Kernwoorden basiskennis
H10-
Emoties: een directe, negatieve of positieve reactie op een omgeving of interne gedachten.
Reactie op een emoties: psychologisch proces (zweten, snelle hartslag), een gedragsmatige reactie
(mond en ogen geopend) & een gevoel gebaseerd op de cognitieve beoordeling ( ik ben bang!)
Gevoel: subjectieve ervaring van een emotie, je voelt je bang maar niet de emotie zelf.
Verschil tussen stemming en emoties : emoties is een reactie op vaak een gebeurtenis. Een
stemming is een langdurige emotionele staat, beïnvloed gedachten en gedrag.
Primaire emoties: basis emoties die in alle culturen gebruikt worden als woede, angst, verdriet,
walging, blijdschap, verrast.
Secundaire emoties: zijn een mix van primaire emoties. Zoals spijt, schuld, schaamte, liefde, jaloezie.
Deze emoties bestaan niet uit 1 emotie maar uit meerdere primaire emoties.
Cortex: is het gebied in de hersenen, waar informatie uit de rest van het lichaam ontvangen,
geanalyseerd en geïnterpreteerd wordt.
Het emotionele brein: Amygdala is een van de belangrijkste hersenstructuren op het gebied van
verwerken van emoties. Een reactie gaat altijd van de insula, die alleen de informatie krijgt, en de
amygdala plaatst hier een gevoel bij, super snel.
is er een lang& korte weg, de lange weg leidt tot specifiekere reactie omdat hij langs de ‘visual
cortex’ gaat.
snelle weg: quick and dirty omdat je hierbij snel gevaar inziet. Hierna ga je de langzame weg af en
ontdek je dat wat net een gevaar was toch niet zo eng blijkt te zijn, omdat je beter hebt gekeken.
Leugendetector meet opwinding. Opwinding kan ook vaak komen door spanning.
James-Lange theorie van emoties: eerst het waarnemen van lichamelijke reacties, met gevolg een
emotie die hier op aansluit.
Cannon-Bard theorie van emoties: een mens ervaart twee verschillende dingen tegelijk; emotie
geproduceerd door de cortex, en een lichamelijke reactie geproduceerd door het lichaam.
Two-factor theorie van emoties: persoon ervaart fysiologische veranderingen en past hij er een
cognitief label aan toe om de verandering uit te leggen. (een emotie aan toe passen)
Misattribution of arousal: wanneer mensen de bron van hun opwinding verkeerd identificeren.
Gezichtsuitdrukkingen (blij, boos, verdrietig etc) zijn over het algemeen universeel. Hoe basisemoties
worden getoond blijkt aangeboren te zijn.
Schuldgevoel positief : weerhoudt mensen van dingen doen die een relatie zou kunnen beschadigen,
schuldgevoel demonstreert dat mensen geven om hun relaties. Je kan iemand een schuldgevoel aan
laten praten zodat je iets zelf wel/niet hoeft te doen, voor eigen belang.
Motivatie: een proces dat je energie geeft, begeleidt en handhaaft gedrag in de richting van je doel.
Motivatie: stimulerend; geven een richtlijn waardoor je specifiek op je doel afgaat (dorst drinken);
aanhoudend zodat je niet opgeeft voordat je je doel hebt bereikt; kracht.
,Hiërarchie van behoeften: Maslow, universele behoeften van de mens in deze hiërarchie.
Nodig hebben: een staat van biologisch of sociaal tekort.
Drive: door opwinding motiveert het de mens om hun behoeften te bevredigen.
Zelfactualisatie: was het hoogtepunt van de hiërarchie. Een staat waarbij je persoonlijke dromen en
ambities hebt bereikt.
Homeostase: de neiging tot een stabiel evenwicht tussen onderling afhankelijke elementen, vooral
zoals gehandhaafd door fysiologische processen. Zoals 37 graden lichaamstemperatuur.
Yerkes-Dodson wet: het principe dat prestaties bij uitdagende taken toe neemt met opwinding tot
een bepaald niveau. Hierna zal extra opwinding de prestatie aantasten en dus negatief kan werken.
Stimulansen: externe objecten of doelen in plaats van een interne drive, dat gedrag motiveert. Denk
aan een goed cijfer is een stimulans om hard te leren.
Extrinsieke motivatie: motivatie om een activiteit uit te voeren vanwege de externe doelen in de
richting waarop de activiteit is gericht.
Intrinsieke motivatie: motivatie om een activiteit uit te voeren vanwege de waarde of het plezier,
eerder geassocieerd met die activiteit dan voor een kennelijk extern doel.
zelfbeschikkingstheorie: (vrije wil) de stelling dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die, indien
deze bevredigd worden, een optimale functionering, welbevinden en groei van een persoon
toestaan.
