DEELTIJD HOORCOLLEGE 2
PAND
Art. 3:227: het recht van pand en het recht van hypotheek zijn beperkte rechten, strekkende om op de
daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere
schuldeisers te verhalen. Is het recht op een registergoed gevestigd, dan is het een recht van hypotheek; is
het recht op een ander goed gevestigd, dan is het een recht van pand.”
- Het is dus een beperkt, afhankelijk en een verhaalsrecht.
- En je kan dat doen met voorrang
Eenvoudigste situatie: is ook wel de situatie met 1 schuldenaar en 1 schuldeiser. Er is een bestaande
vordering en tot zekerheid van die bestaande vordering wordt er op een bestaand goed (denk aan een auto)
een pandrecht gevestigd.
1 bestaande gesecureerde vordering
1 bestaand verpand goed (bv. auto, vordering)
Complexere situaties:
I. meerdere gesecureerde vorderingen
II. gesecureerde vordering bestaat nog niet
III. combinatie van bestaande en nog niet bestaande gesecureerde vorderingen
IV. meerdere verpande goederen
V. verpand goed bestaat nog niet (‘toekomstig’)
VI. combinatie van bestaande en nog niet bestaande verpande goederen
In dit hoorcollege de situatie IV t/m VI
Inleiding voorbeeld:
A is een ondernemer heeft geld nodig en stapt naar de bank (B). A krijgt van de bank een lening of een
krediet, dus A krijgt het geld ter beschikking gesteld en als gevolg daarvan heeft de bank een
vorderingsrecht op A tot terugbetaling. B loopt nu natuurlijk het risico dat A niet tot betaling overgaat, dus wat
zegt de bank: “Ik wil een zekerheid bedingen” en de bank vestigt een pandrecht op bijvoorbeeld de auto van
A. Dit betekent dat wanneer A de lening of het krediet niet tijdig terugbetaalt aan B of helemaal niet
terugbetaald, de bank tot verkoop van die auto kan overgaan en zich kan verhalen op de verkoopopbrengst.
De Bank heeft dus een pandrecht gevestigd op de auto van A.
Meest simpele voorbeeld, maar het kan ook zo zijn dat er meerdere vorderingen bestaan:
IV. Meerdere verpande goederen
De doorgetrokken lijn = bestaande vorderingen
De stippellijn = toekomstige vorderingen
A heeft een vordering op B en wilt tot zekerheid van die
vorderingen wilt A een pandrecht. Kan A een pandrecht
vestigen op de rode auto, maar de bank kan daar geen
genoeg mee nemen, omdat de waarde van de vorderingen
zo groot is, dat het de waarde van de rode auto overstijgt.
Dan wilt de bank dat er een pandrecht wordt gevestigd op
meerdere goederen waarvan de totale waarde minstens
gelijk is aan het bedrag van de vorderingen.
En is het dus perfect mogelijk dat B niet alleen zegt dat hij naast de rode auto, ook de oranje auto heeft. Je
kan dus tegen zekerheid van die vorderingen meer dan 1 goed in pand geven.
,B kan ook nog zeggen ‘ik heb die auto’s, en die geef ik al in pand’ en de bank zegt dat het nog altijd niet
voldoende is voor ons. En dan zegt B ‘ik heb nog altijd geen andere auto’s in mijn garage staan, maar nog
wel een aantal vorderingen opstaan op schuldenaren van mij en die kan ik dan ook aan pand aan u geven.’
Het is dus mogelijk om een pandrecht op meerdere goederen te vestigen.
V. Verpande goed(eren) bestaan nog niet
A heeft een vordering op B. En A gaat akkoord met de lening
die hij aan B toestaat, maar ik moet wel een zekerheid hebben,
hij wilt zeker zijn dat als B niet betaalt dat hij een goed heeft die
hij kan verkopen. En B zegt dat het problematisch is, want hij
heeft niks in zijn vermogen waarop A een pandrecht zou
kunnen vestigen, maar B vertelde dat hij een auto had besteld
die binnen een aantal weken wordt geleverd en kan er daarop
geen pandrecht worden gevestigd?
Dus de vraag is of er op een toekomstige auto waarvan B nog
helemaal geen eigenaar is, en die fysiek misschien nog niet
bestaat omdat hij nog gemaakt moet worden, kan die in pand
worden gegeven aan de schuldeiser?
Nu gaan we specifiek naar de vraag kijken ‘kan op toekomstige goederen een pandrecht worden gevestigd?’
- Het is hiervan belang om een onderscheid te maken tussen toekomstige zaken en toekomstige
vorderingen.
Bepaalbaarheid: er is een vereiste bij verpanding van de bepaalbaarheid (artikel 3:231 lid 2). Stel de Bank
heeft 3 vorderingen op A en de bank zegt dat hij een pandrecht wil vestigen op de auto. Maar ze laten
daarbij na te verduidelijken tot zekerheid waarvoor welke vordering dat gebeurt. Is dat pandrecht gevestigd
voor vordering 1, 2 of 3? Dat weten we niet op dit moment, dus de wetgever heeft aangegeven dat dit
vermeden moet worden. We moeten vermijden dat er situaties ontstaan waarin het onduidelijk is waarvoor
het pandrecht kan worden uitgeoefend. Daarom moeten de vorderingen waarvoor het pandrecht wordt
gevestigd bepaalbaar zijn. Het moet duidelijk zijn op het moment dat B de auto wil verkopen moet het
duidelijk zijn tot zekerheid van welke vorderingen dat pandrecht is gevestigd. Dat is de eis van
bepaalbaarheid.
