Strafrechtelijke aansprakelijkheid, hoorcolleges 2017-2018, Tilburg University, Roberto Haak
----------HC1 Legaliteitsbeginsel & toepassen overgangsrecht en rechtsmacht
Materieel recht <--------------------------------------> Formeel strafrecht
- Inhoud, werkelijkheid - Vorm, procedure
- Strafbaarstelling van gedrag en straf - Verwezenlijking materiële strafrecht
Voorwaarden strafbaarstelling:
- Menselijke gedraging
- Die valt binnen de grenzen van een delictsomschrijving (DO)
- Wederrechtelijk
- En aan schuld te wijten
(Zware) mishandeling => slachtoffer (SO) in ambulance => ambulance maakt fout en rijdt kanaal in
waardoor SO dood => wie is dan aansprakelijk? Is er causaal verband?
Enkel een gebroken neus is geen zware mishandeling = vrijspraak. Eventueel eenvoudige
mishandeling maar kan niet als de zaak afgesloten is, ne bis in idem-beginsel (68 Sr).
Bv. Moeder pleegt kindermoord, ze was schoonmaakster in een huis en zwanger gemaakt door de
getrouwde man. Uit angst om haar baan te verliezen heeft ze kind vermoord => Officier van Justitie
(OvJ) heeft moord (289 Sr, max levenslang) en kindermoord (291 Sr, max 9 jaar) ten laste gelegd,
kwalificatie en welke straf (art. 350 SV)? In casu o.g.v. eendaadse samenloop (55 Sr) 9 jaar
gevangenisstraf voor de moeder.
Legaliteitsbeginsel = strafbaar feit moet in de wet staan = wetmatigheidsvereiste, o.g.v. art. 1 lid 1 Sr,
7 EVRM, 15 IVBPR, 16 GW, 11 lid 2 Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, 49 Handvest.
Wettelijk = wet in formele zin (wifz) & wet in materiële zin (wimz, zoals APV Nijmegen).
Elementen van legaliteit (rechtsbeschermende werking)
* Aansprakelijkheid o.g.v. wettelijke bepaling:
- Nullum crimen sine lege (incl. lex certa-vereiste): geen misdrijf zonder wet
- Nulla poena sine lege: geen straf zonder een daaraan voorafgaande wettelijke bepaling
* Geen terugwerkende kracht: zowel straf als strafbaarstelling
- Nulla poena sins lege praevia: verbod moet van tevoren in wet staan
* Verbod van te extensieve interpretatie en analogieverbod => redeneren naar analogie (=uitbreiden
regel op andere gevallen, tegenovergestelde van a contrario)
A) Niet-betalen alimentatie is geen strafbaar feit maar is verbintenisrechtelijk. hoe verwerpelijk het
ook is (niet-betalen alimentatie en/of alimentatie an sich?).
B) O.g.v. art. 310 Sr staat er op diefstal max. 4 jaar gevangenisstraf en de rechter kan dan niet 5 jaar
gevangenisstraf geven.
A)+B) zijn twee voorbeelden van de beschermende werking van het legaliteitsbeginsel.
,Fundamenten legaliteitsbeginsel
* Schuld en preventie: inzicht in de strafwaardigheid van gedrag; vermijdbaar & verwijtbaar
* Rechtsstaat: binding van de overheid aan democratisch gelegitimeerde wet
* Rechtszekerheid als overkoepelend fundament
* Lex certa-beginsel dient kenbaarheid van het recht & rechtszekerheid.
Bv. witwasbepalingen (art. 420bis Sr e.v.) hebben oeverloze reikwijdte en dit is in principe niet de
bedoeling maar witwassen is aan de andere kant moeilijk specifiek vast te leggen.
Hoofdregel legaliteitsbeginsel is art. 1 lid 1 Sr: het gaan om wet ten tijde van handelen
Verbod van terugwerkende kracht betreft zowel de strafbaarheid als de straf => verbod dient de
kenbaarheid van het recht: rechtszekerheid. Nuancering op de hoofdregel: bij wetswijziging ten
gunste van de verdachte moet de nieuwe wet worden toegepast (1 lid 2 Sr).
Wanneer is er sprake van verandering van wetgeving ( 1 lid 2 Sr)?
1) Wijzigingen m.b.t. DO:
a) veranderd inzicht
Beperkt materiële leer: niet alleen wetswijziging maar ook doorwerking in de strafrechtelijke
normstelling
* Materiële uitleg: niet alleen wetswijziging aangaande de strafbepaling maar ook andere relevantie
wetswijzigingen die doorweken in de strafrechtelijke normstelling.
