Probleem 6
Leerdoelen
1. Welke mogelijkheden zijn er om tegen een rechterlijke beslissing op te komen?
2. Hoe verloopt de dagvaardingsprocedure na het instellen van een rechtsmiddel?
3. Hoe verloopt de verzoekschriftprocedure na het instellen van een rechtsmiddel?
6.13
Eindvonnis of tussenvonnis?
Nadat het laatste processtuk is gewisseld, kunnen partijen vonnis vragen. Wat voor vonnis zal de rechter wijzen, een
eindvonnis of een tussenvonnis?
- Eindvonnis: wanneer partijen eenstemmig zijn over de feitelijke gebeurtenissen welke tot het geding aanleiding hebben
gegeven en alleen over de toepasselijkheid of interpretatie van een wetsartikel of contractsbepaling van mening
verschillen, zal de rechter als regel in staat zijn o.g.v. de gewisselde stukken een eindvonnis te wijzen. Daarmee neemt
dan deze instantie een einde.
- Tussenvonnis: in veel gevallen zal echter nog nadere bewijslevering vereist zijn. Procedures kunnen hun oorsprong
vinden in de onzekerheid over de inhoud van een rechtsregel, maar vaker ligt de nadruk op een omstreden toedracht
van de feiten. In dit soort gevallen, art. 6:162 of 3:86 BW, zal het door partijen overgelegde schriftelijk bewijsmateriaal
vaak niet voldoende zijn om de rechter in staat te stellen het geschil tussen partijen aanstonds met een eindvonnis te
beslissen; er zal eerst een nadere bewijslevering moeten plaatsvinden. De rechter wijst dan een tussenvonnis.
7.5.2-7.5.5
Geschriften als bewijslevering worden aan de dagvaarding of conclusies gehecht, daarvoor is geen rechterlijke tussenkomst nodig.
Getuigenbewijs kan alleen geleverd worden wanneer rechter dit bij vonnis heeft bevolen, 166 lid 2 Rv: zo’n tussenvonnis heet
een interlocutoor vonnis.
In ieder geval moet zijn vastgelegd over welke gestelde, maar voldoende betwiste feiten de getuigen worden gehoord. Door het
vonnis wordt de verschijningsplicht van getuigen in het leven geroepen, ook al wordt de oproeping van getuigen niet door de
rechter, maar door partijen die het getuigenbewijs leveren verzorgd. Het kan dat getuigen niet op komen dagen.
Andere redenen waarom wetgever het getuigenbewijs in een tussenvonnis nodig acht: inhoud 166 lid 2 Rv:
- de feiten die te bewijzen worden opgedragen
- de partij die het bewijs moet leveren
- plaats waar getuigen zullen worden gehoord.
Het tussenvonnis moet gemotiveerd zijn, 230 lid 1 onder e Rv. Rechter moet motiveren waarom de feiten waarover
getuigenbewijs wordt opgedragen ter zake dienend zijn en waarom zij door de daartoe aangewezen partij moet worden
bewezen.
Veelal zullen rechtskwesties door de rechter in dit vonnis worden beslist voordat over feitelijke kwesties bewijs wordt
opgedragen. Omdat de rechter naast de op te dragen bewijslevering ook al in aanmerking komende geschilpunten beslist, kan het
zijn dat hij al diverse vorderingen voor een deel toe of afwijst. Als deze beslissing is opgenomen in het dictum is het vonnis in
zoverre een eindvonnis en spreekt men van een deelvonnis: een hoger beroep tegen het eindvonnisdeel moet binnen 3
maanden worden ingesteld, niet wachten tot ook bepaald is over hetgeen waarvoor nog getuigenbewijs moet worden
geleverd.
Inzake de gebondenheid van de rechter aan zijn beslissingen in het interlocutoor vonnis dient men vast te stellen wat de aard van
de gegeven beslissing is.
1. Heeft rechter in tussenvonnis een of meer feitelijke of juridische geschilpunten van partijen door middel van een
uitdrukkelijk en zonder voorbehoudgegeven beslissing afgedaan dan is hij in een volgend vonnis in beginsel aan die
beslissing gebonden. Met deze binding wordt een beperking van het processuele debat beoogd, in de zin dat niet meer
over dat specifieke deel kan worden gediscussieerd.
De leer van de bindende eindbeslissing geldt ook de meest met betrekking tot de bewijslevering en het bewijs gegeven
beslissingen, bijv. aan een uitdrukkelijk en onder voorbehoud gegeven beslissing omtrent de bewijslastverdeling.
Deze binding doet zich NIET voor als aan de rechter is gebleken dat zijn beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke
grondslag. Als partijen willen terugkomen op een eindbeslissing kan de rechter wijzen op het beslissingskarakter van zijn
beoordeling in het tussenvonnis.
Rechter kan de binding vermijden door een ‘voorlopig oordeel’ te doen.
2. aan de bewijsopdracht is de rechter niet gebonden. Op de beslissing over de relevantie van te bewijzen feiten mag hij
later terugkomen als het geen eindbeslissing betreft. Hij kan getuigenverhoor als niet doorslaggevend beoordelen.
9.2.2-9.2.3
Tussenvonnis – 232 Rv
, Alleen het provisioneel tussenvonnis heeft een eigen regeling, art 337-2 en 401a Rv. Navolgende indeling gaat het vooral over de
verschillende functies die tussenvonnissen kunne hebben:
1. Preparatore vonnissen: tussenvonnissen, waarbij enkel processuele geschilpunten van ondergeschikt belang worden beslist,
welke in een later stadium van de gedingvoering een betekenis meer zullen hebben
2. Interlocutare vonnissen: vonnissen waarbij de rechter, alvorens definitief over de zaak te beslissen, een instructie of
bewijslevering gelast. Het zijn vonnissen die, waarbij een getuigenverhoor, onderzoek door deskundigen of andere bewijslevering
wordt bevolen. Ook 843a Rv.
