In deze samenvatting voor het bachelor vak literaire tekstinterpretatie staat alles wat je moet voor het tentamen uit het boek literair mechaniek en de aantekeningen die van belang zijn uit de werkcolleges.
1.1 Kenmerken van de Lyriek
Monologische taalsituatie (het lyrische ik)
Woordvoerder praat vaak tegen een jij of een gij die niets terug zegt
Uitdrukking aan momentane ervaring
Géén geschiedenis/ géén vertelling van reeks gebeurtenissen in logisch-
chronologisch verband
Momentane ervaring
Lyrisch object uit zich alleen
Ervaring is voorts emotioneel
(Ongedefinieerde) jij of gij waaraan het gedicht is gericht. Apostrofe (=
aanspreekvorm waar niet de lezer of publiek wordt aangesproken maar een persoon
of instantie die in de taalsituatie wordt opgeroepen)
Handeling heeft magisch of zwevend karakter
Exclamatio = uitroep (O, Ach)
1.2 Lyrische passages
Lyrische passages kunnen overal in voorkomen, niet alleen in lyriek, denk aan toneelstukken
en romans. Het komt dus ook voor in een niet-monologische taalsituatie.
Hoofdkenmerken lyriek:
Apostrofe
Exclamatio
Uitdrukking aan een moment gebonden gevoel
1.3 Objectieve lyriek
Onderscheid in subjectieve en objectieve lyriek. Subjectieve lyriek als hierboven,
objectieve lyriek is afstandelijker.
Een observerend ik die registreert en constateert i.p.v. aanroepen en uitroepen.
Bedenk ‘ik zie’ erbij om vast te stellen of iets lyriek is.
Sententies: uitspraken die een algemene waarheid pretenderen te bevatten. (bijv. het
onomlijnde blijft onomlijnbaar lokken óf E=Mc2 óf waarover men niet spreken kan moet men
zwijgen).
De lyrische truc toepassen en van de uitspraak een door lyrisch ik geuite uit- en aanroep
maken:
‘O mensen, het onomlijnde blijft onomlijnbaar lokken’.
1.4 Poëzie
Poëzie: lastig te definiëren. Je hebt allerlei ideeën bij poëzie (rijm, metrum, etc.), maar er
zijn altijd teksten die tot de poëzie gerekend worden en toch een van die eigenschap heeft.
Aan de andere kant heb je ook teksten waar poëzie voorkomt, maar toch niet tot de poëzie
gerekend wordt. Kortom, het is niet sluitend te definiëren. Kenmerk: in de regel. Poëzie
versregels, proza doorlopende regels.
Proza: een doorlopende tekst (afgezien van de alinea-deling). De regel stopt wanneer er
geen ruimte meer is → regelsluiting is arbitrair. Het wordt bepaald door zachte returns.
,Bij poëzie regelscheiding niet arbitrair, het is deel van de tekst. → harde returns. Bij poëzie is
de versregel een eenheid waar rekening mee moet worden gehouden.
Bezwaren om regelval als definiërend kenmerk van poëzie te beschouwen
Blijft onbevredigend om een uiterlijke ingreep als enig kenmerk van poëtische teksten
te beschouwen
Regelscheiding is geen sluitend criterium (prozagedichten).
Poëzie is onkruid. Onkruid is iets wat je niet op je land of erf wilt hebben. De definitie richt
zich op de functie ervan , dus niet op de plantkundige eigenschappen. Wat onkruid is, is een
concept, een begrip dat mensen met elkaar als instrument gebruiken om de werkelijkheid te
ordenen.
Hieruit opgemaakt is het van belang om bij de bestudering van literaire teksten rekening te
houden met de literatuuropvattingen of poëtica van de tijd waarin de teksten werden
gemaakt.
Lezers maken deel uit van een interpretatieve gemeenschap waarin bepaalde
leesconventies heersen.
Vrijheid iets als poëzie, lyriek of literatuur te zijn, wordt beperkt door:
1) Signalen die de tekst begeleiden (titel/ ondertitel)
2) Institutionele context (museum / bibliotheek)
Samenvattend: we kunnen lyriek definiëren door uit te gaan van de taalsituatie of
communicatieve situatie. Deze is monologisch. Een lyrisch subject geeft uiting aan een
momentane ervaring en presenteert derhalve geen geschiedenis. Het lyrisch ik roept een
persoon of instantie aan (apostrofe), of hij produceert uitroepen (exclamatio), al zijn er
lyrische teksten waarin deze verschijnselen niet of niet goed zijn waar te nemen. Lyriek is
niet gebonden aan poëzie. Er bestaat lyrisch proza en lyrische poëzie. Omgekeerd hoeft
poëzie niet lyrisch te zijn: behalve lyrische poëzie is er verhalende en dramatische poëzie.
Hoofdstuk 2 Verhalende teksten (epiek en
dramatiek)
2.1 De dialogische taalsituatie
Kenmerk dramatische teksten
Dialogische taalsituatie → minimaal twee woordvoerders die op hun beurt iets
zeggen.
2.2 Inbedding
Kenmerk epische of verhalende teksten:
Ingebedde taalsituatie → vertellende instantie staat boven de wereld van de
personages. (kan wel hun gedachten weergeven of hun woorden direct weergeven)
Inbedding op twee niveaus:
Verteller (die tekst produceert)
Vertelde wereld
De inbedding onderscheidt deze verhalende teksten van lyrische teksten (monologisch), en
van dramatische teksten (dialogisch), die beiden niet de tussenkomst hebben van een
verteller.
2.3 Verteller en verhaal
Centrale bestanddelen verhalende teksten:
Verteller/ vertelinstantie
, Verhaal
Verhaal: een reeks met elkaar verbonden gebeurtenissen (geschiedenis) die door de
verteller wordt gepresenteerd.
Verhaal en verteltheorie = narratologie
Verhaaltheorie
Vooral gericht op de opbouw van verhalen
Mensen die handelen, denken, voelen, waarnemen of met wie dingen gebeuren. Dit
speelt zich af op een bepaalde plaats en tijdstip, gedurende een bepaalde tijd en in
een bepaalde volgorde
Betekenissen.
Verteltheorie
Onderzoekt hoe verhalen worden verteld en gepresenteerd
Ontwikkelt modellen en begrippen waarmee de verschillende vertelstandpunten
kunnen worden onderscheiden en beschreven.
2.4 Opzet
Staat niets bijzonders in
Hoofdstuk 8 Vertellen
8.1 Verteller en auteur
Tekstniveaus verhalende teksten:
Het hoogste niveau; vertellende instantie die woorden van tekst produceert en de
verhaalwereld presenteert → ingebedde taalsituatie (vertellerstekst, hun tekst is
ingekaderd in die van de verteller)
Persoonstekst
Verteller – maakt onderdeel uit van de tekst.
Auteur- maakt deel uit van de werkelijkheid, dus buiten de tekst.
Abstracte auteur/ implied author= een instantie die evenals de verteller deel uitmaakt van
de tekst, maar zich op een hoger niveau bevindt.
8.2 Narratologie
De vertelstandpunten
Termen Genette;
Homodiëgetische verteller – geeft zijn eigen ervaringen en gebeurtenissen weer
Heterodiëgetische verteller – staat buiten/ boven het verhaal en heeft de gebeurtenissen
niet meegemaakt.
Onderscheid vertellen en zien: het standpunt waaruit gebeurtenissen worden verteld is niet
(per se) hetzelfde als het standpunt van waaruit ze worden waargenomen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ae95. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.