SAMENVATTING GEZONDHEIDSRECHT PERIODE 1
Rechten
Het begrip recht is niet eenvoudig te definiëren. Het woord heeft in heet spraakgebruik verschillende
betekenissen zonder dat deze geheel los van elkaar staan. Iemand kan recht hebben op loon, door
het recht iets opgelegd te krijgen en (on)recht (aan)gaan worden.
Opvattingen over recht wisselen en verschuiven. Voor een benadering van het rechtsbegrip is het
goed een onderscheid te maken tussen subjectief recht en objectief recht.
Een subjectief recht is een bevoegdheid of een aanspraak die iemand in een gegeven situatie in
redelijkheid heeft ten opzichte van een ander. Tegenover een subjectief recht van de een staat
steeds een verplichting van de ander.
Een objectief (of positief) recht is het complex van regels en voorschriften – rechtsregels inclusief die
over de procedures – dat vanuit een gemeenschap met een dwingend karakter aan burgers is
opgelegd.
Functie
Een functie van het recht is om de maatschappij te ordenen en regels op te stellen voor het geval er
conflicten ontstaat tussen mensen of tussen rechtspersonen. Een andere functie is om de zwakkeren
in de samenleving te beschermen tegen de overheid en tegen anderen.
Dat ordenen moet doelmatig en rechtvaardig gebeuren. Door vooraf bindende regels op te stellen,
weet iedereen waarmee hij rekening kan, en soms moet houden. Op die manier is het mogelijk om
vreedzaam samen te leven. Het recht moet in evenwichtige verhoudingen talloze belangen
beschermen, voorwaarden scheppen voor de ontplooiing van ieder mens, misstanden voorkomen
en rechtvaardigheid in de samenleving concretiseren.
Indeling van het recht
Publiekrecht en privaatrecht
Het Nederlandse objectieve (of positieve) recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld.
Een eerste onderscheid in het Nederlandse positieve recht is dat tussen publiekrecht en privaatrecht.
Het publiekrecht regelt de verhoudingen tussen de overheid en de maatschappij (de burgers) en
tussen de overheidsorganen onderling.
In het publiekrecht staat het algemeen belang van de samenleving als geheel voorop. Het wordt
traditioneel ingedeeld in:
1. Staatsrecht – bescherming van de burgers;
2. Bestuursrecht -omvat de regels die de overheid met de burgers in acht moet nemen;
3. Strafrecht – strafbare gedragingen;
4. Internationaal recht – doel EU-recht.
Tegenover het publiekrecht staat het privaatrecht. Het privaatrecht wordt ook wel burgerlijk recht of
civiel recht genoemd. Het privaatrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen personen, met inbegrip
van wat hun toebehoort. Het handelsrecht behoort ook tot het burgerlijk recht.
Materieel en formeel recht
Een tweede onderscheid is dat tussen materieel recht en formeel recht. Dit onderscheid geldt in het
publiekrecht en het privaatrecht. Zowel het publiekrecht als het privaatrecht kan dus n ader
opgesplitst worden in materieel recht en formeel recht.
, SAMENVATTING GEZONDHEIDSRECHT PERIODE 1
In het materieel recht zijn de bevoegdheden en verplichtingen van deelnemers aan het
rechtsverkeer vastgelegd. Het materieel recht is bedoeld om de verhoudingen in een gemeenschap
te ordenen en zodoende conflicten te vermijden. Het geeft de inhoud van het recht weer.
In heet formeel recht zijn de regels vastgelegd die bij het gerechtelijk procederen in acht moeten
worden genomen. Het formeel recht bestaat voor het grootste deel uit procesrecht; daarin is
bepaald op welke wijze een proces moet worden gevoerd. We onderscheiden het formele recht in
burgerlijk procesrecht, strafprocesrecht en bestuursprocesrecht.
In het burgerlijke of civiele rechtspraak worden onderlinge geschillen tussen (rechts) bronnen
behandeld. In de strafrechtspraak gaat het om de sanctie die de staat aan een overtreder van een
strafbepaling opgelegd wil zien.
Dwingend en regelend recht
Een derde onderscheid is dat tussen het dwingend recht en regelend recht.
Dwingend recht bevat regels waarvan niet mag worden afgeweken.
Regelend recht bevat regels waarvan kan worden afgeweken of die door partijen buiten toepassing
kunnen worden gelaten door zelf een andere regeling te treffen. Een ander woord voor regelend
recht is aanvullend recht.
Bronnen van het recht
Het is van belang te weten welke regels er op een bepaald moment in een bepaald omgeving gelden.
Mensen moeten immers ween waar ze zich aan behoren te houden. Daarom moet duidelijk zijn uit
welke ‘bronnen’ het recht voorkomt. De drie verschillende bronnen van het Nederlandse recht zijn:
Wetgeving;
Verdragen;
Jurisprudentie.
Wetgeving
De belangrijkste bron voor het recht is de wet. De Nederlands wetgeving omvat het geheel van
algemeen verbindende voorschriften. De wetgevende macht berust in Nederland bij de regering en
de Staten-Generaal (het parlement) gezamenlijk. Een wet is een regeling die wordt vastgesteld door
de hoogste wetgeven, dat is de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk.