3. Incidentele vonnissen: vonnissen waarbij op een incidentele vordering wordt beslist. Als daarmee het tussengeding wordt
afgedaan, zijn ze ten aanzien daarvan een eindvonnis. Ze worden niettemin door partijen, met name voor wat betreft de
vatbaarheid voor hoger beroep of cassatie, als tussenvonnis aangemerkt omdat het dictum ervan niet een beslissing inhoudt die
ten opzichte van betrokken partijen is aan te merken als een beslissing waarmee aan het geding omtrent enig deel een einde
wordt gemaakt. Als het incident niet door een van de partijen, maar door een derde is geopend, is het vonnis ten opzichte van de
derde wel een eindvonnis.
4. Provisionele vonnissen: vonnissen, waarbij de rechter tijdens een aanhangig geding een maatregel van voorlopige aard treft,
zoals de vaststelling van een deskundigenvoorschot of een voorlopige toewijzing van het gevorderde.
Prepartare en incidentele beslissingen worden als rolbeschikking gegeven. Hiertegen staat geen hoger beroep open. Of dat
mogelijk is tegen een rechterlijke beslissing is het wezen van de beslissing beslissend.
Deelvonnissen
Sommige interlocutare vonnissen bevatten, behalve bewijsopdracht en eindbeslissingen ook nog einduitspraken. Dat zijn
beslissingen waarbij de rechter de zaak voor een deel heeft afgedaan door in het dictum ene deel van het gevorderde toe- of af te
wijzen. Het is voor een deel eindvonnis en een ander deel tussenvonnis.
H10, muv 10.4, 10.5, 10.6
Rechtsmiddelen
De rechtsmiddelen worden ingedeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen. De gewone rechtsmiddelen hebben
schorsende werking, de buitengewone rechtsmiddelen niet.
Gewone rechtsmiddelen: verzet (waarmee gedaagde opkomt tegen een verstekvonnis), hoger beroep en cassatie
Buitengewone rechtsmiddelen: derdenverzet en herroeping
10.1.1 Gesloten stelsel
Tegen een vonnis kunnen niet naar de behoefte v.d. partij die in het ongelijk is gesteld, rechtsmiddelen worden ingesteld. Voor de
ontvankelijkheid v.d. gewone en de buitengewone rechtsmiddelen gelden beperkingen van tijd, materieel belang, en gronden.
1. De hantering van een rechtsmiddel is aan een termijn gebonden, welke verschilt per rechtsmiddel.
Deze termijnen zijn vervaltermijnen die door de rechter ambtshalve moeten worden toegepast, zelfs als beide partijen het gevolg
v.d. schending v.d. termijn, niet-ontvankelijkheid van het rechtsmiddel, niet wensen. In het geval dat toepassing van een
rechtsmiddeltermijn leidt tot een resultaat dat strijdig is met de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM, wordt
een extra termijn gegund. Oorzaak van dat oneerlijke resultaat kan zijn een apparaatsfout, soms een combinatie van fouten van
rechter en griffie.
2. De keuze van het gewone rechtsmiddel is meestal niet aan partijen overgelaten: als verzet openstaat kan geen hoger beroep of
beroep in cassatie worden ingesteld (art. 335 Rv en art. 398 Rv). Als hoger beroep openstaat kunnen partijen wel overeenkomen
het hoger beroep over te slaan en gelijk beroep in cassatie in te stellen
3. De gewone rechtsmiddelen kunnen door berusting verloren gaan (art. 143 lid 4 Rv, art. 334 Rv en art. 400 Rv). Er is sprake van
berusting als de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij heeft verklaard dat zij zich bij de uitspraak
neerlegt en aldus afstand doet van het recht daartegen een rechtsmiddel in te stellen of een houding heeft aangenomen waaruit
dit in het licht van de omstandigheden van het geval blijkt. Ook het vertrouwen dat bij de wederpartij is gewekt, kan bij de vraag
of het rechtsmiddel door berusting is verloren gegaan een rol spelen. Berusting wordt niet ambtshalve vastgesteld, maar alleen
op een in haar eerste processtuk opgenomen beroep v.d. wederpartij.
Uit de gehele rechtsmiddelenregeling blijkt dat een vonnis niet anders aantastbaar kan zijn dan o.g.v. een in de wet geregeld
middel: rechtsmiddelen regeling is exclusief - Uit het gesloten systeem wordt het beginsel ‘lites finiri oportet’ (het geding moet
eens een einde nemen) afgeleid - Een aanspraak die is toegewezen of op inhoudelijke gronden is afgewezen, kan niet in een
nieuwe procedure aan de rechter worden voorgelegd.
10.1.12 Verbeteringen of aanvullingen
Als het bezwaar dat één v.d. gedingvoerende partijen tegen een uitspraak heeft een kennelijke en voor beide partijen duidelijke
verschrijving of rekenfout, die op eenvoudige wijze kan worden hersteld, dan is het niet de bedoeling dat alleen voor dat herstel
een rechtsmiddel wordt ingesteld. Daarvoor is de mogelijkheid van verbetering in de wet opgenomen (art. 31 Rv). Het blijft
echter mogelijk met dat doel hoger beroep in te stellen; voor cassatie ligt dat ingewikkelder. De verbetering kan ook in beroep of
in cassatie worden gedaan. Eenzelfde stelsel geldt voor het geval waarin de rechter heeft verzuimd over enig onderdeel van het
gevorderde te beslissen. Dan kan de rechter om aanvulling van zijn vonnis worden gevraagd (art. 32 Rv).