Taalbeschouwing – Marlies Ronner / M.ronner@hr.nl
1.0 TAALBESCHOUWING / INLEIDING TAALBESCHOUWING / 05/09/2023
In de week van 6 november schriftelijk tentamen.
In dit tentamen worden de beoordelingscriteria getoetst aan de hand van open vragen die op reproductie-,
toepassings- en inzichtsniveau zijn gesteld.
Groepspresentaties in week 6 en 7 voor en half punt extra bij de eindtoets:
Groepsopdracht: presenteer een hoofdstuk en elk groepslid beantwoordt individueel een vraag, bij voldoende
kwaliteit tellen we (de docenten) een halve punt op bij je eindresultaat van het schriftelijk tentamen.
BESPROKEN THEMAS PER LESWEEK
1. Introductie (hoofdstuk 1)
2. De taalgebruiker (hoofdstuk 2)
3. Taalverwerving (hoofdstuk 3)
4. Pragmatiek – discourse (hoofdstuk 4)
5. Pragmatiek – taalhandelingen (hoofdstuk 5)
WAT IS TAALBESCHOUWING?
Taalbeschouwing is het systematisch nadenken over vorm en betekenis van taal. Dat kan het systematische
verband tussen taalvormen en betekenissen betreffen, maar ook de invloed van individuele, sociaal-culturele
en historische factoren in een gegeven context, zowel op taalvormen, betekenissen als het verband
daartussen.
‘’WANNEER WIJ MENSENTALEN BESTUDEREN, BENADEREN
WE WAT MEN KAN NOEMEN ‘’DE ESSENTIE VAN MENS ZIJN’’,
DE ONDERSCHEIDENDE EIGENSCHAPPEN VAN DE GEEST,
DIE ZOVER WE HET WETEN, UNIEK ZIJN IN DE MENS’’ –
NOAM CHOMSKY (1928)
HOOFDSTUK 1(BOEK) : WAT IS TAAL?
Taal kun je categoriseren in:
- Dierentaal
- natuurlijke mensentalen (gesproken taal)
- kunsttalen (geconstrueerd).
DIERENTAAL
Dieren hebben bepaalde systemen om met hun soortgenoten te kunnen communiceren. Bijen gaan in rondjes
en vogels hebben kenmerkende klanken.
NATUURLIJKE TAAL – MENSENTAAL
Mensentaal is heel divers (gesprokentaal, gebarentaal).
, Taalbeschouwing – Marlies Ronner / M.ronner@hr.nl
EIGENSCHAPPEN VAN MENSENTAAL
Interactief men reageert op elkaar
Spontaan er kan elk moment taal gebruikt worden
Arbitrair de relatie tussen vorm en inhoud is willekeurig
Onafhankelijk van het ‘hier en nu’
KUNSTTAAL
Kunsttaal formele taal, moet compleet zijn anders is er niks uit op te maken.
Het grootste verschil tussen mensentaal en kunsttaal is dat mensentaal mee evalueert. Kunsttalen worden
gemaakt door mensen zelf, dit is er handmatig ‘’in gestopt’’. Maar je hebt bijvoorbeeld ook wiskundetaal,
programmeertaal. De laatste twee vallen onder kunsttalen.
Alle talen hebben vergelijkbare elementen.
Esperanto Het grootste verschil tussen mensentaal en kunsttaal is dat mensentaal mee evalueert. Kunsttalen
worden gemaakt door mensen zelf, dit is er handmatig ‘’in gestopt’’.
Espranto verschillen met natuurlijke taal
Espranto is een kunstmatig gecreëerde internationale taal. De taal is ontworpen door Lejzer Zamenhof.