[Incest]: wijziging van leeftijd volwassenheid naar 21 naar 18. Iemand werd verdacht van incest met
kind van leeftijd 16 – 19. Door verlaging meerderjarigheidsgrens, er was dus een gunstigere bepaling,
1 jaar minder seks met minderjarige.
*Beperkt materiële uitleg: slechts veranderingen omtrent veranderd inzicht omtrent strafwaardigheid
van het gedrag (vgl. wetgeving met tijdelijk karakter). Denkt de wetgever anders over de
strafbaarheid van het delict? Du nu ook toetsen of het gunstiger is voor de verdachte. Bv. jager mag
alleen jagen tijdens jachtseizoen, rest van het jaar is het strafbaar. Als u jaagt buiten het jachtseizoen
én in het jachtseizoen wordt berecht, kun je je niet beroepen dat het nu tijdelijk is toegestaan om te
jagen.
2) Wijzigingen in regels van sanctierecht: specifieke sanctienormen en algemene regels van het
sanctiestelsel (bv. geldboetes).
[Lex Mitior]: meteen kijken naar gunstigste bepaling, moet onmiddellijk worden toegepast als het in
voordeel van verdachte is.
[EHRM Scoppola]: gebod om gunstigste bepaling met terugwerkende kracht toe te passen ligt
besloten in art. 7 EVRM -> proportionaliteit van straftoemeting. Wijkt dus af van Europese situatie,
want bij EU is het altijd gunstigste, bij NL alleen bij gewijzigd inzicht en wijziging sanctie. Speelt dus
een rol bij art. 350 lid 2 en 4 Sv.
Rechtsmacht, uitgangspunt: territorialiteit Art. 2 Sr “in Nederland”
* Materiële gedraging: iemand in Nederland slaan
* Werking van het ‘instrument’: kerel staat in Duitsland met koe aan touw (koe staat in NL) en er
wordt een touw getrokken in Nederland, touw is instrument en dat bevond
,zich in NL.
* Intreden van het gevolg: iemand spreekt in Singapore af iemand in Amsterdam op te lichten.
* Uitvoeringshandelingen: in Limburg werd een vent bedreigd, moest geld gaan halen in Duitsland,
België, Luxemburg en aan daders geven. Strekt Nederlandse rechtsmacht zich uit tot de handelingen
in het buitenland? Ja.
NB: Nederlands (lucht)vaartuig art. 3 Sr, Nederlandse vlag.
Extraterritoriale rechtsmacht: NL rechtsmacht over delict dat volledig en enkel in buitenland zich
afspeelt.
* Nationaliteit/status verdachte (o.a. art. 7 en 8 Sr)
- Actief: dader Nederlands
- Passief: slachtoffer is Nederlands (5 Sr)
Status verdachte: niet nationaliteit is doorslaggevend, maar status bv. als ambtenaar die
steekpenningen in het buitenland aanneemt.
- Aard delict o.a. art. 4, 6 Sr Universaliteitsbeginsel. Bv. valsmunterij van welke muntsoort dan ook.
Processuele verwerking (348 Sv)
Stel heeft niks met Nederland te maken: OM is niet ontvankelijk (348 lid 1 Sv)
[Linquenda]: Kapitein van een NL vissersboot, de Linquenda, kreeg een controle van de Noorse
marine. Hij weigert dit bevel, waarop hij in NL werd vervolgd wegens het niet voldoen van een
ambtelijk bevel (art. 184 Sr). I.c. OVAR, want HR besloot dat onder de term ‘wettelijk voorschrift’ een
Nederlands wettelijk voorschrift wordt bedoeld. Het NL Sr strekt niet tot het helpen van andere
staten bij de handhaving van hun interne gezag. Schipper heeft dus niet i.s.m. het artikel gehandeld.
Overgangsrecht
1 lid1 Sr = hoofdregel: verbod terugwerkende kracht van strafbepalingen
Uitzondering (1 lid 2 Sr) => gewijzigde strafbepaling mag terugwerken indien dit gunstiger is voor
verdachte, in twee situaties:
1) Verandering DO of vervallen strafbaarstelling (bv. ruimtewezens bestralen conform art. 161quater
Sr staat niet in DO, heb je geluk als je als verdachte ruimtewezens weet te bestralen = vrijspraak).
2) Verandering in sanctionering (i.p.v. 15 jaar gevangenis, nu 20 jaar, dan krijgt verdachte 15 jaar).
