Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4 – De Wabo .............................................................................................................................. 2
Hoofdstuk 10 – De Woningwet (Ww) .......................................................................................................... 8
Hoofdstuk 9 - Wet ruimtelijke ordening..................................................................................................... 11
- Vervolg Wet Ruimtelijke Ordening – flexibiliteit ...................................................................................... 16
- De toegelaten instelling – de woningwet ................................................................................................. 16
Hoofdstuk 5 - Milieu ................................................................................................................................. 19
,Omgevingsrecht = procedurele en inhoudelijke regels die bepalen wat er in een gebied mag
gebeuren.
- bouwen én het gebruiken
• In verscheidene “bijzondere wetten”, bv:
- Wabo omgevingsvergunning
- Woningwet eisen aan gebouwen
- Wet ruimtelijke ordening bestemmingsplan, inpassingsplan, bouwverordening
- milieu- en natuurwetten o.a. bodemvervuiling
www.omgevingsloket.nl → vergunning aanvragen
www.ruimtelijkeplannen.nl
Hoofdstuk 4 – De Wabo
H4.1 t/m 4.9, 4.11 & 4.15
Deel 1: De omgevingsvergunning
Wabo = wet algemene bepalingen omgevingsrecht
- i.p.v. in elke omgevingswet een eigen vergunningstelsel: één omgevingsvergunning.
• Nog niet voor álle wetten, maar voor de:
Activiteiten in art 2.1 lid 1, en de
Activiteiten in art 2.2 lid 1 als …
Eén vergunning voor meerdere activiteiten → bij bevoegd gezag voor alle activiteiten tegelijk
o uitzondering: op verzoek van de aanvrager een vergunning in twee fases (in 2 splitsen), dus 2
aanvragen, 2 beschikkingen en 2 procedure, art. 2.5 flexibele fasering → als één onderdeel
van de vergunning niet verleend kan worden. (omdat deze bv in strijd is met het bp)
Dus: voor meerdere projecten, maar één aanvraag en daarop maar één beschikking, waartegen maar
één keer tegen kan worden geprocedeerd.
Te kennen activiteiten:
o door het rijk geregeld: art 2.1 lid 1, a t/m i
- tenzij op basis van lid 3 (bepaalde versies die vergunningvrij zijn, bv: achter een pand kun je
tot 4 meter diep, vergunningvrij, aanbouwen)
o áls door gemeente(/provincie) zo is bepaald in een verordening: art 2.2 lid 1 (b, c, e, g)
Het verschil tussen art 2.1 en 2.2 =
Art 2.1 is landelijk geldig, voor iedere gemeente (het hele rijk)
Art 2.2 is alleen geldig als er in de verordening van jouw provincie/gemeente staat dat er een
vergunning voor nodig is. Dus slechts vergunningplichtig als dat bij gemeentelijke of provinciale
verordening bepaald is.
omgevingsvergunningplicht kan ook positief zijn:
- onderdeel c van art 2.1 lid 1: omgevingsvergunning staat u toe in strijd met het bestemmingsplan/…
te handelen → tenminste, als het bevoegd gezag (B&W) u dat gunt/als zij het een goed idee vinden.
o Zo’n vergunning wordt “getoetst” aan art 2.12 lid 1 onder a.
- MAAR de toetsingsgronden hangen v/d activiteit(en) af:
→ te vinden in art 2.10 t/m 2.20
Te kennen toetsingsgronden:
De 4 belangrijkste toetsingsgronden voor “bouwen van een bouwwerk” (art 2.1 lid 1, a):
, - art 2.10 lid 1, a t/m d (a, b en d nader uitgewerkt in Woningwet, c in Wet ruimtelijke ordening)
Daarnaast ook van belang:
- 2.11 lid 1
- 2.12 lid 1 onder a
- 2.15
- 2.16
- 2.18
- 2.20: bijzondere toetsingsgrond voor alle activiteiten
o Integriteitstoets* op grond van Wet BIBOB*
o Kan tot weigering vergunning leiden, ook al wordt aan de belangrijkste toetsingsgronden
voldaan
*bevordering IntegriteitsBeoordelingen door het Openbaar Bestuur
*integriteit = persoonlijke eigenschap, karaktereigenschap
Toetsen of dat jij niet mee bent betrokken bij criminele handelingen/witwassen (geld uit criminele activiteiten)
Deel 2: De vergunningprocedures
Het aanvragen van een omgevingsvergunning → ARTIKEL 3.1 WABO
- in beginsel via www.omgevingsloket.nl
o Particulier (voor particulier doel): mag nog schriftelijk (bij gemeente aanvragen)
- bevoegd gezag is meestal het college van B&W
o Art 3.1 lid 1 jo. Art 2.4
- op verzoek van aanvrager in 2 fasen
o Art 2.5 flexibele fasering (goedkeuring van fase 1, betekent niet dat je officieel een
omgevingsvergunning hebt, maar na de 2e fase vergunning kun je pas starten)
1. Aanvragen bij: bestuursorgaan dat bevoegd is om de vergunning te verlenen: B&W van de
gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd.
2. Ontvangstbevestiging verstuurd door het bevoegde bestuursorgaan waar de aanvraag is
ingediend.
3. vergunning verlenen: het ligt aan de activiteiten welke bestuursorgaan de vergunning verleend,
maar meestal is dit het B&W. In bijzondere gevallen door een ander bo*.
UITGEBREID IN ARTIKEL 3.1 WABO
*vergunning verleend door ander bo dan B&W:
- college van GS → als de aanvraag betrekking heeft op een aanvraag voor het oprichten of veranderen van een bedrijf en GS voor
dat bedrijf het bevoegd gezag zijn (in bijlage I Bor staat welke bedrijven dit zijn)
- minister van I&W → indien de aanvraag betrekking heeft op een defensie-inrichting of een inrichting waar DNA-onderzoek
plaatsvindt.
- minister van EZ → indien de aanvraag betrekking heeft op een zogeheten mijnbouwwerk
- minister van infrastructuur en Waterstaat → indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit op het continentaal plat.
• Soms óók advies van een ander bestuursorgaan vereist
- bv naar keuze van B&W: van de welstandscommissie; of, verplicht bij sloop rijksmonument advies
door minister (RCE)
(welstandscommissie = brengt advies uit ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van
een bouwwerk of standplaats, waarvoor een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de
activiteit bouwen is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand (toekomst))
• Soms óók verplicht positief advies van een ander bestuursorgaan vereist:
“verklaring van geen bedenkingen” (v.v.g.b.) → ander woord voor ‘advies’ (art 2.27)
o O.a. bij vergunning van 2.12 lid 1 sub a 3 belangrijkste