PROBLEEM 6
- Verbintenissen uit wet en schadevergoeding: H2 en deel van H9
- HR 28 juni 1991, (Dekker/Van der Heide)
- HR 28 mei 1999 (Johanna Kruidhof)
- HR 12 mei 2000, (Zusjes Jansen)
- HR 22 februari 2002, (Taxibus)
- HR 7 mei 2004, (Duwbak Linda)
- HR 25 november 2005, (Skeeler)
- HR 23 februari 2007, (Io Vivat)
- HR 20 september 2019 (Schietincident Alphen)
Partijen en belangen:
- Janna: Haar belang is dat ze geen te grote schadevergoeding kan betalen
- Marije: Haar belang is dat ze een schadevergoeding wilt tegenover de dwarslaesie
- Erik: Zijn belang is ook dat hij een schadevergoeding wilt voor het niet zien en geen baan
- Nanda: Haar belang is dat ze een immateriële schadevergoeding wilt
Onder welke omstandigheid bestaat aansprakelijkheid uit
onrechtmatige daad?
Zorgvuldigheidsnorm en relativiteitsvereiste
Kort gezegd zijn er vijf eisen waaraan moet worden voldaan, voordat een beroep op art. 6:162 mogelijk is:
Een onrechtmatige gedraging;
Die kan worden toegerekend;
Er is schade;
Er is een causaal verband tussen de gedraging en de schade;
Er is een relatief verband/doel tussen de geschonden norm en het geschonden belang .
Het wettelijke systeem
De grondslag van de schadevergoedingsverplichting van art. 6:162 is de toerekenbare onrechtmatige
gedraging van een persoon.
De onrechtmatigheid van een gedraging is een noodzakelijke voorwaarde voor aansprakelijkheid. → Het
moet gaan om een gedraging die rechtens verboden is, dat wil zeggen een doen of nalaten van gedaagde
dat rechtens achterwege had behoren te blijven.
Onrechtmatige gedraging
Wanneer is sprake van ‘onrechtmatig’ gedrag? → In lid 2 van art. 6:162 wordt het vereiste van
onrechtmatigheid van de gedraging omschreven.
Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met
hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een
rechtvaardigingsgrond.
Er is drietal algemene gronden of criteria, waarop een bepaalde schadeveroorzakende gedraging als
onrechtmatig kan worden aangemerkt:
Inbreuk op een recht; (A maakt zonder toestemming een lamp volgens een ontwerp waarop B een
octrooi heeft)
Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht; (A rijdt op stoep op de scooter en rijdt B aan)
Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt. (A laat een kelderluik openstaan en B valt erin)
1
, - Deze laatste is met opzet zo vaag geformuleerd, waardoor de rechter in vrijwel alle gevallen waarin
iemand naar algemeen gedeeld in zich onbehoorlijk jegens een ander heeft gehandeld, die persoon
tot schadevergoeding veroordelen.
De toerekening
Een onrechtmatige gedraging kan aan de dader toegerekend worden als de dader ‘schuld’ heeft. In lid 3 van
artikel 6:162 staat de ‘schuld’ als belangrijkste voorwaarde voor toerekening erop. Schuld heeft hier de
betekenis van ‘verwijtbaar’. → Dat betekent dat de lichtste graad van schuld volstaat.
Een tweede mogelijkheid om de dader verantwoordelijk te stellen voor zijn onrechtmatige gedrag is dat er
gesproken kan worden van ‘een oorzaak welke krachtens (…) de in het verkeer geldende opvattingen’ voor
rekening van de dader komt. Schuld is dan niet noodzakelijk.
Als aan de voorwaarden is voldaan, is er sprake van een toerekenbare onrechtmatige daad. Deze, wordt
aangeduid met de (technische) term ‘fout’. → Zie bijvoorbeeld art. 6:170 (‘fout van een ondergeschikte’).
Aansprakelijkheid van rechtspersonen
Naast natuurlijke personen, kunnen ook rechtspersonen onrechtmatig handelen en daarvoor aansprakelijk
worden gesteld in artikel 6:162. Rechtspersonen kunnen optreden door middel van hun organen
(bijvoorbeeld een directeur).
- Handelingen van degenen die optreden als ‘orgaan van’ een rechtspersoon worden gezien als een
handeling van die rechtspersoon.
- Ook als iemand formeel niet bevoegd is om een rechtspersoon te vertegenwoordigen kan de
rechtspersoon toch voor zijn gedragingen aansprakelijk zijn.
Dus 2 mogelijke gronden waarop een rechtspersoon aansprakelijk gesteld kan worden voor onrechtmatig
handelen:
1. Als door een formeel bevoegd orgaan namens de rechtspersoon onrechtmatig wordt gehandeld.
2. Als de gedragingen van een niet-formeel bevoegde persoon toch aan die rechtspersoon wordt
toegerekend omdat zij in het maatschappelijk verkeer als gedragingen van die rechtspersoon
hebben te gelden.
