Leereenheid 1 - Europese integratie
Inleiding
In deze eerste leereenheid staan de rechtsgeschiedenis, structuur en beperkingen van de
Europese Unie (EU) centraal en wordt daarom ingegaan op de steeds verder vorm gegeven
maar ingekaderde Europese integratie. Vanuit het plan van Schuman (1950) en de oprichting
van een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal (EGKS), en vervolgens het Verdrag tot
oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap
voor Atoomenergie (Euratom) werd de interne markt neergezet als de kern van de
communautaire gemeenschap. Vanuit deze kern is die gemeenschap zich met steeds meer
beleidsterreinen gaan bezighouden, zoals de justitiële en politiële samenwerking.
De oorspronkelijke verdragsluitende partijen achtten het destijds van belang dat de gecreëerde
markt zou worden bestuurd door een gemeenschappelijke Hoge Autoriteit die geen
verantwoording verschuldigd zou zijn aan de oprichtende lidstaten. Zo werd de organisatie
‘boven’ de lidstaten geplaatst en ‘supranationaal’ genoemd. Op deze wijze werd een nieuwe
situatie geschapen die sterk afweek van de tot dan gebruikelijke intergouvernementele
internationale organisaties, zoals de Raad van Europa (1949).
De zes oprichtingsstaten waren Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg.
In de loop der jaren zijn er door middel van toetredingsverdragen steeds meer lidstaten bij
gekomen. De EU telt nu 28 lidstaten, waarvan er één, het Verenigd Koninkrijk, op 29 maart
2019 officieel heeft aangegeven de EU te zullen verlaten.
De EU kent, zoals u voorts in deze leereenheid zult zien, een sterk rechtsgehalte. Naast het
primaire recht, dat in de verdragen is opgenomen, staan veel voorschriften van het EU-recht
in secundaire regelgeving zoals richtlijnen en verordeningen. Bovendien speelt het Hof van
Justitie van de EU een bijzondere rol waarmee de rechtsontwikkeling van de Unie verder
wordt versterkt.
________________________________________
Leerdoelen
Bij deze leereenheid horen de volgende leerdoelen:
Weten wat de betekenis is van een aantal kernbegrippen
Basiskennis ophalen respectievelijk verwerven inzake de leerstukken: directe werking;
voorrang; beperkte bevoegdheden; rechtsgrondslag; flexibiliteit; impliciete
bevoegdheden; grondrechten; rechtsbeginselen en werkingssfeer van het Unierecht
Basiskennis ophalen respectievelijk verwerven inzake de verhouding tussen de
Europese Unie, haar lidstaten en haar gedeelde bestuur
Basiskennis ophalen respectievelijk verwerven inzake de Unie als rechtsgemeenschap
en als politieke gemeenschap
1/16
,________________________________________
Cursusmateriaal
Studieboek:
Eijsbouts, hoofdstuk 1
Adviezen:
Advies 2/94, ECLI:EU:C:1996:140 (EVRM) [S/S]
Advies 2/13, ECLI:EU:C:2014:2454 [curia]
________________________________________
Opdracht
Bij deze leereenheid horen de volgende opdrachten:
Bestudeer hoofdstuk 1 van het studieboek (Eijsbouts).
Bekijk daarbij Advies 2/94 wanneer u dit in paragraaf 4.1 tegenkomt. U hoeft hiervan
alleen de relevante passages te lezen.
Bekijk daarbij Advies 2/13 wanneer u dit in paragraaf 5.1 tegenkomt. U hoeft hiervan
alleen de relevante passages te lezen.
Beantwoord vervolgens de Oefenvragen leereenheid 1 met gebruikmaking van het
studiemateriaal, hetgeen u in de cursus Inleiding recht heeft geleerd en waar nodig
andere bronnen. Voor wat betreft de vragen die ‘herhalend’ zijn qua karakter, mag u
uiteraard gebruik maken van het studiemateriaal uit deze laatste cursus. Het gaat erom
dat u de betreffende informatie weer paraat heeft, omdat deze de basis vormt voor
hetgeen verder in de onderhavige cursus wordt behandeld. De (antwoorden op de)
herhalingsvragen behoren (eveneens) tot het te bestuderen studiemateriaal van deze
cursus.
2/16
, TWEE MANIEREN OM NA DE EUROPESE UNIE TE KIJKEN
1- Als een functionele bestuursorgaan c.q. internationale organisatie:
De lidstaten, de Raad, de Commissie en het Europeesparlement zijn (wisselend)
betrokken bij de besluitvorming.
2- Als een politieke gemeenschap in wording:
Zowel inhoudelijk als geografisch en verdragsrechtelijk kan de Europese Unie niet
als functioneel samenwerkingsverband worden gezien maar meer als een
politieke gemeenschap in wording c.q. een maatschappelijke eenheid.
Het perspectief van eenheid heeft twee voordelen:
a. Het perspectief van eenheid van het Europese recht: eenheid van recht is
niet alleen organisatorisch maar ook van maatschappelijk verband en
ontwikkeling.
b. Het perspectief als een verband: als de Europese Unie wordt gezien als een
verband van landen en mensen met een gemeenschappelijke bestemming
maakt het de structuur en samenhang in het Europese recht makkelijker
inzichtelijk.
HET MAATSCHAPPELIJK VERBAND KAN GLOBAAL HISTORISCH EN
JURIDISCH WORDEN GEDEFINIEERD
De Europese unie is het politieke verband van lidstaten, bevolking en burgers dat
is opgericht op 18 april 1951 als de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal
(EGKS) en sindsdien steeds weer is veranderd van naam en verbreed van
juridische grondslag.
De Unie groeit in leden, burgers en beleidsterreinen. Zij verdiept zich in de mate
van solidariteit tussen staten en burgers.
Haar doelstelling is de veiligheid en welvaart van de lidstaten en de burgers te
bevorderen en Europa als een goede woonplaats in stand te houden en te
verbeteren.
3/16