Bestuursrecht P1 (BSR) Samenvatting:
Herhaling recht (basis):
Recht: alle overheidsregels die op een bepaald moment gelden in de samenleving.
Rechtsregels: zijn door overheid gemaakt, algemeen gelden en gehandhaafd door rechter.
Doel recht: ordenen van de samenleving en zorgen voor een rechtvaardige oplossing als er een
conflict is.
Rechtsbronnen zijn: wet, jurisprudentie (uitspraken rechters), verdragen, gewoonte (gebruikelijke).
De 4 rechtsgebieden zijn: staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht (publiek) en burgerlijk recht (privaat).
- Materieel recht: beschrijft de rechten en plichten van mensen en instellingen.
- Formeel recht: procedures, hoe wordt materieel recht gehandhaafd.
- Wet in formele zin, ook wel formele wet genoemd, is een wet die is vastgesteld door regering
en Staten-Generaal.
- Wet in materiële zin, is een besluit van een daartoe bevoegd orgaan dat algemeen
verbindende voorschriften bevat.
Bestuursrecht:
betreft de relatie tussen bestuur en burger. Bevat: bevoegdheden, rechten en plichten van het
bestuur en normen voor bestuur handelen.
Bevoegdheden, waar vandaan:
Democratie, volk geeft opdracht via volksvertegenwoordiging aan uitvoerende macht.
Een overheidshandelen moet altijd afgeleid zijn van een bevoegdheid die uit een wet in formele zin
afkomstig is.
In die wet staat ook vanwege welke taak/verantwoordelijkheid de bevoegdheid is gegeven en hoe die
dus moet worden ingekaderd.
- Algemeen bestuursrecht: basisregels, algemene wet bestuursrecht (Awb).
- Bijzonder bestuursrecht: beleidsterreinen, andere wetten dan Awb.
Openbaar lichaam: Rijk, provincie, gemeente. Speler is privaatrecht.
Bestuursorganen: organen van rijk, provincie, gemeente. Zijn spelers in staats- en bestuursrecht.
- Bestuursorgaan: Art. 1:1 Awb
A organen: organen van rechtspersonen krachtens publiekrecht ingesteld (Lid 1. A)
- Bestuursorganen van de staat: Regeringen, ministerraad, ministers, staatssecretarissen.
- Bestuursorganen van de provincie: Provinciale staten, gedeputeerde staten, commissaris van
de koning. (Provinciewet)
- Bestuursorganen van de gemeente: gemeenteraad, college van B&W, burgemeester.
(Gemeentewet)
B organen: personen of colleges met enig openbaar gezag bekleed. (Lid 1. B)
Ontlenen openbaar gezag aan een duidelijke opdracht tot het verrichten van een bepaalde
bestuurstaak.
VB: leerplichtambtenaar, ROC en CBR.
Lid 2: beschrijft wat geen bestuursorgaan is.
, Belanghebbende: diegene wiens belang rechtstreek bij besluit is betrokken.
Eisen uit jurisprudentie: eigen belang, objectief bepaalbaar, actueel, persoonlijk, rechtstreeks.
- Bestuurshandelingen:
- Rechtshandelingen: gericht op rechtsgevolg, waardoor er rechten of plichten ontstaan.
Publiekrechtelijk, Awb besluiten (eenzijdig), privaatrechtelijk (meerzijdig).
- Feitelijke handelingen: een menselijke handeling met rechtsgevolg die geen rechtshandeling
is.
Niet de gemeente heeft een bevoegdheid maar: de gemeenteraad maakt verordeningen, het college
van B&W geeft een bouwvergunning en burgermeester maakt een noodverordening.
Besluit: Art. 1:3 lid 1 Awb.
1. Beschikkingen: een veelal eenzijdig publiekrechtelijk besluit van een administratief orgaan,
gericht op enig rechtsgevolg in een concreet geval. Dit houdt in dat een beschikking slechts is
gericht op rechtgevolg voor degene(n) aan wie de beschikking is geadresseerd. Concreet
geval: persoonsgericht, zaaksgericht, wijziging rechten/plichten. Voor belanghebbende.
Soorten beschikkingen:
Begunstigende en belastende: Voor burger ontstaat een recht, legt burger verplichting op,
belastende beschikking moet altijd op een wet berusten, beschikking soms belastend en
begunstigend tegelijkertijd. VB: Vergunning geeft een recht tot exploitatie, maar kan
tegelijkertijd ook voorwaarden aan die vergunning betreffen.
Vrije en gebonden: Bestuursorgaan discretionaire bevoegdheid. Wet schrijft precies voor in
welke gevallen en onder welke voorwaarden de beschikking gegeven mag worden.
Een vergunning is een besluit, dit omdat het aan de kenmerken moet voldoen van besluit.
2. Besluit van algemene strekking: beslissing die niet is gericht op een individu of een concreet
geval, maar gevolgen heeft voor een groep gevallen.
Algemeen verbindend voorschrift (AVV): besluiten van bestuursorgaan met algemene
strekking. Algemeen geldend. VB: verordening.
Beleidsregel: besluiten die algemene regels inhouden m.b.t. beleid dat bestuursorgaan voert
bij gebruikmaking vrije bestuursbevoegdheid intern, inkadering beslissingsruimte.
Plan: besluiten met daarin uitgewerkte schema’s volgens welke een bestuursorgaan iets wilt
doen om een bepaald doen te bereiken. Ordening en samenhang.
Concretiserend besluit van algemene strekking (b.a.s): besluiten die andere concretisering
geven van AVV naar tijd, plaats of object.
- Legaliteitsbeginsel: verkrijging van bevoegdheid.
1. Attributie: toekenning van een bestuursbevoegdheid door de wetgever. Een wijze van
bevoegdheidsverkrijging die rechtstreeks uit de wet voortvloeit. (10.1.3 Awb)
Ambtenaren (belastinginspecteur), particulieren (stichtingen, B-organen).
2. Delegatie: Overdracht van een bestuursbevoegdheid van het ene aan een andere
bestuursorgaan. Wettelijke grondslag vereist, niet aan ondergeschikten.
3. Mandaat: een bestuursorgaan laat zijn bevoegdheid namens hem uitoefenen. Geen
wettelijke grondslag verreist. Er zijn grenzen (10:3 Awb). In naam van: verantwoordelijkheid
blijft bij mandaatgever. Mandaat kan incidenteel worden herroepen. Mandaat ook mogelijk
aan niet ondergeschikten. Ondermandaat mogelijk. Mandaatgever blijft bevoegd de
gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.