Aansprakelijkheidsrecht – Samenvatting kort
Verbintenissen uit de wet: inleiding en samenloop
Verbintenis: een rechtsplicht waarmee een subjectief vermogensrecht correspondeert. O.g.v. art. 6:162
BW rust op degene die door toerekenbaar onrechtmatig handelen schade veroorzaakt, een verbintenis
om de schade te vergoeden. Een verbintenis is in beginsel rechtens afdwingbaar, art. 3:296 BW en de
schuldeiser kan zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen, art. 3:276 BW.
Men kan o.g.v. onrechtmatige daad op twee manieren aansprakelijk zijn:
a. Persoonlijke aansprakelijkheid (Afd. 6.3.1 BW): degene die schade heeft veroorzaakt (de dader) is
in eigen persoon aansprakelijk;
b. Kwalitatieve aansprakelijkheid (Afd. 6.3.2 BW): men is in een bepaalde kwaliteit/hoedanigheid
aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een persoon met wie men in een bijzondere
verhouding staat (ouder-kind of werkgever-werknemer), een zaak of dier (bezitter-roerende zaak).
De toerekenbare tekortkoming/wanprestatie, art. 6:74 BW
Is een species van de onrechtmatige daad, maar valt juridisch niet onder de onrechtmatige daad. De
wetgever heeft namelijk voorzien in een afzonderlijke regeling van de gevolgen van niet-nakoming
van verbintenissen.
Samenloop
Als een feitencomplex ook los van de contractuele verhouding als onrechtmatige daad kan worden
aangemerkt, dan kan de benadeelde zijn vordering niet alleen op wanprestatie baseren, maar ook op
art. 6:162 BW. Uitgangspunt bij samenloop van meer op zichzelf toepasselijke rechtsgronden is dat zij
cumulatief van toepassing zijn en dat, indien die rechtsgronden tot verschillende rechtsgevolgen leiden
die niet tegelijkertijd kunnen intreden, de eiser daaruit naar eigen inzicht een keuze mag maken, tenzij
de wet anders voorschrijft of onvermijdelijk meebrengt.
Wie schade lijdt, draagt deze zelf, tenzij hij erin slaagt om te beargumenteren en te bewijzen dat een
ander de schade moet dragen, en hij er bovendien in slaagt om de schadevergoeding daadwerkelijk te
innen.
Verzekering:
a. Aansprakelijkheidsverzekering (aansprakelijke partij): een verzekering voor eigen
aansprakelijkheid voor schade.
b. Schadeverzekering (benadeelde partij): een verzekering voor schade aan eigen persoon of een
zaak.
De verzekeraar die de schade van de verzekerde betaalt, kan veelal verhaal uitoefenen op de
aansprakelijke persoon:
a. O.g.v. de wet – regres:
- Subrogatie, art. 7:962 BW: door betaling door de verzekeraar aan de verzekerde, gaat de
vordering van de verzekerde over op de verzekeraar.
- De wetten die de grondslag vormen voor de sociale verzekeringen kennen aan de
uitvoeringsorganen een zelfstandig verhaals/regresrecht toe.
b. O.g.v. de overeenkomst:
- Cessie, art. 3:94 BW: aan de verzekeraar wordt het recht van de verzekerde overgedragen en
de verzekeraar oefent derhalve het recht van de verzekerde uit.
- Subrogatie, art. 6:150, sub d BW.
Gezichtspunten bij de beoordeling om vast te stellen wanneer een risico voldoende werd onderkend
om het nalaten om maatregelen te nemen als onrechtmatig aan te merken:
- De aard en ernst van de risico’s;
- De mate van zekerheid dat zij zich zullen verwezenlijken;
,- De maatschappelijke waardering van de risicovolle activiteit.
