)
General management theory Groei van internationale
van Fayol: vaardigheden om samenwerkingsverbanden.
een organisatie te leiden zijn Bedrijfsleven werd steeds
prévoir, organiser, meer gedwongen over de
commander, coordonner, nationale grenzen heen te
controler. kijken. Besturen van
ondernemingen werd
gecompliceerder.
Scientific management: denkt vanuit het thema organisatie zonder mensen
Human relations: denkt vanuit het thema mensen zonder organisatie. Kritiek: te eenzijdig, omdat de eenvoudige en
monotone taken van het scientific management nog steeds voorkwamen.
Revisionisme (=herziening): probeerde SM en HR te integreren: taakroulatie, taakverruiming en taakverrijking.
Motto: mensen en organisatie.
Er wordt afstand gedaan van de gedachte dat er in een organisatie slechts 1 beslisser is. Verscheidende vormen van
betrokkenheid (werkoverleg), medezeggenschap en delegatie komen op en zorgen dat de betrokkenheid en de
invloed op lagere niveaus toenemen.
Na WOll meer gericht op kwaliteit dan op efficiency
Contingentiebenadering (Woodward): er is niet een beste manier van leidinggeven en structureren. Dat hangt af
van de aard van het werk, de aard en het niveau van de medewerkers en de mate waarin de omgeving invloed heeft
op het reilen en zeilen van de organisatie.
Kennisrevolutie (Peter Drucker): na de Industriële Revolutie is de westerse wereld eind twintigste eeuw aangeland
in een periode waarin kennis de essentiële productiefactor is geworden.
Basisconfiguraties (Henry Mintzberg): ideaaltypen van de manier van leidinggeven en structureren. De beste manier
bestaat niet, ligt aan de situatie. Kenmerken 1) de manier van coördineren 2) plaats waar de macht ligt. Zie H3.
Vijfkrachtenmodel (Michael Porter): hulpmiddel bij het analyseren van de markt en de concurrentie. Onderscheid
tussen directe concurrenten, potentiële toetreders, aanbieders van substitutieartikelen, de handel en de
leveranciers, tegen de achtergrond van toetredings- en uittredingsbelemmeringen.
Michael Hammer: de traditionele manier van structurering en verdeling van werkzaamheden zal verdwijnen. Als
gevolg van de steeds snellere en complexere veranderingen in de omgeving van organisaties zal de nadruk steeds
meer komen te liggen op het vermogen om snel op die veranderingen in te haken. Leidinggevenden zullen meer de
rol van coach vervullen en in de ondernemingen zal meer procesgericht gewerkt gaan worden. Onderneming is
gericht op resultaat.
,SV Organisatiekunde sept/okt 2017
Consumentisme: beweging in de samenleving die gericht is op de belangenbehartiging van de consument:
informatievere reclame en etikettering, betere verpakking, kwaliteit en prijsaanduiding.
Organisatie-evenwicht: als een organisatie erin slaagt haar externe en interne stakeholders zodanig te belonen dat
zij in ruil voor hun bijdragen gemotiveerd blijven deelnemen aan die organisatie. Afgezien van allerlei
belangentegenstellingen tussen de partijen hebben ze een gemeenschappelijk belang, namelijk het voortbestaan
van de organisatie.
Managementtaak in 3 functies
1 Beleidsvorming (analyseren, doelstellingen en plannen maken)
Vindt plaats op verschillende managementniveaus in de organisatie.
Een organisatie is onderdeel van een externe omgeving waarin allerlei kansen en bedreigingen ontstaan voor de
organisatie (vraag naar producten, toenemende concurrentie, demografische veranderingen). De organisatie zal op
haar relevante ontwikkelingen moeten anticiperen (vooruitzien), dus moeten plannen.
Een interne sterkte-zwakteanalyse laat zien hoe de organisatie ervoor staat.
Beleidsvorming betreft in hoofdzaak constituerende beslissingen zoals doelstellingen en strategieën vaststellen en
voorwaarden scheppen.
Constituerende beslissingen: topmanagement
Dirigerende beslissingen: lager management, het geven van opdrachten
2 Structurering (een organisatiecultuur ontwerpen)
o Verdeling van functies
o Toekenning van bevoegdheden en verantwoordelijkheden
o Vaststelling van de communicatiestructuur (coördinatiemechanismen en overlegstructuren
3 Uitvoering (doen uitvoeren, beheersen en bijsturen)
Uitvoeren, beheersen en bijsturen van de processen in de organisatie. Het op gang brengen van dagelijkse actie.
