HOORCOLLEGE 1 WEEK 1
Wat is verbintenissenrecht?
Waar gaat het bij het verbintenissenrecht om?
Wetstechniek: het gaat om hoe je de wet kan gebruiken
Systematiek, maar ook moraal, actueel, afwegen en argumenteren
Het verbintenissenrecht behoort tot het vermogensrecht: gaat over ‘vermogen’, iets dat dus een waarde
vertegenwoordigt. Dat vermogensrecht bestaat uit:
Relatie persoon tot een goed (Boek 3 en 5)
Goederen en insolventierecht
Relatie persoon tot een persoon (Boek 3, 6 en 7)
Verbintenissenrecht: contract en onrechtmatige daad
Maar geen strikte scheiding tussen het goederen- en verbintenissenrecht.
Verbintenissenrecht behoort tot het privaatrecht
Personen-, familie en erfrecht (boek 1 en 4)
Rechtspersonenrecht (Boek 2)
Algemeen vermogensrecht (Boek 3,5 en 6)
Verbintenissenrecht
Goederen- en insolventierecht
→ Bij de laatste 2 genoemde vakken behoort ook het burgerlijk procesrecht, dat is blok 2.3. Het gaat erom
dat je wel allemaal rechten hebben, maar hoe ga je het recht krijgen? Hoe moet je een procedure beginnen
en welke bewijslasten gelden er?
Privaatrechtelijke ketting
Dus de komende 3 blokken bestaan uit privaatrecht: verbintenissenrecht, goederenrecht en procesrecht. Zij
vormen een juridische ketting: zijn met elkaar verweven.
Maar wat is een verbintenis en hoe raakt men verbonden?
Art. 6:1 heeft het over verbintenissenrecht. En een verbintenis impliceert dat je met iemand verbonden bent
en dat je tot iets verplicht bent (passieve zijde)
De rechten die je hebt als je een verbintenis hebt, dan is dat een verplichting en daar staat dan een recht
tegenover en je hebt dan dus recht op iets. Dus tegenover (hierboven) staat dat jegens iemand dan recht op
iets hebt (actieve zijde). Dat is een vorderings- en vermogensrecht. → art. 3:6
Maar hoe raakt men dan verbonden? (Art. 6:1)
“Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit.”
De woorden ‘slechts’ en ‘voortvloeit’ vallen op.
En er zijn een aantal bronnen voor een verbintenis. Je kan dus verbonden worden als je een
contract sluit.
Dus door zelf een verbintenis aan te gaan (rechtshandeling, art. 3:33, 3:35, 6:213 en 6:217)
→ contract/overeenkomst
Een andere bron van verbintenissen, is de wet. De wet verbindt aan een handelen of situatie
een verbintenis. Art. 6:162: onrechtmatige daad, art. 6:198: zaakwaarneming, art. 6:203:
onverschuldigde betaling en art. 6:212: schadevergoeding.
Een verbintenis staat niet gelijk aan een overeenkomst.
,HOORCOLLEGE 2 WEEK 2
PRECONTRACTUELE FASE
Het belangrijkste beginsel van het contract recht is het contractsvrijheid. Dit staat niet in het wetboek. Dit
beginsel houdt in dat je vrij bent om een overeenkomst aan te gaan en ook vrij bent om hem niet aan te gaan
en dat je vrij bent om daar de inhoud aan te geven die je wilt en ook om je contractspartner te kiezen.
De wet zegt wel dat er contractsvrijheid is, maar art. 6:2 zegt ook dat schuldeiser en schuldenaar zich
moeten gedragen overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid naar elkaar toe.
Dit artikel zegt dus dat pas als jij schuldeiser of schuldenaar bent en dus als je al verbonden bent,
dat je dan pas je moet gedragen overeenkomstig redelijkheid en billijkheid.
Dit heeft dus wel verband met het contractsvrijheid beginsel, want voordat je verbonden bent kan je
doen en laten wat je wilt, maar zodra je eenmaal verbonden bent moet je je wel fatsoenlijk gedragen.
Maar als die contractuele band er nog niet is, wat is er dan wel? → Precontractuele fase en
Baris/Riezenkamp is het begin van de precontractuele fase.
BARIS/RIEZENKAMP (R.O. 78)
HR: “dat immers partijen, door in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst, tot elkaar
komen te staan in een bijzondere, door de goede trouw beheerste, rechtsverhouding, medebrengende, dat
zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij”.
Dus kortom:
Door met elkaar in onderhandeling te treden (1), komen partijen tot elkaar te staan in een bijzondere
door de goede trouw beheerste rechtsverhouding (2)
Hetgeen meebrengt dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde
verwachtingen van de wederpartij.
Dus als je gaat onderhandelen, dan kom je met elkaar in een bijzondere relatie te staan. Je mag dus
niet zomaar alles doen, je moet wel kijken naar de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.
PLAS/VALBURG DOCTRINE (R.O. 80)
Niet verplicht, maar wat er in het boek staat hierover telt nog steeds
De gevolgen van het afbreken van onderhandeling zijn afhankelijk van het ‘stadium’ waarin partijen verkeren.