Vorderingen die op onrechtmatige daad kunnen worden gebaseerd:
a. Schadevergoeding
Schadevergoeding in andere vormen dan geld, art. 6:103 BW:
b. Verklaring voor recht, 3:302 BW: de uitspraak waarbij de rechter verklaart dat je een bepaald recht
hebt (declaratoir vonnis). Met andere woorden stelt de rechter hiermee de (rechts)verhouding of
rechten en plichten tussen partijen vast. Voor het kunnen vorderen van een verklaring voor recht
moet er een redelijk belang zijn.
c. Rechterlijk verbod, art. 3:296 BW: het wordt iemand verboden onrechtmatig gedrag te vertonen.
Een verbod kan worden gevorderd als reeds onrechtmatig is gehandeld en herhaling of
voortduring van de onrechtmatige situatie (en daarmee schade) dreigt. Aan niet-naleving wordt
een dwangsom verbonden, art. 611a Rv.
d. Rechterlijk bevel/gebod, art. 3:296 BW: wanneer een betrokkene niet zelf de gepaste (voor)zorg
betracht om schade te voorkomen, dan zou hij daartoe met een rechtelijk bevel kunnen worden
gedwongen.
e. Collectief actierecht, art. 3:305a en 3:305b BW: bij een collectieve actie begint een partij namens
een groep gedupeerden een collectieve rechtszaak. Een door een stichting of vereniging gesloten
overeenkomst met een of meer partijen die aansprakelijk zijn voor het veroorzaken van schade,
kan door de rechter verbindend worden verklaard voor alle personen aan wie schade is
veroorzaakt, mits de stichting of vereniging de belangen van deze personen in haar statuten
behartigt.
- NB: een vordering tot verbod of gebod kan door de rechter worden afgewezen, indien met het
handelen van gedaagde een zwaarwegend maatschappelijk belang wordt gediend, art. 6:168, lid 1
BW. In dit geval behoudt de benadeelde wel zijn recht op schadevergoeding.
f. Rectificatie, art. 6:167 BW: de mogelijkheid om iemand die jegens een ander aansprakelijk is ter
zake van een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie, door de rechter te laten
veroordelen tot openbaarmaking van rectificatie.
,Aansprakelijkheid voor eigen gedrag
Voorwaarden onrechtmatige daad, art. 6:162 en 6:163 BW:
1. Onrechtmatigheid: het moet gaan om een gedraging die rechtens verboden is, dat wil zeggen een
doen of nalaten van gedaagde dat rechtens achterwege had behoren te blijven.
Onrechtmatige gedraging, art. 6:162, lid 2 BW (tenzij rechtvaardigingsgrond):
a. Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht;
b. Een inbreuk op een recht;
c. Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke
verkeer betaamt.
2. Relativiteit, art. 6:163 BW
3. De onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend:
a. Indien zij te wijten is aan zijn schuld; of
b. Indien een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn
rekening komt; schuld is in dit geval niet noodzakelijk.
4. Schade
5. Causaal verband tussen daad en schade en daad en omvang van de schade, art. 6:98 BW.
Onrechtmatigheid, art. 6:162, lid 2 BW:
a. Inbreuk op een (subjectief) recht:
Recht: het recht waarop inbreuk wordt gemaakt moet een aan een ander toebehorend
subjectief recht zijn; persoonlijkheidsrechten en vermogensrechten. Degene met een
subjectief recht kan zich verzetten tegen elke storing in zijn recht, niet slechts indien deze
inbreuk op zijn recht het gevolg is van verwijtbaar handelen van een ander, maar ook waar
dat niet het geval is. De toestand is ‘onrechtmatig’, waarbij het niet uitmaakt hoe en door wie
die toestand in het leven is geroepen.
Inbreuk:
a. Het verrichten van een handeling waartoe uitsluitend de rechthebbende bevoegd is, bv.
het negeren van een ander toebehorend auteursrecht.
b. Het belemmeren in of verhinderen van de uitoefening van een recht door de
rechthebbende, bv. hinder.
c. Het aantasten van het voorwerp waarvan een ander rechthebbende is, bv.
zaaksbeschadiging.
