100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Probleem 1 uitwerkingen Materieel Strafrecht €3,29   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Probleem 1 uitwerkingen Materieel Strafrecht

 3 keer bekeken  0 keer verkocht

Dit zijn uitwerkingen van Probleem 1 Materieel Strafrecht Jaar 2

Voorbeeld 2 van de 7  pagina's

  • 2 november 2023
  • 7
  • 2022/2023
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (68)
avatar-seller
chlvdziel
Probleem 1 Materieel Strafrecht
Hierbij de leerdoelen voor de volgende keer:
1. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in theorie?
2. Hoe wordt het bestanddeel wederrechtelijk uitgelegd in jurisprudentie?
3. Wanneer is een gedraging wel of niet wederrechtelijk? Welke uitzonderingsgebieden kent het materieel strafrecht,
waardoor een bepaalde gedraging niet wederrechtelijk is?

H4
4.1 Het begrip wederrechtelijkheid
Het leerstuk van de wederrechtelijkheid heeft betrekking op het normoverschrijdende karakter van de gedraging die in de
delictsomschrijving is strafbaar gesteld. Wederrechtelijke gedrag is gedrag dat strijdig is met normen van behoren, van maatschappelijke
betamelijkheid, van gebruik en gewoonte en dus alle geschreven en ongeschreven verplichtingen. Het is een diffuus begrip: het brengt
tot uitdrukking wat in de maatschappij als geheel in woord en geschrift wordt afgekeurd: strijdigheid met het objectieve recht.

Een klein deel van alle normschending wordt strafbaar gesteld, afhankelijk van de daarmee nagestreefde strafrechtelijke doeleinden. De
ultimum remedium-gedachte impliceert dat zoveel mogelijk enkel gedragingen met een hoog wederrechtelijkheidsgehalte het
‘verdienen’ door de wetgever als strafbaar feit te worden bestempeld. De gestelde criteria voor strafbaarstelling zijn bedoeld als
instrument waarmee strafwaardig van niet-strafwaardig wederrechtelijk gedrag kan worden onderscheiden.

Wederrechtelijkheid kan op verschillende niveaus binnen het dogmatische begrip van strafbaar feit een rol spelen. Wederrechtelijkheid is
in ieder geval een stilzwijgend element van het strafbare feit. In uitzonderingsgevallen is het opgenomen als bestanddeel in de
delictsomschrijving. Het uitgangspunt in het strafrecht is dat iedere delictsomschrijving een omschrijving is van een wederrechtelijke
gedraging en dat de vervulling van de delictsomschrijving meebrengt dat er sprake moet zijn geweest van een wederrechtelijke
gedraging. Dus vervullen delictsomschrijving levert een vermoeden van wederrechtelijkheid op.

4.2 Wederrechtelijkheid als wettelijk bestanddeel
In verreweg de meeste gevallen is de wederrechtelijkheid buiten de delictsomschrijving gehouden, juist vanwege het uitgangspunt dat
iedere delictsomschrijving een omschrijving is van een wederrechtelijke gedraging. Toch is het soms als bestanddeel opgenomen, bijv in
435 ‘zonder daartoe gerechtigd te zijn’, of in ‘mis’handeling, art 300 Sr. De reden voor opname van de wederrechtelijk: het opnemen
ervan beperkt de delictsomschrijving: indien ‘wederrechtelijkheid’ bijv in 310 zou missen, dan is het volgens afspraak wegnemen van een
voorwerp bij iemand die het cadeau geeft strafbaar.

Twee opvattingen over de betekenis van het bestanddeel wederrechtelijk
Over de betekenis van het begrip zijn verschillende opvattingen mogelijk.
1. Facetwederrechtelijkheid: De opvatting waarin een eng wederrechtelijkheidsbegrip wordt gehanteerd. Wederrechtelijkheid komt in de
context van een bepaalde strafbepaling een tamelijk specifieke betekenis toe, namelijk een betekenis overeenkomstig de ratio van
desbetreffende bepaling. Dan wordt de betekenis door een teleologische interpretatiemethode uit de delictsomschrijving afgeleid. Het
begrip bevat dus een eigen, specifieke betekenis in overeenstemming met het doel en de strekking van de desbetreffende bepaling. Dit
komt neer op het toekennen van een beperkte, enge betekenis aan het begrip omdat het van het ruime scala wederrechtelijkheid in het
algemeen slechts één bepaald facet vertegenwoordigt.

2. ruime interpretatie: strijd met het objectieve recht. De betekenis waar zij als bestanddeel is opgenomen in een delictsomschrijving is
steeds min of meer gelijk aan de betekenis van het element wederrechtelijkheid. Wederrechtelijkheid kan worden vastgesteld als
bewezen kan worden dat de gedraging in strijd is met normen van behoren etc.