De missie en de visie vormen samen de beleidsuitgangspunten: de superdoelen van de organisatie. Beide
langetermijnperspectief.
o De missie
o Het werkterrein geeft aan welke klanten worden bediend en met welke producten wordt voorzien
in de behoeften van die klanten. Business scope: de bestaand product-markt-behoeftencombinaties.
Business definition: laat zien met welke pmb-combinaties de bestaande business kan worden
uitgebreid.
o Ambities: wat wil de organisatie bereiken in de toekomst (3 jaar)
o Culturele uitgangspunten (waarden en normen betreffen de eis dat de producten niet zijn gemaakt
met kinderarbeid of dat ze geen milieuschadende grondstoffen bevatten. Integriteit en
maatschappelijke betrokkenheid.
o Betekenis voor de stakeholders: wat wil de onderneming voor hen betekenen? Plezierige
werkomgeving, redelijk rendement voor aandeelhouders, klanttevredenheid
o De visie
o In een corporate-visionrapport geven opstellers aan waar zij de organisatie terecht zien komen in de
wereld van morgen.
o Gevoed door informatie, intuïtie en dromen en ideeën van de researchafdeling.
o Bijv. een man op de maan zetten was de visie van de Amerikaanse politiek
, SV Organisatiekunde sept/okt 2017
Hoofdstuk 2 Strategie
Doelstellingen voor een onderneming: continuïteit, winst en groei
Strategie geeft in grote lijnen de route aan die de organisatie of een onderdeel daarbinnen moet volgen om de
doelstellingen te bereiken.
De organisatie moet anticiperen op ontwikkelingen in de onderneming (intern) en de omgeving (extern). Door te
anticiperen kan zij sneller reageren met beleidsaanpassingen.
Verschillende soorten planning onderscheiden naar
o Niveau (concern, werkmaatschappij, afdeling, product)
o Concerndirectie: kansen en bedreigingen inschatten van productgroepen, assortiment uitbreiden
met nieuwe productgroepen
o Ondernemingsdirecties met marketingmanagers: hoe en met welke producten binnen de
productgroep moeten we het doel realiseren
o Productmanagers met marketingmanagers: per specifiek product wordt de inzet van de
marketinginstrumenten bepaald.
o Tijdshorizon (kort, middellang, lang)
o Uitbreiding van bakkersassortiment is planning op korte termijn
o Uitbreiding van de bakkerswinkel is planning op langere termijn.
o Mate van detail (strategisch en tactisch)
o Strategische planning geeft in grote lijnen aan hoe de doelstellingen gerealiseerd moeten worden
op basis van de interne en externe omgevingsanalyse
o Tactische planning geeft in detail aan hoe de strategische beslissingen gerealiseerd moeten worden.
o Functioneel gebied
o Inkoopplanning, marketingplanning, productieplanning, personeelsplanning, financiële planning.
Deze functionele deelplanningen vormen samen het ondernemingsplan.
Strategisch ondernemingsplan beschrijft de stappen die leiden tot de keuze van een bepaalde strategie. In de
planfase wordt de gekozen strategie verder uitgewerkt. Heeft betrekking op alle functionele gebieden. Daarna wordt
het plan uitgevoerd en kan het bijgestuurd worden in de uitvoering of in de eerdere analyse (bijv. als de doelstelling
niet realistisch waren).
Situatieanalyse
o Een karakteristiek van de onderneming, eventueel ingebed in ene kort historisch perspectief.
o Gegevens over de totale markt, de missie, de doelstellingen, de segmenten die worden bewerkt
(profiel en koopgedrag), de wijze waarop die bewerking plaatsvindt (strategie), de marktposities
binnen die segmenten, de belangrijkste concurrenten en hun beleid, de bereikte resultaten en de
marktvorm waarin geopereerd wordt.
o Of beschrijving van het werkterrein van de onderneming aan de hand van het
businessdefintionmodel van Abell: hierin worden marktgrenzen afgebakend door middel van drie
polen: de afnemersgroepen (wie), de behoeften (wat) en de technologie (hoe).
▪ De aanbieder die zijn bestaande activiteiten beschrijft in termen van behoeften zal sneller
de relevante kansen en bedreigingen zien.