MOTIVATIE EN DE ZELFSTURENDE MENS
COLLEGE 1
Elton Mayo: Werken gaat niet om extrinsieke motivatie maar om autonomie, sociale steun
(vrienden) en mogelijk heden hebben om te leren en jezelf te laten leren waardering,
leiderschap en gehoord willen worden.
Murray: domeinen, maar dat zijn er
Maslow: lichamelijke behoeften veiligheid liefde en sociaal esteem
zelfactualisaties
Basic psychological needs:
Autonomy, Relatedness, Completeness= self-determination theorie (Ryan & Deci)
Breed, belangrijk, fase uit de piramide van Maslow.
Need satisfaction: waarom je doet wat je doet.
Dual-process model: een model waarin supportive en thwartive relaties worden laten zien
en het verschil van gedrag waar dit tot leidt. Te veel frustratie van de basisbehoefte Ill
being.
Schema focused therapie: identificeren en veranderen van vastzittende
schema’s.
Emotionele basisbehoeften= veiligheid, verbondenheid, zelfwaardering, autonomie,
zelfexpressie, realistische grenzen, rechtvaardigheid, zelfcoherentie.
De mens:
1. Genetische biologische en psychologische predisposities: temperament en vroege
ervaringen
2. Persoonlijkheid: stabiliteit van het zelfgevoel en hoe het zelfgevoel wordt
gereguleerd.
3. Coping stijlen: hoe wordt met problemen omgegaan
Vroege interactie cruciaal voor schema’s ontstaan op het moment dat de basisbehoefte
geschonden worden.
Schema’s: diepgewortelde onbewuste overtuigingen en patronen die zich vormen als reactie
op negatieve ervaringen (in de kindertijd). Beinvloeden hoe je jezelf ziet en anderen.
- Slecht overweldigende emoties, schade aan zichzelf en anderen, staat bevrediging
van basisbehoeften in de weg, moeilijk te veranderen.
Modi: emotionele toestanden die weerspiegelen hoe je jezelf en anderen ziet
Kwetsbare kind modus, boze kind modus, kritische oudermodus.
Technieken: experimentele technieken visualisatie, rollenspel.
, Therapeutische relatie: verbondenheid met therapeut, overeenstemming over taken en
over de doelen. Limited reparenting: therapeut moet ouderrol innemen omdat de
basisbehoeften geschonden zijn.
COLLEGE 2
Ontwikkelingstaken:
1. Eerste levensjaren vertrouwen en hechting, (relatedness en autonomie)
Belangrijk= ouderlijke sensiviteit: warmte, betrokken, responsief
Veilige haven= het kind weet dat die terug kan komen op een plek als die van streek is
(verbondenheid).
Veilige basis= het kind heeft het vertrouwen om de wereld te gaan ontdekken omdat het
weet dat het een veilige basis heeft waaruit die de wereld kan ontdekken (autonomie).
2. Peuter/kleutertijd behoeften herkennen, keuzes maken, emotie-regulatie
(autonomie en competentie)
Belangrijk= structuring: ouders een omgeving creëren die positieve invloed heeft op de
ontwikkeling en de competentiebeleving.
Directing= zeggen wat het kind moet doen
3. Basischoolleeftijd leergierig, intrinsiek gemotiveerd (autonomie en competentie)
Belangrijk= omgeving waar ze fouten mogen maken door leerkracht, ouders, siblings.
4. Adolescentie identiteitsontwikkeling, toename onafhankelijkheid (autonomie en
verbondenheid)
Als er meer aan de 3 basisbehoeften wordt voldaan kan je meer jezelf zijn meer
identiteitsbeleving/ontwikkeling beter well-being
Mate waarin behoeften worden ondersteund of ondermijnd is belangrijke voorspeller van
ontwikkelingstraject en uitkomsten.
Psychologische behoeften als ACR
- Waarom wil de mens relatedness:
Vanaf geboorte alle fysiologische behoefte krijg je alleen als er een mede mens (socius) in
de buurt is.
Puberteit mede mens nodig voor interactieve seks. Socius is conditionele stimulus voor
primaire behoefte-vervulling.
Predictive coding: hogere niveaus geven voorspellingen over input aan lagere niveaus.
Efficient, het brein houdt niet van verassing.
- Tolman & brunswik: omgeving is vol onzekerheden organisme probeert er iets van
te maken organisme leert signalen te interpreteren om gedragsdoelen te
behalen de omgeving is probabilistisch dus het organisme moet zich continue
aanpassen.