Dit is de bepaalbaarheidseis van de vordering waarvoor je het pandrecht gevestigd
De bepaalbaarheidseis van de 3 arresten gingen over de bepaalbaarheid van de vorderingen waarop je
het pandrecht vestigd.
PAND: TOEKOMSTIGE ZAKEN
Toekomstige zaken: Dit is een begrip waarin 2 invullingen kunnen worden aangegeven.
Absoluut toekomstige zaken = bestaan nog niet
Relatief toekomstige zaken = bestaan wel, maar bevinden zich nog niet in het vermogen van de
pandgever.
Absoluut toekomstige zaken zijn zaken die in zijn geheel nog niet bestaan, denk aan de auto die nog volledig
gemaakt moet worden in de fabriek. Dit is gewoon een zaak die fysiek nog niet bestaat.
Relatief toekomstige zaken, hierbij is het anders, dit is een zaak die al wel bestaat, maar die bevindt zich nog
niet in het vermogen van de pandgever, denk aan de auto die besteld is en die is klaar in de fabriek, maar
die is nog niet geleverd aan de koper, en bevindt zich dus nog niet in het vermogen van de koper.
, Wat gaat het gevolg zijn van die toekomstigheid wanneer die koper op die auto, die officieel nog niet bestaat
maar wel bestaat maar alleen nog niet in het vermogen van de koper, een pandrecht wilt vestigen. → Welk
fundamenteel probleem is er dan aan de hand?
Ook bij pandvestiging geldt OTLB. → Hier is de beschikkingsbevoegdheid het probleem, want die
auto bevindt zich nog niet in het vermogen van B, en dat betekent dat je je er ook nog niet over kan
beschikken. Want je kan alleen over dingen beschikken die je al hebt, die zich al in uw vermogen
verbinden.
Hier is dus het probleem van beschikkingsonbevoegdheid
Het is hier dus einde verhaal voor de bank en B. B kan gewoon die toekomstige auto’s niet in pand
geven. De partijen moeten wachten tot B beschikkingsbevoegd is, en dat is hij wanneer die auto aan
hem geleverd is en er dus een overdracht heeft plaatsgevonden.
Partijen zouden dan eigenlijk weer met elkaar om de tafel moeten gaan zitten en een pandrecht
vestigen.
Maar: waar heeft de wetgever in een kleine uitzondering voorzien? Want de wetgever heeft gezegd ‘kijk
bank en persoon B, u moet wel voor het vestigen van dat pandrecht wachten totdat die auto in het vermogen
van persoon B zit, maar dat betekent niet dat u nu niks kunt doen en moet afwachten.
- U kunt in de afwachting van het beschikkingsbevoegd worden van B, kan je al iets doen waardoor de
dingen later allemaal sneller zullen verlopen
Je kunt nu al de vestigingshandeling stellen in afwachting in het beschikkingsbevoegd worden van de
pandgever. Je kunt dus nu al de vereiste handeling stellen die nodig is om het pandrecht te vestigen en dan
kan je gaan afwachten op de beschikkingsbevoegdheid van B. en op dat ogenblik zijn alle vereisten van
OTLB vervult en zal het pandrecht automatisch tot ontstaan komen. Dit is pandrecht bij voorbaat.
- Dit is misschien een misleidende term, omdat die term de indruk zou kunnen wekken dat het mogelijk
is om al op voorhand een pandrecht tot stand te brengen op een toekomstig goed en dat is dus niet zo.
- Het enige dat je kunt doen is al het vereiste ‘de vestigingshandeling’ al op voorhand stellen, maar het
pandrecht zal effectief ontstaan op het ogenblik dat die pandgever beschikkingsbevoegd wordt en dus
OTL(V)B vervuld is.
Artikel 3:97 BW: Je kan vandaag al OTV in orde brengen en dan wachten, wachten totdat bijvoorbeeld de
auto wordt geleverd bij A en dan komt het pandrecht zodra het in de macht van A is, automatisch in orde.
Vandaag is het bijvoorbeeld 20 oktober en ze maken de OTV in orde, maar op 1 december wordt de auto
geleverd. Op 1 december kan dan de bank pas zeggen dat hij een pandrecht heeft op de auto van A. Want
het is pas zodra alle 4 de vereisten zijn vervuld, dan pas is er een pandrecht gevestigd.
Dit artikel zegt dus dat je in afwachting van beschikkingsbevoegdheid de OTV in orde kan brengen en dat
je dan kan wachten totdat de pandvestiger beschikkingsbevoegd wordt en dan komt het pandrecht
automatisch tot stand.
PAND: TOEKOMSTIGE VORDERINGEN
Bij toekomstige vorderingen heb je:
Enkel toekomstige vorderingen = bestaan nog niet, maar rechtsverhouding waarbinnen zij zullen
ontstaan wel
Dubbel toekomstige vorderingen = bestaan nog niet en rechtsverhouding waarbinnen zij zullen
ontstaan ook niet
Bij categorieën van vorderingen bestaan nog niet, maar het verschil is gelegen in het wel of niet bestaan van
de rechtsverhouding waarbinnen die toekomstige vorderingen zullen ontstaan.
Enkel toekomstige vordering
Dit is een vordering die vandaag nog niet bestaan, maar de rechtsverhouding (dus het contractuele kader
waarbinnen die zullen ontstaan) dat bestaat al wel.