[EHRM Het legaliteitsbeginsel in Straatsburg perspectief]
Deze zaak gaat over een verkrachting binnen het huwelijk. Een man uit Engeland werd daarvoor
aangeklaagd en veroordeeld. De man is echter van mening dat art. 7 EVRM geschonden is. Dat artikel
zegt dat niemand mag worden veroordeeld voor een op het moment van plegen niet strafbaar feit,
het legaliteitsbeginsel. Het oordeel is echter: het vernederende karakter van verkrachting is dermate
evident dat veroordeling van een man wegens poging tot verkrachting van zijn vrouw niet in strijd is
met het doel en strekking van art. 7, en is dus niet geschonden. Mits aan twee voorwaarden is
voldaan: 1) de ontwikkeling moet in overeenstemming zijn met de essentie van het delict en 2) moet
in redelijkheid voorzienbaar zijn geweest.
, -------HC2 Causaliteit & wederrechtelijkheid
Bv. docent schiet met een bazooka op vervelende studenten in collegezaal, is er duidelijk sprake van
causaliteit en kan doodslag (287 Sr) ten laste gelegd worden.
Bv. Jongen steekt auto van ex-vriendin in brand, in de nacht dus ook ‘’levensgevaar voor ander(en) te
duchten’’ (157 Sr).
Bv. in hulpeloze toestand achterlaten van een baby in een snikhete auto is er causaliteit door nalaten
(255 jo. 257 Sr).
Bv. dood door schuld (307 Sr). Vgl. 175 WVW jo. 6 WVW = door schuld (=175 WVW) verkeersongeval
veroorzaken en daardoor is iemand dood (=6 WVW).
In wetsgeschiedenis heeft minister Modderman benoemd dat er meerdere visies op causaliteit zijn en
hieronder worden de vier belangrijkste soorten causaliteit benoemd.
1. Conditio sine qua non: oorzaak van gebeurtenis is het geheel van daaraan voorafgaande factoren
(voorwaarden die invloed hebben uitgeoefend op het ontstaan van die gebeurtenis (vb. bazooka).
2. Causa proxima: factor die zich het dichts bij verwezenlijking gevolg bevindt (vb. baby waar buren
voor oppassen en geëlektrocuteerd wordt door niet goed opletten door de buren)
3. Adequatietheorie: is het gevolg voorzienbaar? [Spoorwegovergang]: gedragingen SO zijn naar
algemene ervaringen te voorzien door de schrikwekkende positie.
4. Leer van de redelijke toerekening: toerekening (naar redelijkheid) van een gevolg aan de VD en
diens gedrag [Letale longembolie]: iemand werd aangereden door auto, je loopt hoofd-hersenletsel
op en daarna dood. Medisch rapport (van schouwarts): schedelbreuk en hersenkneuzingen SO had
niet noodzakelijkerwijs tot dood hadden hoeven leiden. Longembolie heeft laatste zetje gegeven tot
dood en HR vond dus dat de dood niet toegerekend aan VD kon worden. Dubbele negatieve
formulering: optreden longembolie is niet van dusdanige aard dat SO dood ging.
- Voorzienbaarheid speelt niet per se een rol meer
- Waardering van de feiten speelt een grote rol
- Vaag criterium (maar dat hebben alle causaliteitsleren)
[Bloedvergiftiging]
Leer van de redelijke toerekening. De beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat
tussen de door verdachte aan X toegebrachte messteek en de dood van X, dient te geschieden aan de
hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van het toebrengen van die messteek aan
verdachte kan worden toegerekend.
Toepassing (o.a.) complicerende schakels in causaliteitsketen
[Niet behandelde longinfectie]: vriend gaf vriendin een nekschot waardoor ze dwarslaesie kreeg en
vriendin verder moest leven als een kasplantje. Vervolgens kreeg ze een longinfectie en dit kon
verholpen worden met antibiotica maar vriendin wilde dit niet en stierf. VD vond het eigen schuld van
SO dat ze dood ging maar HR vond dat SO deze situatie gecreëerd heeft (buitengemeen letsel)
normatief gezien schuld VD (natuurkundig is dood schuld SO maar je bent dus afhankelijk van je SO).
[Causaliteit bij nalaten]: vader veroorzaakt letsel bij baby Demi maar vader zoekt vervolgens geen
medische hulp want anders zien ze dat Demi mishandelt wordt. Dit is Demi in hulpbehoevende
toestand laten (255 Sr) en een strafverzwarende omstandigheden (257 Sr) want Demi stierf. Vader