De invulling van het bestanddeel wederrechtelijkheid in de rechtspraak bij de verschillende soorten delicten
a. een ruimte opvatting bij de vermogensdelicten
HR: het is in oplichtingszaken min of meer vaste jurisprudentie dat het bestanddeel ‘wederrechtelijkheid bevoordeling’ (waarop het
oogmerk gericht moet zijn geweest) vervuld wordt geacht in gevallen waarin de gehele gang van zaken weliswaar onbehoorlijk is, maar
waarin niet gezegd kan worden dat elk recht op het beoogde resultaat bij de verdachte zou ontbreken. De weg waarlangs het resultaat
wordt bereikt is onrechtmatig, maar niet het resultaat op zichzelf behoeft dat te zijn. En de weg waarlangs het gebeurd is tot uitdrukking
gebracht in de andere in het oplichtingsartikel opgenomen bestanddelen.

b. andere delicten waarbij een ruime opvatting wordt toegepast
situaties waarin hooguit enig subjectief belang in het spel is dat door de verdachte op een andere, niet strafbaar gestelde, wijze had
moeten worden behartigd.

c. delicten waarbij de enge opvatting wordt gebruikt
bij bepaalde delicten wordt de opvatting van de facetwederrechtelijkheid gehanteerd. Bijv waar de wetgever zelf met een andere term
dan de term ‘wederrechtelijkheid’ slechts een bepaald facet van de wederrechtelijkheid in ruime zin in de delictsomschrijving tot
uitdrukking heeft gebracht.

Wederrechtelijkheid als bestanddeel en beroepen op rechtvaardigingsgronden
De heersende opvatting luidt dat in het geval de wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving is opgenomen het honoreren van een
rechtvaardigingsgrond in beginsel steeds moet leiden tot vrijspraak. Ook bij een ruime opvatting over de betekenis moeten we ervan
uitgaan dat daarin alle onrechtmatigheidsaspecten zijn verdisconteerd. De wederrechtelijkheid komt dan aan het gedrag te ontvallen,
waardoor niet wordt voldaan aan de tenlastelegging (vraag 1 art 350 Sv). Alleen indien wederrechtelijkheid niet in enigerlei vorm in de
delictsomschrijving is opgenomen, leidt in deze opvatting een rechtvaardigingsgrond tot OVAR.

, 4.3 Ontbreken van de wederrechtelijkheid
Formele en materiële wederrechtelijkheid
In gevallen waarin de wederrechtelijkheid NIET expliciet als bestanddeel in de delictsomschrijving is opgenomen, kan toch de
wederrechtelijkheid ontbreken, ondanks de vervulling van de delictsomschrijving. Over het antwoord op de vraag in welke gevallen het
door de vervulling van de w. delictsomschrijving geconstitueerde rechtsvermoeden van wederrechtelijkheid eventueel ook weer kan
worden opgeheven, bestaan 2 hoofdopvattingen:

1. leer van de formele wederrechtelijkheid: degene die de strafwet overtreedt ipso facto wederrechtelijk handelt, tenzij, de wet zelf de
wederrechtelijkheid met zoveel woorden opheft. De wetgever heeft in een aantal gevallen voorzien waarin ondanks vervulling van de DO
de wederrechtelijkheid alsnog kan wegvallen: wettelijke rechtvaardigingsgronden of rechtvaardigende strafuitsluitingsgronden. De
algemene rechtvaardigingsgronden – noodtoestand, noodweer, ambtelijk bevel en wettelijk voorschrift- zijn in art 40 ev. Sr opgenomen.
Soms wordt het vermoeden van wederrechtelijkheid door de feitelijke omstandigheden van het geval weersproken. Het strafrechtelijke
begrip wederrechtelijkheid kan daarom niet uitsluitingen worden opgevat als ‘onwetmatigheid’: strijdigheid met de strafwet. Daarom
schiet deze leer tekort.

