Samenvatting
Bestuursrecht 2
Week 1A
Hoofdstuk 3
Attributie, delegatie en mandaat
Attributie = toekenning van een nieuwe bevoegdheid (eigen bevoegdheid)
“Bij (de) wet”
“De wet bepaald”
Als dit in een wet staat dan is er attributie, geen delegatie mogelijk
Wettelijke grondslag vereist
Kan verleend worden aan bestuursorgaan met politieke verantwoordingsplicht, een
bestuursorgaan zonder politieke verantwoordingsplicht (zbo) en ambtenaren
Zbo heeft geen inlichtingenplicht, verantwoordelijk orgaan heeft geen bevoegdheid tot het geven
van instructies aan zbo
Politiek verantwoordelijk orgaan is bevoegd tot het geven van instructies bij het verlenen van
attributie aan een ambtenaar, art 10:22 awb
Delegatie = overdragen van een bestaande bevoegdheid (aan een ander orgaan, op eigen naam met
eigen verantwoordelijkheid
“De wet regelt”
“De wet stelt regels”
“Krachtens de wet”
“Bij of krachtens de wet”
Staat dit in de wet, dan is delegatie toegestaan
Wettelijke grondslag vereist, art 10:15 awb
Aanwijzingen alleen via beleidsregels, delegataris heeft inlichtingenplicht, art 10:16 awb
Intrekking van delegatie mogelijk, art 10:18 awb
Bevoegdheid weg bij delegans, art. 10:17 awb
Delegatie mag niet aan ondergeschikten, art. 10:14 awb
Mandaat = machtiging om namens bevoegd bestuursorgaan een bevoegdheid uit te oefenen (geen
eigen bevoegdheid) art 10:1 awb
Geen wettelijke grondslag vereist
Bevoegdheid blijft bij mandans, art. 10:7 awb
Algemene en bijzondere instructies mogelijk, art. 10:6 awb
Niet ondergeschikten moeten instemmen met mandaat, art. 10:4 awb
Mandataris heeft inlichtingenplicht, art. 10:6 awb
Mandans mag bevoegdheid intrekken, art. 10:8 awb
Mandaat is geoorloofd o.g.v art. 10:3 lid 1 awb tenzij:
- verboden bij de wet
- aard van bevoegdheid & ingrijpendheid van bevoegdheid
, Samenvatting
Abbb’s (= algemene beginselen behoorlijk bestuur)
Zorgvuldige voorbereiding (feitenvaststelling, horen, inspraak, advisering)
Motivering (aanwezig, correct, draagkrachtig)
Gelijkheidsbeginsel
Vertrouwensbeginsel
Evenredigheidsbeginsel
Week 1B
Hoofdstuk 1.2/1.2.4
Gelijkheidsbeginsel:
Stappen om na te gaan of iets in strijd is met het gelijkheidsbeginsel (formele gelijkheid)
1. Wordt er onderscheid gemaakt?
2. Onderscheid gemaakt voor gerechtvaardigd doel? Is er een objectieve en redelijke grond voor het
onderscheid?
3. Juridisch relevant onderscheid? Rechtens objectief beschermd belang?
4. Onderscheid geschikt voor doelbereiking?
5. Onderscheid noodzakelijk voor doelbereiking?
6. Subsidiariteit? Ander middel voor dezelfde doelbereiking?
7. Proportionaliteit? Geen verdergaande belangenaantasting dan nodig?
Legaliteitsbeginsel:
Wettelijke grondslag vereist voor zowel negatief als positief overheidsoptreden indien ‘eenzijdig de
positie van de burger ingrijpend wordt bepaald’ [Fluorideringsarrest]
Of, klassieke opvatting van legaliteitsbeginsel: ‘Een overheidsoptreden behoeft een grondslag in de
wet voor zover een bestuursorgaan de burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of eigendom
beperkt.’
Vertrouwensbeginsel/rechtszekerheidsbeginsel:
! Als er een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is, en iemand mocht gerechtvaardigd
vertrouwen op een toezegging, wil dat nog niet zeggen dat het vertrouwensbeginsel geschonden is,
dit is afhankelijk van de belangenafweging. Mocht iemand wel gerechtvaardigd vertrouwd hebben,
maar zijn belang heeft geen voorrang, dan is er geen schending van het vertrouwensbeginsel maar
wel een mogelijkheid tot schadevergoeding.
Hoofdstuk 9.1/9.5.6, 9.7/9.7.5
Schaarse rechten:
Schaarste = “als de som van aanvragen de beschikbare rechten overtreft”, er is dus een grotere vraag
dan aanbod. Er kunnen niet zomaar eindeloos vergunningen verleend worden
Publiekrechtelijke rechten die schaars kunnen zijn:
Fysiek (natuurlijk) schaarste (bv vergunningen voor zoutwinningen, ‘letterlijk geen plek’)
Beleidsmatige schaarste (bv evenementenvergunningen, ‘technisch kan wel maar wil niet)
Mengvorm (bv ligplaatsvergunningen)
Als er sprake is van schaarste mededingingsruimte bieden, belanghebbenden moeten gelijke
kansen hebben (level playing field). Het is al voldoende als iets mogelijk/potentieel schaars is.
, Samenvatting
Het transparantiebeginsel is erg belangrijk bij schaarse vergunningen
Specialiteitsbeginsel:
Art. 3:4 lid 1 awb: “Alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moeten worden afgewogen”
Bestuursorgaan heeft de plicht tot daadwerkelijke belangenafweging bij beleidsruimte.
