Sociale wetenschappen
Week 1
Leerdoelen:
Heb je inzicht in de ontwikkeling van verschillende vormen van samenlevingen;
Weet je welke rol de overheid heeft afhankelijk van het type samenleving;
Heb je inzicht in de relatie tussen wetten en de toename van de bescherming van de
burger;
Ken je de kernbegrippen en de bijbehorende betekenis.
Kernbegrippen:
Agrarische revolutie: het proces, van het ontwikkelen van landbouw en het leven in nederzetting (op
een plek blijven leven). Er is niet een agrarische revolutie, maar meerdere. Overigens bestaan er nu
nog steeds jagers- verzamelaars.
Industriële revolutie: spierkracht (mensen, paard en os) kon op grote schaal vervangen worden door
mechanische energie. Bijv. overgang van kleine handmatige productie naar grootschalige machinale
productie in fabrieken. Er kwam een overgang van thuisnijverheid naar fabrieksarbeid.
Democratische rechtsstaat: de rechten van de burger kwamen centraal te staan.
Nachtwakerstaat: overheid zorgde voor de veiligheid: de burgers beschermen tegen oorlog en
criminaliteit.
Verzorgingsstaat: zorgen voor welvaart en het welzijn van de burgers. Met welvaart wordt bedoeld
dat iedereen genoeg heeft om van rond te komen. Met welzijn dat er voor je gezorgd wordt als je
ziek bent.
Wet: AOW zorgde dat armoede van betekenis veranderde. Iedereen had nu voldoende geld om niet
te verhongeren,
Digitale revolutie: overgang van mechanische en elektrische technologie naar digitale technologie.
(Computers tot telefoon, scheerapparaat tot drones, van ruimtestations tot je ov- chipkaart)
Informatiesamenleving: het maken, verspreiden, toepassen, toegankelijk maken en manipuleren van
informatie.
Participatiesamenleving: een samenleving waarin de overheid minder taken uitvoert en iedereen zo
veel mogelijk eigen verantwoordelijkheid moet nemen voor de zorg voor zichzelf en zijn omgeving.
Digitale bureaucratisering: het leven wordt steeds meer ingevuld met voorschriften, procedures en
papierwerk. En aangezien we in het tijdperk van de digitale revolutie leven, staan al die formulieren
online.
,De agrarische revolutie
Eerste verzameling van wetten heet Codex van Hammurabi. Er was toen nog geen paapier, ales werd
geschreven op stenen pilaren van 2 meter hoog.
Vroeger bleven mensen niet op een plek, maar dit veranderde. Mensen begonnen meer op een plek
te blijven (sedentair leven). Jagers en verzamelaars gingen dieren domesticeren dus van jaagdieren
huisdieren maken. Ook leerden ze graan te herplanten. Alles paste zich aan elkaar aan.
Granen- voedzamer
Katten- aaibaar
Paarden- berijdbaar
Agrarische revolutie: het proces, van het ontwikkelen van landbouw en het leven in nederzetting (op
een plek blijven leven). Er is niet een agrarische revolutie, maar meerdere. Overigens bestaan er nu
nog steeds jagers- verzamelaars.
Irrigatie: de agrarische revolutie kun je ook zien als een proces met verschillende stappen. Door
verbeterde irrigatie en vervoeren van water werd onvruchtbare grond vruchtbaar.
Samenleving: groot sociaal netwerk van mensen en functies.
Eerste nederzetting: Uruk in Irak. 5000 v. C. 40.000 inwoners. Voldeed aan de maatstaven van een
stad: er waren tempels, markten, aangelegde straten en stadsmuren.
Alle andere stadstaten behoorden tot de Soemerische beschaving.
Rond 3300 v.C. kwam het eerste schriftsysteem.
De agrarisch revolutie was een revolutie omdat het de wereld veranderde. Voor deze revolutie
trokken mensen naar waar er voedsel te vinden was. Daarna konden ze op een plek blijven wonen
en dus huizen, steden en daarmee complexe samenlevingen gaan bouwen. Omdat de
samenlevingen complexer werden, ontwikkelde zich het schrift en daarmee geschreven wetten.
,De industriële revolutie
Industriële revolutie: spierkracht (mensen, paard en os) kon op grote schaal vervangen worden door
mechanische energie. Bijv. overgang van kleine handmatige productie naar grootschalige machinale
productie in fabrieken. Er kwam een overgang van thuisnijverheid naar fabrieksarbeid.