- Veranderen amper
- Verwerving (kinderen)
Kunsttalen hebben een aantal kenmerken die gelijk zijn aan de eigenschappen van natuurlijke en menselijke
talen, zoals compositionaliteit en de arbitrariteit van het taalteken. Ze verschillen in ten minste twee opzichten
van natuurlijke talen
1. Ze veranderen over het algemeen niet in de loop van de tijd, terwijl natuurlijke talen ‘’levend’’ zijn.
Kunsttalen als bedachte, geconstureerde talen krijgen een vorm die over het algemeen niet of
nauwelijks verandert. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor Espranto.
2. Dit tweede verschil heeft te maken met eerder gesignaleerde gegeven dat kinderen een natuurlijke
taal over het algemeen verwerven van jongs af aan in directe interactie met hun omgeving, dit is bij
kunsttalen niet het geval.
Het doel van een kunsttaal is om volkeren van de aarde dichter tot elkaar te brengen.
COMPUTERTAAL
Computertaal verschillen met natuurlijke taal:
3. Altijd eenduidig (geen ambiguïteit) ambigu = dubbelzinnig
4. Laat minder info weg (context)
Computertaal zijn de talen waarin computerprogrammas zijn geschreven en waarin mensen instructies aan de
computer kunnen geven. Computertalen zijn niet ‘’ontstaan’’ maar gecreëerd. Het opvallendste kenmerk van
, Taalbeschouwing – Marlies Ronner / M.ronner@hr.nl
computertalen is dat er een vaste een-op-eenrelatie bestaat en zinnen probleemloos meerdere betekenissen
hebben.
Een tweede verschil tussen natuurlijke en formele talen is dat taalgebruikers in het algemeen alles weglaten
waarvan ze mogen aannemen dat de toehoorders dat zelf kunnen invullen, zoals bij een voetbalwedstrijd’’
‘’en toen schoot íe ‘m d’r in’’
Waar een mens de ‘’ie, d’r’’ zelf kan invullen is dit voor formele talen onmogelijk. Computers missen nou
eenmaal de kennis van de werkelijkheid o zichzelf de nodige aanvullingen te maken.
NON-VERBALE COMMUNICATIE
Non-verbale communicatie is de taal waar geen woorden of klanken aan te pas komen. In de mondelinge
communicatie tussen mensen wordt vaak gebruik gemaakt van niet-talige (non-verbale) middelen zoals
handgebaren, lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen enzovoorts.
Als mensen met elkaar praten zegt hun onderlinge afstand iets over hoe intiem ze zijn. Door onderlinge
afstand wordt een bepaalde betekenis overgedragen: hoe dichter des te intiemer of persoonlijker.
Non-verbale communicatie is beperkter dan verbale communicatie. Bepaalde gebaren hebben maar een
bepaalde betekenis. Er zijn maar heel weinig gebaren of andere non-verbale elementen. Het combineren van
gebaren, zodat ze samen een andere betekenis krijgen is niet mogelijk.
Met andere woorden: er is geen sprake van compositionaliteit (zie begrippenlijst)
Uiteraard kun je gebaren combineren maar de volgorde is irrelevant. Zoiets als een vaste structuur of
grammatica, wat juist zo kenmerkend is voor een taal, is er dus niet.
Talen = systemen van tekens (denk bijvoorbeeld ook aan tekens en borden)
DE TAAL IN ANDERE VORMEN DAN GESCHREVEN
Het begrip ‘’taal’’ kan ook kan ook worden gebruikt voor alles waarmee mensen een zekere betekenis
overdragen, denk bijvoorbeeld aan de taal van kleding en de taal van architectuur. Deze twee voorbeelden zijn
natuurlijk geen ‘’echte taal’’ maar je kunt hiermee wel een bepaalde boodschap overdragen. Een vrouw in een
keurig mantelpakje geeft een andere indruk dan een vrouw in spijkerbroek en t-shirt.
Deze twee voorbeelden zijn natuurlijk niet te beschouwen als eigen ‘’taal’’.