Bestuursorganen hebben uitsluitend speciale, doelgebonden bevoegdheden
Gebruikte opvatting over het specialiteitsbeginsel is de gematigde opvatting: “bestuursorgaan moet
wel bevoegdheid hebben en beleidsruimte hebben en belangen af kunnen wegen”
Verlenen of weigeren? Voorschriften verbinden?
1. Algemeen belang Ja Ja
2. Vreemd algemeen belang Nee Nee
3. Particulier belang aanvrager Ja Ja
4. Particulier belang derde Nee Ja, tenzij
- andere regeling
- verkapte weigering
Een regeling betreft altijd de belangen die behartigd dienen te worden, bijvoorbeeld gezondheid
en welzijn, dit is het algemene belang van die regeling. Als iets geweigerd wordt op grond van
veiligheid, is dit een vreemd algemeen belang.
Week 2a Hoofdstuk
5.3/5.3.8
Beleid = niet wettelijke regels voor het gebruik van een bestuursbevoegdheid
Art. 1:3 lid 4 awb = beleidsregels = algemene regels over de uitoefening van een (vaak discretionaire)
bestuursbevoegdheid. Beleidsregels gaan over de uitoefening van doorgaans publiekrechtelijke
bevoegdheden door bestuursorganen.
Soorten niet wettelijke regels:
Beleidsregels
Instructies
Vaste gedragslijnen door precedenten (ongeschreven bestuurlijk gewoonterecht)
Definitie beleidsregel: “Bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend
voorschrift omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke
voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”
Soorten beleidsregels:
a- beleidsregels over de afweging van belangen; (meest voorkomend)
b- beleidsregels over de vaststelling van feiten; (is schaars dat dit voorkomt)
c- beleidsregels over de uitleg van wettelijke voorschriften (zeldzaam)
Beleidsregels worden bij besluit vastgesteld; dus schriftelijk, publiekrechtelijke rechtshandeling
Een bestuursorgaan dient in standaardgevallen conform art 4:84 awb te handelen.
-> beleidsregels dienen bekend gemaakt te worden conform art 3:42 awb.
, Samenvatting
Een beleidsregel is dus geen algemeen verbindend voorschrift en er kan dus geen zelfstandige
verplichtingen of aanspraken in het leven worden geroepen of nieuwe bevoegdheden aan
bestuursorganen worden verleend.
De functie van beleidsregels:
-> beleidsregels beogen de uitoefening van bestuursbevoegdheden te structuren waardoor een
gelijke, niet-willekeurige behandeling van burgers beter gewaarborgd kan worden.
Beleidsregels als een besluit, voorwaarden hiervoor:
Beslissing
Schriftelijk vastgesteld
Namens het betrokken bestuursorgaan
Rechtshandeling (belangenafweging, feitenvaststelling, wetsinterpretatie)
Publiekrechtelijk
Art 1:3 lid 4, 4:81, 4:82, 4:83 & 4:84 awb
Hoofdstuk 9.6/9.6.5, 9.7.6
Een bestuursorgaan moet bij een bepaalde wijze van bevoegdheidsuitoefening de algemene
beslissingscriteria aan kunnen geven aan de hand waarvan onderscheid wordt gemaakt tussen het
onderhavige geval en andere gevallen. Bestuursorganen ontwikkelen hiervoor doorgaans
‘beslissingscriteria’.
Verschil instructies en beleidsregels: instructies zijn alleen intern gericht (tot medewerkers van de
eigen bestuurlijke organisatie)
Voor beleidsregels geldt de gebondenheid op basis van art. 4:84 awb. Voor alle andere vormen van
eigen niet-wettelijke beslissingsregels geldt dat geredeneerd moet worden aan de hand van de vaste
gedragslijn en het gelijkheidsbeginsel. -> in praktijk is dit vooral relevant omtrent bewijs.
Hoofdregel: wie zich op een vaste gedragslijn beroept, moet aannemelijk maken dat deze
gedragslijn bestaat, voor bewijzen van een gedragslijn.
Als een beleidsregel en een vaste gedragslijn botsen, dan heeft de meest gunstige regeling voor de
burger voorrang.
Richtlijnen= niet-wettelijke beslissingscriteria op een bevoegdheid, afkomstig van een ander instantie.
Geen eigen maar ‘vreemde’ beslissingscriteria
Categorieën van richtlijnen:
Bestuursinterne richtlijnen: bv een vastgestelde beleidsnota met (niet-wettelijke) criteria van
de gemeenteraad over de uitoefening van een bevoegdheid van B&W of burgemeester
Bestuursexterne richtlijnen: bv technische milieunormen van een internationale organisatie
van technici en chemici. Bijzondere categorie bestuursexterne richtlijnen zijn allerlei vormen
van particuliere veldnormen en zelfregulering.
Richtlijnen afkomstig van samenwerkingsverbanden van (ambtenaren van) bestuursorganen,
bv een handleiding van Divosa ( de vereniging van gemeentelijke directeuren en
leidinggevenden in het sociale domein.
Richtlijnen hebben geen bindende werking op grond van het gelijkheidsbeginsel of het
vertrouwensbeginsel, als een bo een richtlijn in een eigen beleidsregel of vaste gedragslijn omtovert,
dan wel bindende werking op grond van het gelijkheidsbeginsel.