Urbanisatie: verstedelijking van de maatschappij. Door overgang naar fabrieksarbeid, moesten
mensen op loopafstand van de fabriek kunnen wonen. Hierdoor trokken steeds meer mensen naar
de stad. De bevolking groei aannemend.
De fabriekseigenaren hoefden niet te zorgen voor gezonde of veilige weekomstandigheden. Als je
iets overkwam was het je eigen schuld. De staat en eigenaar draagt daar geen zorg bij. Zo een
persoon was waarschijnlijk tot een zwerverbestaan veroordeeld. Dus was er sprake van
grootschalige uitbuiting.
Productiemiddelen: de spullen, grond en kapitaal dat je nodig hebt om te kunnen produceren. Er
waren toen geen wetsregels die arbeiders beschermde. Eigenaren konden alles zelfs bepalen.
Werknemers wisten ook niet meer wat ze produceerden. Het was een tonig werk.
Werknemers vonden langzamerhand dat er iets moest veranderen aan de situatie. De politiek deed
er niks aan omdat het toen een nachtwakerstaat was.
Nachtwakerstaat: overheid zorgde voor de veiligheid: de burgers beschermen tegen oorlog en
criminaliteit.
Thorbecke kwam met het voorstel voor een nieuwe Grondwet: de macht van de koning werd
behoorlijk beperkt en kon de tweede kamer gekozen worden door burgers (die rijk zijn)
De rechtsstaat
Democratische rechtsstaat: de rechten van de burger kwamen centraal te staan.
Eerste sociale wetgeving in NL: Armenwet 1854. Thorbecke wou dat armoedezorg de taak van de
overheid werd, maar dit bleef de taak van particulieren en de kerk. Pas als niemand wou helpen werd
de staat verantwoordelijk.
Woningwet- mensen mochten niet in te slechten woning leven.
Leerplicht- kinderen moesten naar school
Kiesrecht- alle mannen en vrouwen boven 25 jaar mochten stem uitbrengen. (Dankzij inzet van dr.
Aletta Jacobs)
, Het begin van de verzorgingsstaat
Verzorgingsstaat: zorgen voor welvaart en het welzijn van de burgers. Met welvaart wordt bedoeld
dat iedereen genoeg heeft om van rond te komen. Met welzijn dat er voor je gezorgd wordt als je
ziek bent.
Wet: AOW zorgde dat armoede van betekenis veranderde. Iedereen had nu voldoende geld om niet
te verhongeren.
De participatiesamenleving, de informatiesamenleving, de digitale revolutie en
bureaucratisering.
Digitale revolutie: overgang van mechanische en elektrische technologie naar digitale technologie.
(Computers tot telefoon, scheerapparaat tot drones, van ruimtestations tot je ov- chipkaart)
Informatiesamenleving: het maken, verspreiden, toepassen, toegankelijk maken en manipuleren van
informatie.
Participatiesamenleving: een samenleving waarin de overheid minder taken uitvoert en iedereen zo
veel mogelijk eigen verantwoordelijkheid moet nemen voor de zorg voor zichzelf en zijn omgeving.
Digitale bureaucratisering: het leven wordt steeds meer ingevuld met voorschriften, procedures en
papierwerk. En aangezien we in het tijdperk van de digitale revolutie leven, staan al die formulieren
online.
Vragen en opdrachten:
1. Maakt een samenleving het recht? Of maakt het recht een samenleving?
- Een samenleving maakt het recht. Doordat de arbeiders in opstand zijn gekomen zijn er
nieuwe regels opgesteld.
2. Welke ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het rechtsstaat ontstond?
- De slechte leefomstandigheden van de werknemers.
3. Maak een tijdlijn van de verschillende soorten samenlevingen en gebeurtenissen.
4. Wat houdt de sociale kwestie in en welke gevolgen heeft die gehad voor de positie van de
burger?
- Werknemers vonden dat er verandering moest komen aan de huidige situatie. An enkele
jaren werd NL een democratische rechtsstaat.
5. Wat houdt vervreemding in en in welk type samenleving kwam fit voornamelijk voor?
- Vervreemding kwam voor bij werknemers die in fabrieken werkten. Vroeger bouwden ze
bijv. een fiets van stap 1 t/m de laatste stap, maar in een fabriek weten ze vaak niet waar
ze aan werken.
6. In welke mate bemoeide de overheid zich met het leven van de burger in de verzorgingsstaat
en de participatiesamenleving?
- Verzorgingsstaat: zorgde de overheid voor het welvaart en welzijn van de burger.
- Participatiesamenleving: burgers moeten zelf inzet tonen.
7. Zoek voorbeelden op van bureaucratisering in de informatiesamenleving