CULTURELE VRSCHILLEN
De bovenstaand beschreven afstand verschilt ook per cultuur. Over het algemeen staan mensen uit Arabische
landen veel dichter bij elkaar dan mensen uit West-Europese landen. Denk aan de afstand die Nederlanders
nemen in de lift; het liefst niet te dicht bij elkaar. Een ander voorbeeld is in de trein; mensen zijn geneigd de tas
naast de stoel van die van hun te zetten om er zo voor te zorgen dat er niemand naast hen gaat zitten.
1.4 VERSCHILLEN TUSSEN GESPROKEN TAAL EN GEBARENTAAL
Talen hebben een gemeenschappelijke basis maar ze kunnen in veel aspecten verschillen, met name wat
betreft hun structuur. Je kunt talen opdelen in de volgende twee grote groepen: gesproken talen en
gebarentalen.
, Taalbeschouwing – Marlies Ronner / M.ronner@hr.nl
De gesproken taal wordt geuit door het gebruik van de tong, de lippen en stembanden en wordt gehoord door
het oor. De gebarentaal maakt gebruik van een andere modaliteit (bepalingen/voorwaarden). Een gebarentaal
wordt gezien en gebaarders gebruiken vooral hun handen. Het gebruik van een bepaalde, bijvoorbeeld visuele
modaliteit (gebaren) kan gevolgen hebben voor de vorm van een taal. In gebarentaal worden woorden zoals
‘’weten’’ en ‘’plannen’’ in de buurt van het hoofd gemaakt. Vaak ontbreekt een duidelijk verband tussen de
vorm van het gebaar en de betekenis. Er lijkt een inhoudelijke relatie te bestaan tussen de vorm en de
gebaren.
Er is vaak geen arbitraire relatie tussen de vorm van het gebaar en de inhoud/betekenis. In dit opzicht zijn
sommige gebaren te vergelijken met de eerdergenoemde onomatopeeën (klank botsende woorden, zie
woordenlijst) zoals koekoek en miauwen.
Ondanks dat de gebaren met een hele duidelijke relatie tussen vorm en betekenis relatief klein is, is de
onderlinge verstaanbaarheid veel groter dan bij een gesproken taal!
1.5 TAALWETENSCHAP
Taal is van wezenlijk belang voor het functioneren van de mens. Wie mensen wil begrijpen moet ook taal als
verschijnsel begrijpen. Een belangrijk uitgangspunt van taalwetenschap is, net als in andere wetenschappen,
dat men zoveel mogelijk probeert te generaliseren. In de taalwetenschap probeert men onder meer regels op
te stellen die in staat zijn om te ‘voorspellen’ wat de mogelijke correcte zinnen van een taal zijn.
De hoofddoelstelling van taalwetenschap is om de grammaticale regels in een taal te expliciteren
1.6 VERSCHILLENDE GRAMMATICA’S
Of een zin (grammaticaal) fout is of niet is moeilijk te beantwoorden, dit heeft te maken met veel
veranderingen. Wat vroeger als juist beschouwd werd kan nu grammaticaal fout zijn, dat heeft veel te maken
met veranderingen.
Prescriptieve grammatica omschrijft hoe een taal gebruikt zou moeten worden. Een goed voorbeeld is een
doktersbriefje met voorgeschreven medicatie: de dokter vertelt jou precies wat je moet nemen, hoe vaak je
het moet nemen en hoe je het moet innemen. Vergelijkbaar met prescriptieve grammatica vertelt het je hoe je
moet spreken, welke taal je beter niet kan uitkramen. Prescriptieve grammatica heeft als doel mensen te leren
hoe ze (heel specifiek) een taal moeten gebruiken.
Tegenover descriptieve grammatica staat een grammatica niet beschrijft maar voorschrijft welke vormen van
een taal goed zijn en welke niet. In zulke grammatica’s worden alle veranderingen over het algemeen
beschouwd als een bedreiging van de ‘’pure’’ vorm van taal. Deze prescriptieve grammatica is dus per definitie
conservatief. (geschreven taal)