HOORCOLLEGE 2 MATERIEEL STRAFRECHT
CAUSALITEIT
We gaan het dit hoorcollege hebben over causaliteit en strafuitsluitingsgronden.
VOORBEELD:
Een 50-jarige vrouw heeft bij de Amsterdamse rechtbank drie jaar gevangenisstraf tegen zich horen eisen
voor het zwaar mishandelen van haar 44-jarige ex-man vorig jaar juni hetgeen zijn dood tot gevolg zou
hebben gehad. De man overleed op weg naar het ziekenhuis, nadat de ambulance waarin hij werd
vervoerd frontaal op een andere auto botste en over de kop sloeg. Uit sectie bleek dat de bij dit ongeval
opgelopen schedelfractuur de doodsoorzaak was, alhoewel de door de vrouw toegebrachte
verwondingen eveneens hadden kunnen leiden tot zijn dood. De vrouw en de man hadden ruzie over de
verdeling van de echtelijke boedel. De rechter doet over twee weken uitspraak.
Wat zit hier allemaal in? Als we het helemaal gaan ontleden, kunnen we het gaan hebben over, wat
bijvoorbeeld zware mishandeling is. Wat maakt een mishandeling zwaar ten opzichte van eenvoudige
mishandeling. Maar hier staat met de name de vraag centraal:
Wat is de doodsoorzaak? Wie is de dader?
OVERZICHT VAN VANDAAG
a) Essentie
b) Toepasselijke delicten
c) Causaliteitsleren of –theorieën
d) Jurisprudentie/toepassing
ESSENTIE
De essentie is terug te brengen naar de vraag tussen de band tussen de oorzaak en gevolg.
Betekenis van causaliteit
Oorzakelijkheid, d.w.z. de band tussen oorzaak (strafrechtelijk relevante gedraging) en (strafrechtelijk
relevant) gevolg.
Relevantie voor het strafrecht
Strafbaarstellingen knopen heel vaak bij zo’n gevolg aan: strafbaar wegens doodslag doordat het
handelen de dood ten gevolg heeft gehad. Daarin wordt zichtbaar dat strafbaarstellingen gaan over de
maatschappelijke manifestatie van iemands handelen (normschendend karakter).
Causaal verband maakt dat iemand strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld doordat diens
handelen een bepaald gevolg heeft verwezenlijkt.
Daarmee is causaliteit een onderdeel van de delictsomschrijving.
Causaliteit zit eigenlijk in de eerste vraag van artikel 350 Sv. Dat is namelijk de vraag wie de
dader is en dat is de eerste vraag naar de bewezenverklaring, dus wat kan wettig en overtuigend
bewezen worden verklaard?
Causaliteit is deel van de delictsomschrijving. Dus wettig en overtuigend te bewijzenonderdeel van de
tenlastelegging: eerste vraag van 350 Sv!
Kelk/de Jong, par. 5.2.: wie is de dader?
,Op de vraag wie de dader is, is normaliter geen probleem. Maar...er zijn uitzonderingen; waarin er ‘iets’ is,
iets gebeurt tussen de handeling en het intreden van het gevolg.
Het wordt interessant bij de uitzonderingen, dus dan moet je gaan kijken wat er is gebeurd. In
Kelk/De Jong wordt er hiernaar gekeken en nemen ze zelfs een stap buiten het strafrecht.
Voorbeeld:
Kelk/de Jong: bijv. een ‘ondeskundige operatie’. Geldt dan de dood nog als gevolg van de gedraging in
strafrechtelijke zin? Dus op weg naar strafbaarheid, niet naar schadevergoeding of toepassing tuchtrecht
o.i.d.
Geldt deze ‘gedrager’ strafrechtelijk (in de zin van een bepaalde delictsomschrijving) als veroorzaker van
het gevolg? Mag hij als zodanig gelden?
Dus geldt degene die deze gedraging heeft verricht (dus de gedrager) strafrechtelijk in de zin van
een bepaalde delictsomschrijving als veroorzaker van het gevolg?
TOEPASSELIJKE DELICTEN
Ter invulling is het makkelijk om een voorbeeld hier erbij te gebruiken. Voorbeeld:
Iemand schiet met een vuurwapen en brengt een ander om het leven. Dit is typisch een delict waarbij
causaliteit een rol speelt.
Causaliteitsvraagstukken spelen minder vaak een rol bij formele delicten, dus handelingsdelicten.
Immers bij een handelingsdelict als diefstal, dan is die tijdspanne, tussen de gedraging die is
verricht en de gedraging die strafbaar is gesteld, niet zo groot. Daarin kan weinig als het ware aan
andere omstandigheden optreden.