Relativiteit van de normschending
Toepassing van het relativiteitsbeginsel – uitgedrukt in art. 6:163 – kan ertoe leiden dat ondanks de
overtreding van een wettelijke norm, toch geen aansprakelijkheid wordt aangenomen omdat de overtreden
norm niet geacht wordt de belangen te beschermen die in het concrete geval geschonden zijn.
Onderlinge verhouding van de onrechtmatigheidscriteria
De wetgever heeft in artikel 6:162 lid 2 de hiervoor genoemde onrechtmatigheidsvormen naast elkaar gezet.
Dat betekent dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om aan elk van deze
onrechtmatigheidsgronden een zelfstandige betekentis toe te kennen. → Is aan één van deze voorwaarden
voldaan, dan staat daarmee in beginsel de onrechtmatigheid van de gedraging vast.
Strijd met de wettelijke plicht
Hoofdregel
Als bij een schadeveroorzakende gedraging een wettelijke plicht, een wettelijke norm wordt geschonden,
dan betekent dit dat daarmee de onrechtmatigheid van dat gedrag – in de zin van 6:162 lid 2 – in beginsel is
gegeven.
Het is algemeen aanvaard dat in beginsel ieder handelen, doen of nalaten, in strijd met een wettelijke plicht
onrechtmatig is.
2
, Het eigene aan wettelijke normen is dat de wetgever op voorhand al een belangenafweging heeft gemaakt
en dat daardoor met een overtreding daarvan (wel m.u.v. de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond of
het ontbreken van relativiteit) de aansprakelijkheid is gegeven. → Bij een ongeschreven
zorgvuldigheidsnorm vindt de afweging plaats bij de rechter.
De rol van wettelijke strafbepalingen
Er zijn maar weinig uitspraken waarin de rechter oordeelt dat een bepaald schadeveroorzakende gedraging
onrechtmatig is omdat er in strijd met de strafwet is gehandeld. Hoe komt dat?
1. De eerste verklaring is de meest voor de hand liggend: als er sprake is van een duidelijke
overtreding van een wettelijke bepaling, zullen partijen het meestal niet tot een procedure laten
komen. → De zaak ligt dan duidelijk.
2. Andere reden is dat voor een misdrijf vaak opzet of een ernstige vorm van schuld vereist is. Zulk
bewijs is moeilijker te leveren dan het bewijs van het feit dat er inbreuk is gemaakt op een
(subjectief) recht, waarmee zou kunnen worden volstaan, of met het bewijzen van de
onzorgvuldigheid van de schadeveroorzakende gedraging.
Nu dat laatste ook voldoende is om tot een veroordeling tot schadevergoeding te komen, ligt het voor de
hand dat men zich de moeite bespaart om het bewijs te leveren dat er sprake is van bijv. een misdrijf.
3. Naarmate de wettelijke norm algemener is geformuleerd of waar de wettelijke norm in feite zelf
verwijst naar ongeschreven verkeersregels, is de overtreding van die wettelijke norm van minder
betekenis voor het uiteindelijke oordeel over de onrechtmatigheid van de gedraging.
De wettelijke norm geeft in dit geval zelf niet aan onder welke omstandigheden er sprake is van een ‘gevaar
op de weg’. Dat moet op basis van de in die specifieke situatie geldende – vooral ongeschreven –
gedragsregels te worden bepaald.
Overtreding van een wettelijk voorschrift ook door de eiser zelf
Als degene die klaagt over het feit dat zijn concurrent de regels overtreedt, dat zelf ook doet, dan heeft hij
zichzelf aan die bescherming onttrokken. → Io Vivat-arrest (?) hierbij werd dit arrest vermeld, weet alleen
niet waarom
De rechtsinbreuk
De inbreuk op een (subjectief) recht
Het inbreuk maken op een recht van een ander is onrechtmatig. De functie van het criterium ‘inbreuk op een
recht’ bij de vaststelling van het oordeel over de onrechtmatigheid van de gedraging, bestaat in de
aanwijzing van bepaalde typen van schadetoebrenging, die op het eerste gezicht (prima facie) onrechtmatig
zijn.
Er zijn hier 3 benaderingen:
1. Inbreuk subjectief recht;
2. ‘Echte’ inbreuk;
3. Toets zorgvuldigheid
Met de toelichting van 6:162 ‘inbreuk op een recht’ wordt ‘indirect’ tot uitdrukking gebracht dat gedrag dat
een inbreuk tot gevolg heeft afkeurenswaardig is en dus meestal als een o.d. gekwalificeerd moet worden.
→ Het gaat dan om een schending van anders subjectief recht.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper merle_1234. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.