Zelfperceptietheorie: theorie stelt dat mensen houdingen ontwikkelen door hun gedrag te
observeren en te beslissen welke houding de reactie mogelijk hebben veroorzaakt.
Plezier principe: wat mensen aanmoedigt om plezier te zoeken en zo pijn te vermijden.
Hedonisme: we doen de dingen die goed voelen, en zo doen we leuke of fijne dingen opnieuw.
Approach motivations: eten, sex, gezeldschap. Avoindance motivation: gevaarlijke dieren.
Zelfregulatie: mensen veranderen hun gedrag zodat zij hun persoonlijke doelen behalen. Uitdagende
en specifieke doelen werken het beste.
Zelfwerkzaamheid: de verwachting dat je inspanning tot succes leidt.
Prestatiemotief: de wens om het goed te doen ten opzichte van normen van uitmuntendheid.
Grit: (vastberadenheid) mensen met deze eigenschap hebben passie voor hun doel en werken tot ze
dat doel hebben bereikt. Mensen met weinig grit raken snel ontmoedigd en afgeleid.
Vastberadenheid is belangrijker om een doel te bereiken dan intelligentie.
need to belong theory: mensen een fundamentele motivatie hebben om geaccepteerd te worden in
relaties met anderen en om deel uit te maken van sociale groepen.
H11-
Gezondheidspsychologie: heeft betrekking op de toepassing van psychologische principes om
gezondheid en welzijn te bevorderen.
Stress: een type reactie, meestal in een onaangename staat, zoals angst of spanning.
, Stressor: iets in de omgeving die als bedreigend of veeleisend wordt ervaren en produceert daarom
spanning.
Coping response: elke poging om te voorkomen, te ontsnappen of een stressor te minimaliseren.
Well-being: een positieve toestand die het streven van een optimale gezondheid inhoudt.
Biopsychosocial- model: een gezondheidsmodel dat de effecten van biologische, gedragsmatige en
sociale factoren op gezondheid en ziekte beschrijft.
Twee typen stress: - Eustress: stress voor leuke dingen.
- Distress: voor negatieve dingen.
Te veel gebeurtenissen in een leven wat stress oplevert kan tot serieuze gezondheid problemen
leiden. Onverwachtse stress momenten zijn het slechtst voor je lichaam.
Hypothalamic-pituitary- adrenal (HPA) axis: een lichaamssysteem dat betrokken is bij stress reacties,
bestaand uit twee systemen: een snelwerkend zenuwstelsel & een trager werkende reactie.
Chronische stress is ook geassocieerd met langdurige geheugenstoornissen. Overmatige cortisol
(stresshormoon) beschadigt neuronen in hersengebieden zoals hippocampus, die belangrijk is voor
het bewaren van langdurige herinneren.
Zelfde lichamelijke veranderingen bij manipulaties bij ratten: vergrote bijnieren, verminderd niveau
lymfocyten (gespecialiseerde witte bloedcellen) in het bloed en maagzweren.
verminderd niveau lymfocyten door beschadiging aan een deel van het immuunsysteem. Door de
vergoten bijnieren en schade aan het immuunsysteem verminderd het vermogen van het organisme
om extra weerstand te bieden bij stressoren.
General adaptation syndrome: een patroon van reacties op stress dat uit drie fasen bestaat: alarm
(een nood reactie dat het lichaam voorbereid om te vechten of te vluchten) , weerstand (het lichaam
bereidt zich voor op een langere, langdurige verdediging van de stressor. immuniteit voor infectie en
ziekte neemt enigszins toe naarmate het lichaam zijn verdediging maximaliseert) en uitputting
(verschillende fysiologische en immuunsysteem falen. lichaamsorganen die al zwak waren vóór de
stress zijn de eerste die falen.)
Fight-or flight response: fysiologische voorbereiding van dieren hoe ze omgaan met een aanval.
Tend-an-befriend response: neiging die vrouwen hebben bij een reactie, om te zorgen voor de
nakomelingen en om in groepen te verzamelen, door hormoon oxytocin.
Oxytocin: hormoon dat belangrijk is voor een moeder om met de baby een band te creëren en zorgt
ook voor verbondenheid tijdens stress, geproduceerd in de hypothalamus en wordt vrijgelaten in de
bloedbaan door de hypofyse.
Tijdens stress wordt bij vrouwen meer oxytocin vrijgegeven en moedigt ze daarom aan om zich aan
te sluiten bij anderen of vriendschap te sluiten.
Immuunsysteem: het lichaamsmechanisme om te handelen met binnendringende micro-
organismen, zoals allergenen, bacteriën en virussen.
Stress verandert de functies van het immuunsysteem. Normaal wanneer bacteriën etc.
binnendringen zou het immuunsysteem deze vernietigen. Stress zorgt ervoor dat dit proces
belemmerd wordt.