Wet voorstel door Tweede Kamer: Tweede Kamer -> Eerste Kamer -> Ondertekening van koning(in)
en de betrokken ministers.
Tot stand komen van een wet:
Ministerraad -> Raad van Staten -> tweede kamer -> eerste kamer -> koning -> de verantwoordelijke
minister en minister van justitie -> dan staat het in het staatsblad.
Verdragen
Een verdrag is een publiekrechtelijke overeenkomst die Nederland met een andere
mogendheid/staat of met een verdragsorganisatie aangaat.
Jurisprudentie
Onder jurisprudentie of rechtersrecht verstaan we de min of meer stabiele rechterlijke oordelen
over de uitleg of toepasselijkheid van wettelijke of verdragsregels die naar aanleiding van concrete
beslissingen geformuleerd en doorgaans door de hoogste rechten op een bepaald rechtsgebied
getoetst zijn.
, SAMENVATTING GEZONDHEIDSRECHT PERIODE 1
Grondrechten
Grondrechten zijn fundamentele mensenrechten de belangrijkste bouwstenen van het recht. Ze
vormen een belangrijke leidraad in het staatsbestel en zijn in verdragen waar Nederland bij is
aangesloten, zoals het EVRM en het IVBPR en in de Grondwet vastgesteld. Er kan een onderscheid
gemaakt worden tussen klassieke grondrechten en sociale grondrechten.
Klassieke grondrechten
Onder klassieke grondrechten verstaan we die rechten van individuen waarop staatsorganen – in
beginsel – geen inbreuk op mogen maken. De Nederlandse Grondwet verleent deze bescherming –
behoudens wettelijke beperkingen en uitzonderingen – onder meer de vrijheid van godsdienst of
levensovertuiging, de persvrijheid, de vrijheid van openbare meningsuitingen, de vrijheid van
onderwijs, het recht tot vereniging, vergaderingen en betoging, de bescherming van persoonlijke
levenssfeer, de onaantastbaarheid van het lichaam, het huisrecht, het brief-, telefoon- en
telegraafgeheim, het privé-eigendom en de persoonlijke vrijheid.
Sociale grondrechten
Deze grondrechten zijn er niet om elementaire vrijheden te beschermen, maar om te vervorderen
dat de mens zich in en dankzij de samenleving zo veel mogelijk kan ontplooien. Zij zijn geformuleerd
vanuit de visie dat de overheid tot taak heeft zo goed mogelijk voor het welzijn van haar onderdanen
te zorgen. De sociale grondrechten verplichten de overheid om op bepaalde terreinen een actief
beleid te voeren. In tegenstelling tot de klassieke grondrechten zijn de sociale grondrechten echter
niet als subjectief recht geformuleerd.
De overheid is verplicht zich bezig te houden met:
De bevordering van voldoende woon- en werkgelegenheid;
De bestaanszekerheid van de bevolking en de spreiding van de welvaart;
De bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu;
Het onderwijs.
De overheid is door de grondwet ook gehouden om:
Maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid;
Voorwaarden te scheppen voor maatschappelijke en culturele ontplooiing alsmede
vrijetijdsbesteding.
Ten slotte schrijft de Grondwet voor dat er bij wet regels gesteld moeten worden over onder meer:
De rechtspositie van degenen die arbeid verrichten, hun bescherming daarbij en hun
medezeggenschap;
De aanspraken op sociale zekerheid;
Het recht op bijstand van overheidswege voor wie niet in eigen levensonderhoud kan
voorzien.
Met de opname in de grondwet van de sociale grondrechten is de overheid een actieve,
welzijnsbevorderende functie toebedeeld. De burger kan daar geen directe claim aan ontlenen.
, SAMENVATTING GEZONDHEIDSRECHT PERIODE 1
Rechtspleging
Onder rechtspleging wordt verstaan het geheel van regels met betrekking tot de organisatie van de
rechtspraak en de wijze waarop een proces verloopt.
Rechtspraak in civiele en strafrechtzaken heeft plaats op drie lagen:
Hoge Raad In cassatie gaan
Gerechtshoven
In hoger beroep gaan
Rechtbanken
In Nederland zijn er nu elf rechtbanken. Daarnaast zijn er vier gerechtshoven en is er één Hoge Raad.
Het OM is een staatsorgaan dat als voornaamste taken heeft: het geven van leiding bij de opsporing
van strafbare feiten, het vervolgen (voor de rechter brengen) van verdachten en het uitvoeren van
strafvonnissen. Bij het OM ligt de beslissing om iemand al dan niet strafrechtelijk te vervolgen. Ook
buiten de strafrechtspraak heeft het OM een aantal taken, onder meer in het kader van gedwongen
opnemingen in een psychiatrisch ziekenhuis en – in bepaalde omstandigheden – bij verzoeken om
curatele, onderbewindstelling en mentorschap.