Dat is een ander geval bij de gevolg delicten, dus de materiële delicten, die tijdspanne is veel
groter. Iemand kan namelijk een persoon mishandelen, het slachtoffer komt niet direct te
overlijden, maar komt later te overlijden, omdat er in die tijdspanne nog andere factoren hebben
meegespeeld en er dus andere handelingen zijn verricht door verschillende mensen. Hoe is dan
om te gaan met causaal verband?
We hebben dus nu de materiële delicten (gevolg) en formele delicten (handeling) gehad maar er is een 3 e
vorm, namelijk door het gevolg gekwalificeerde delicten.
Dit gaat over een extra strafverzwarend gevolg dat wordt meegenomen in de delictsomschrijving.
Kijk bijvoorbeeld naar:
o Artikel 302 lid 1 Sr, zware mishandeling als gevolg delict, dus een equivalent van doodslag
en
o Artikel 302 lid 2 Sr zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend
Dus dan is de dood een strafverhogend gevolg wat de wetgever in 302 heeft
opgenomen waarbij het opzet niet gericht hoeft te zijn op dat extra gevolg
Wat doet het met causaal verband?
Opzet is bij artikel 302 Sr nodig op de zware mishandeling, maar niet op het extra gevolg ‘de dood’. Die
dood is als strafverzwarend gevolg geobjectiveerd, vandaar ook de term ‘door het gevolg gekwalificeerde
delicten’.
, Dan is het geobjectiveerd, dus onttrokken aan de opzet en dat causaal verband die makkelijk kan
worden vastgesteld op het moment dat het opzet op de mishandeling dan loopt het causaal
verband daar als het ware in mee.
En dat kan niet bij artikel 302 lid 2 Sr, want er is geen opzet nodig op dat extra gevolg de dood.
Dus causaliteit kan niet mee lopen met het bestanddeel opzet. Het gaat dus specifiek om de
causaliteit.
Anders bij door het gevolg gekwalificeerde delicten, want dan geen opzet/culpa vereist ten
aanzien van het ‘extra’ gevolg, dus causaliteit sec beoordelen.
Opzet/culpa een bestanddeel? Dan gaat causaliteit daar meestal achter ‘schuil’; loopt als het ware mee
met de bewezenverklaring.
CAUSALITEITSLEREN OF –THEORIEËN
Wie mag dus als de dader gelden, die normatieve vraag. Wie mag als de dader gelden bij bijvoorbeeld
dus bij artikel 302 lid 2 Sr situatie bij zware mishandeling met de dood ten gevolge hebbende.
Er zijn 4 leren te ontdekken, maar de 4e is de huidige leer. In werkcollege en webcast reeds behandeld,
dus wordt hier voorondersteld. Bij de 3e leer zijn er verschillende interpretaties mogelijk.
1. Leer van de conditio sine qua non
2. Leer van de causa proxima
3. Leer van de adequate veroorzaking
(Kelk/de Jong: is daarbij de handeling adequaat voor het gevolg? Ook wel: was het gevolg te
voorzien? Objectief of subjectief voorzienbaar?)
4. Leer van de redelijke toerekening
(Kern: is het gevolg redelijkerwijs aan de verdachte toe te rekenen?)
REDELIJKE TOEREKENING
Dit is de huidige leer. En dit is een overkoepeling van de andere 3 leren die hierboven staan. Alles zit er
als het ware wel in, alleen het wordt gevat in een toerekening vraagstuk.
Is het gevolg dat is opgetreden redelijkerwijs aan de verdachte toe te rekenen?
Denk bijvoorbeeld aan de dood, is dan het gevolg (de dood) dat is opgetreden redelijkerwijs
aan de verdachte toe te rekenen?
Je gaat dus kijken naar het gevolg en je gaat terug redeneren naar de oorzaak. Dus terug redeneren naar
degene die de oorzaak als het ware heeft verricht. Die hij met een bepaalde handeling heeft gerealiseerd.
Deze open benadering, het toerekeningsvraagstuk, laten we ruimte voor een normatief oordeel, maar het
laat ook ruimte voor onverwachte gebeurtenissen.
Voorbeeld: als we terugkijken naar het voorbeeld casus, dus een mevrouw mishandelt op een zware
wijze haar ex man, daarna is er een auto-ongeval, dan laat het, als het ware, ruimte om te kijken of je
over die gebeurtenis van het ongeval heen zou kunnen stappen en toch terug te redeneren naar de
veroorzaker van die zware mishandeling, dus de vrouw.
Het laat dus ruimte, omdat je uitgaat van het gevolg en je gaat terug redeneren naar een
handeling van de verdachte op zitting. En de verdachte die wij in de casus presenteren.
Omdat je daar dus overheen kan stappen, en je het dus kunt toerekenen is het dus een open
criterium. Dus een open leer.