Er zijn 3 fases in het onderhandelingsproces:
1. Afbreken mag ongestraft (contractvrijheid)
2. Afbreken mag, mits vergoeding negatief belang (in de regel: kostenvergoeding)
3. Afbreken mag niet meer (dooronderhandelen, positief contractbelang vergoeden), namelijk ‘wanneer
wederpartij mocht vertrouwen dat enigerlei contract tot stand zou komen’
Stel je zou afbreken, dan moet je veel geld betalen
Positief contractbelang: je moet dan de wederpartij in de situatie brengen alsof er
een overeenkomst was. Dus dat betekent ook dat je de gederfde winst moet
vergoeden. Het is wel dubbel, want er is officieel geen overeenkomst maar je moet
de wederpartij wel brengen als ware wel een overeenkomst.
CBB/JPO WEL VERPLICHT
JPO onderhandelt een jaar met CBB over de aanschaf van grond voor CBB. Dus JPO is degene die namens
CBB onderhandelt over de aanschaf van grond en JPO heeft daarvoor gesprekken met de gemeente
Arnhem en dat duurt lang. Hierdoor staakt CBB de samenwerking en contracteert zelf met de gemeente.
CBB vindt dat matig en die vond dat ze gewoon een contract hadden en vordert daarom schadevergoeding
van JPO vanwege vertraging, prijsstijging en onjuiste voorlichting. JPO vordert schadevergoeding van CBO
vanwege het afbreken van de onderhandelingen.
HR:
, - Inderdaad je moet rekening houden met elkaar gerechtvaardigde belangen
- Ieder is vrij tot afbreken, tenzij gerechtvaardigd vertrouwen van een ander in de totstandkoming of
i.v.m. andere omstandigheden onaanvaardbaar is dat de onderhandelingen worden afgebroken
- Mate waarin afbrekende partij aan vertrouwen heeft bijgedragen is relevant
- Gehele verloop onderhandelingen is van belang
Hierbij is de noot van belang. Zie het probleem.
EFFECTENLEASE ARREST
Dit arrest heeft te maken met precontractuele gebeurtenissen. Het speelt zich af in de jaren 80 en 90 en toen
ging het economisch erg goed met Nederland. Er wordt veel belegd, maar alleen de consumenten beleggen
niet en de banken zitten te denken hoe ze ervoor kunnen zorgen dat de consumenten wel gaan beleggen.
Dus er zijn 3 aanbieders van die beleggingsproducten:
Koersextra: Dexia,
Hefboomeffect: Levob
Sprintplan: Aegon.
Voor het gemak kan je ze nu even ‘banken’ noemen.
Zij zetten een soort aandelenlease in de markt, en dat is beleggen met geleend geld, en dat kan makkelijk
misgaan.
Een aandelenlease is een soort lening. En wat er hier was gebeurd leggen we uit aan de hand van een klein
voorbeeld.
Een consument leent €10.000 en die €10.000 wordt direct als een soort van hefboom, direct ingezet
om te beleggen in aandelen.
Een consument hoeft niet zelf dat bedrag op te hoesten, want het is een lening. Maar de consument
moet wel een maandelijkse inleg betalen. Die inleg bestaat uit een kostenvergoeding voor de
services van de bank, rente en de aflossingen.
Er wordt dus geleend en dat wordt meteen ingezet en daarnaast moet er nog wat per maand worden
betaald.
De bedoeling was dat je de lening gewoon weer terug moest betalen, maar de gedachte was zo dat het zo
goed ging met de aandelenbeurs dat ze van die €10.000 er binnen no-time €25.000 van kunnen maken. Dus
je krijgt een hele bak geld terug.
Maar de aandelenbeurs stort in elkaar en die €10.000 is geen €10.000 meer waard, maar €2.000. Hierdoor
moeten de consumenten ineens €8.000 gaan betalen, maar die dachten dat ze ‘rijk’ zouden worden. Dus
door die dalende koersen ontstaan er dus grote restschulden (€8.000)
Daarnaast was het ook een probleem dat de meeste consumenten die hadden belegd in die
effectenleaseproducten waren niet draagkrachtig om het te kunnen betalen. Bij die effectenleaseproducten
wordt er niet gecheckt of je genoeg geld hebt, maar als je een huis of iets koopt meestal wel. Er wordt alleen
gekeken of je die producten wil ja of nee. Dus die consumenten kwamen in grote problemen.
Dus die consumenten konden het simpelweg niet betalen dus gingen procederen. En de banken wisten ook
wel dat dit er niet goed uitzag en wilde dus een schikking treffen, maar dat is vrij lastig met zoveel
consumenten.
Meneer Duisenberg is daar toen aan gaan trekken en heeft daar toen een mooie schikking voor
geregeld. En dat werd dus de Duisenbergregeling (art. 7:907)
Alleen als consument als je niet helemaal weg was van een schikking, dan kon je er tussenuit. Dus
dan kwam je op de opt out (7:908) en deze ‘opt out’ consumenten waren van mening dat ze er iets
beters uit konden halen en zijn toen individueel verder gaan procederen.