Natuurlijke personen en rechtspersonen
De mens is van nature een rechtssubject, vandaar dat mensen als natuurlijke personen worden
aangeduid. Een rechtspersoon is een organisatie die als juridische eenheid (rechtssubject) opereert
en eigen rechten en verplichtingen heeft die los staan van de rechten en verplichtingen van de
eigenaar of bestuurder. Bijvoorbeeld: de vereniging, de stichting, de nv en de bv
Procesrecht
Rechtspleging omvat ook de regels die bepalen hoe een proces dient te verlopen.
In het burgerlijk procesrecht is bepaald op welke wijze een civiele procedure moet verlopen. Het
strafprocesrecht omvat alle regels die in acht genomen moeten worden vanaf het constateren van
een strafbaar feit tot en met de berechting daarvan. In het bestuursprocesrecht is bepaald op welke
wijze door een burger opgekomen kan worden tegen een besluit van een bestuursorgaan.
, SAMENVATTING GEZONDHEIDSRECHT PERIODE 1
Gezondheidsrecht
Prof. Dr. H.J.J. Leenen omschrijft het gezondheidsrecht als ‘het geheel van rechtsregels dat betrekking
heeft op de zorg voor de gezondheid en de toepassing van overig burgerlijk, bestuurs- en strafrecht in
dat verband’. Alle rechtsregels die betrekking hebben op de gezondheidszorg vallen onder het
gezondheidsrecht.
Functie
Het gezondheidsrecht tracht onder meer de rechten van personen in de gezondheidszorg te
beschermen. De regels van het gezondheidsrecht trachten echter ook te ordenen. De grondrechten
zorgen voor een gelijkwaardige behandeling en zorgen ervoor dat iedereen recht heeft op een gelijke
behandeling.
Bronnen
Wetgeving
Verdragen
Rechtspraak
Rechtspleging
Rechtspleging:
- Regionale tuchtcolleges en Centraal tuchtcollege (wet-BIG)
- Geschillencommissie Zorginstellingen (Wkkgz)
- Klachtencommissies (Wkkgz)
- Scheidsgerecht gezondheidszorg
Een procedure rond schadeclaim na een verkeerde behandeling zal op dezelfde wijze worden
gevoerd als elke andere civielrechtelijke procedure. Datzelfde geldt voor strafrechtelijke procedures
en zaken die door de bestuursrechter worden behandeld.
, SAMENVATTING GEZONDHEIDSRECHT PERIODE 1
Aansprakelijkheid
Door aansprakelijkheid verbindt het recht gevolgen aan het maken van fouten ten laste van degene
die fout maakt of daarvoor medeverantwoordelijk is. Verantwoordelijkheid is een voorwaarde voor
aansprakelijkheid. Je kunt alleen aansprakelijk gesteld worden voor dingen waar voor je
verantwoordelijk bent.
Er zijn drie soorten aansprakelijkheid:
1. Civielrechtelijke aansprakelijkheid
o In de relatie tussen (rechts)personen
2. Strafrechtelijke aansprakelijkheid
o In de relatie tussen de gemeenschap en (rechts)personen.
3. Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid
o In de relatie tussen professionals/beroepsgenoten
Civielrechtelijke aansprakelijkheid (in de relatie tussen (rechts)personen)
Een persoon is civielrechtelijk aansprakelijk als een ander door diens verwijtbare fout schade heeft
geleden. Relatie tussen de schade en de gebeurtenis waar de schuldenaar aansprakelijk voor is.
Schadevergoeding wordt doorgaans – een strafrechtelijk uitzonderding daargelaten – via het civiele
recht geregeld. De volgende typen schade komen in aanmerking:
1. Materiële schade (vermogensschade)
2. Immateriële schade (ander nadeel)
Materiele schade: vermogensschade
Het gaat om geleden verlies en gederfde winst (verlies van verdiencapaciteit), maar ook om de
redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade, redelijke kosten die nodig zijn om de
schade en de aansprakelijkheid vast te stellen en redelijke kosten die gemaakt zijn om de voldoening
van de schade te krijgen. Kortom geleden schade, gederfde inkomsten en onkosten.
Immateriële schade: smartengeld
Immateriële schade – ook wel smartengeld genoemd – kan alleen worden toegekend voor zover de
wet dat bepaalt. Er zijn drie limitatieve gronden. Op grond daarvan kan immateriële schade vergoed
worden:
Indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
Indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is
geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
Indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en
toegebracht is aan de partner of bloedverwant.
Bij het toekennen van smartengeld gaat het aldus om bijvoorbeeld verdriet dat iemand heeft
geleden, pijn of ongemak door extra ziekenhuisdagen.
Gronden voor schadevergoeding
Als iemand schade heeft geleden dan geldt in beginsel dat hij die schade zelf dient te dragen. In het
civiel recht is dat de hoofdregel. Alleen als daar een grond voor is, kan de schade op een ander
worden verhaald. Voor een civielrechtelijke schadevergoeding is het beginsel noodzakelijk dat de
eiser bewijst dat hij schade heeft geleden en dat er een grond is voor vergoeding.
De twee mogelijke grondslagen voor een vordering tot schadevergoeding zijn;
1. Het niet-nakomen van een verbintenis uit een overeenkomst (wanprestatie);
2. De onrechtmatige daad.