2. materiële wederrechtelijkheid. Voor het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid is sprake wanneer de wederrechtelijkheid van
een daad ontbreekt op gronden die niet rechtstreeks door de wetgever zijn voorzien. Vier manieren om tot het oordeel te geraken dat de
wederrechtelijkheid in materiële zin ontbreekt, zonder dat de formele wet voorziet in een grond waarop de gedraging als gerechtvaardigd
kan worden aangemerkt. Dat zijn de leer van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid, leer van de sociale adequatie, leer van
de subsocialiteit en creatieve interpretatie.

a. Leer van de materiële wederrechtelijkheid
Deze komt erop neer dat onder uitzonderlijke omstandigheden een beroep kan worden gedaan op de buitenwettelijke
rechtvaardigingsgrond: afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid. Onder juristen bestaat een zekere huiver om dat dus niet te
doen. De rechter betreedt hiermee het terrein van de wetgever, al moet worden toegevoegd dat de daaruit voortvloeien de
straffeloosheid berust op extensieve/analoge interpretaties ten gunste van de verdachte.
Een advocaat in strafzaken zal zich niet snel een beroep hierop wagen doch zal veeleer trachten de op de een of andere wijze in de
delictsomschrijving geïmpliceerde wederrechtelijkheid aan te tasten.

De rechtspraak eist voor de toepassing van deze leer minstens, dat er sprake is van een redelijk middel tot een redelijk doel, waarbij het
doel een evident voordeel voor de rechtsorde moet betekenen, of zelfs kans heeft door de wetgever te worden erkend (Langemeijer),
waarbij zoveel mogelijk een belang wordt beschermd dat in het verlengde van het door de wet beschermde belang ligt (Huizense arrest)
en waarbij het middel onmisbaar en niet vervangbaar door een ander middel is. Het is duidelijk dat zeer veel gevallen, waarin alleen
maar van niet schadelijke of in een bepaald opzicht zelf wenselijke gedragingen en acties sprake is, buiten de reikwijdte van deze leer
vallen.

Intussen maakt de buitengewone karige praktijk van deze leer duidelijk dat het vermoeden van wederrechtelijkheid, dat met de
vervulling van de DO wordt geschapen, amper te weerleggen valt langs buitenwettelijke wegen. Het uitgangspunt is dat de
wederrechtelijkheid een element van elk strafbaar feit is soms op een hoge mate van fictie berust en dat veeleer van een
rechtsvermoeden moet worden gesproken.

b. De leer van sociale adequatie
De eventuele discrepantie tussen het feit zoals het wettelijk strafbaar is gesteld en de merites van het feit zoals het zich in werkelijkheid
heeft voorgedaan, kan nog van een geheel andere kant worden benaderd en wel vanuit het handelingsbegrip. Deze leer is primair
rechtssociologisch van aard en neemt als vertrekpunt de menselijke handeling in de sociale context waartoe deze behoort en waaraan
deze zijn betekenis ontleent. Sociaal adequatie handelingen: handelingen die passen in het verwachtingspatroon van de
maatschappelijke participanten, zijn adequaat en functioneel te noemen binnen de historisch bepaalde maatschappelijk orde.

Op alle terreinen waar maatschappelijke functies worden uitgeoefend spelen specifieke normen mede een belangrijke rol. Deze kunnen
een extra dimensie toevoegen aan meer algemene normen, juist in verband met de specifiek uitgeoefende functie: Garantenstellung,
inhoudende een zwaardere verantwoordelijkheid voor een beroepschauffeur, medicus of verpleegkundige in een operatiezaal.

In het kader van sportbeoefening worden allerlei handelingen, hoewel ze een ander pijn of letsel toebrengen, als onvermijdelijk en
acceptabel beschouwd.

Het sociaal adequate karakter van bepaalde gedragingen moge in veel gevallen niet voldoende grond zijn om de gedraging te
rechtvaardigen en daarmee de strafbaarheid van het feit op te heffen, wel kan het reden zijn te komen toe een lagere of minimale
bestraffing dan wel tot het toepassing van het rechterlijk pardon. Het zijn dan de bijzondere bedoelingen van de wetsovertreder in her
kader van diens sociale verantwoordelijkheid, die daartoe de doorslag geven,

c. Vrij’s leer van de subsocialiteit
Vrij heeft de gedachte ontwikkeld om naast wederrechtelijkheid en schuld een derde algemene voorwaarde voor strafbaarheid te
onderkennen. Deze zou als een element van het delict moeten worden gezien. Kennelijk zijn er bepaalde versies van delicten die iets
missen dat anders tot vervolging en bestraffing zou hebben geleid: dat ‘iets’ noemt hij: subsocialiteit

De subsocialiteit van een delict is het gevaar dat door de verwerkelijking ervan voor de samenleving in het leven is geroepen. Dit gevaar is
samengesteld uit verschillende ‘lagen’, namelijk het gevaar voor herhaling door de dader zelf, het gevaar voor onvoldaanheid van het
slachtoffer, gevaar voor navolgingsdrang bij derden en het gevaar voor ontdaanheid bij vierden.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper chlvdziel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,29. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 79976 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,29
  • (0)
  Kopen