Niet elke inbreuk wordt als onrechtmatig aangemerkt, maar slechts als die inbreuk opzettelijk,
rechtstreeks of direct is. Bij de culpose rechtsinbreuk wordt tevens getoetst of de dader anders heeft
gehandeld dan hij behoorde. Bij de opzettelijke rechtsinbreuk ligt de onrechtmatigheid impliciet
besloten in het ‘opzettelijke’ of ‘rechtstreekse’ karakter.
- Leer Smits: de opvatting dat voor het aannemen van onrechtmatige inbreuk op een anders recht
niet voldoende is, maar dat voor het aannemen van onrechtmatigheid tevens is vereist dat is
gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer
betaamt.
- Taxusarrest: ‘De in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid reikt niet zo ver dat
degene die een plant of struik waarvan hij de giftigheid niet kent of behoeft te kennen, onder zich
heeft, verplicht zou zijn om deze plant of struik op zodanige wijze onder zijn controle te houden
dat zij geen gevaar kan opleveren, tenzij hem na onderzoek is gebleken dat de plant of struik
ongevaarlijk is.’ De HR stelt dus dat de aansprakelijkheidsregel niet kan worden toegepast, als het
gaat om planten of struiken waarvan de giftigheid niet algemeen bekend is.
b. Strijd met een wettelijke plicht: indien met een schadeveroorzakende gedraging een wettelijke
plicht wordt geschonden, dan betekent dit dat daarmee de onrechtmatigheid van het gedrag in
beginsel is gegeven. Bij schending van wettelijke regels staat de onrechtmatigheid van het gedrag
van de gedaagde in beginsel vast, tenzij de gedaagde aantoont dat sprake is van een
, rechtvaardigingsgrond, dat de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals
de benadeelde die heeft geleden, art. 6:163 BW of dat degene die zich op schending van de
wettelijke norm beroept, zich door eigen gedrag aan bescherming van die norm heeft onttrokken.
- Maas-Willems: Willems daagt Maas voor de rechter o.g.v. het feit dat Maas onder de vastgestelde
wettelijke tarieven zou werken. Maas stelt daartegenover dat Willems dit zelf ook doet of althans
heeft gedaan. De HR stelt dat Maas zich niet onbehoorlijk zou hebben gedragen tegenover
Willems nu Willems zich ook niet aan het wettelijke voorschrift heeft gehouden, waardoor hij niet
meer in aanmerking komt voor de privaatrechtelijke bescherming van dat voorschrift.
c. Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt –
zorgvuldigheidsnorm: aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval dient te worden
beoordeeld of sprake is van handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijke verkeer betaamt.
- Zelfregulering: bv. artsenorganisaties die met het oog op behandelingen vaak protocollen
opstellen. Artsen moeten zichzelf ook aan die protocollen houden. Afwijking is slechts
aanvaardbaar als dat in het belang van goede patiëntzorg is.
Gevalstypen en toetsingskaders bij schending van de ongeschreven zorgvuldigheidsnormen:
Onrechtmatige gevaarzetting (schending van verkeers- en veiligheidsnormen
- Kelderluikarrest: voor de vaststelling of gevaarzettend gedrag onrechtmatig is moet onder andere
worden gelet op:
o Aard en omvang van de gevreesde schade (letsel- en zaakschade, zuivere vermogensschade
en immateriële schade);
o De waarschijnlijkheid dat deze schade zich als gevolg van bepaald gedrag zal voordoen
o De aard van de gedraging;
o De mate van bezwaarlijkheid in termen van kosten, tijd en moeite voor het nemen van
voorzorgsmaatregelen.
- Bussluis: bij het geven van waarschuwingen voor gevaarlijke situaties moet er rekening mee
worden gehouden dat niet iedereen steeds de nodige voorzichtigheid in acht zal nemen.
- Arrest Jetblast: het plaatsen van een waarschuwingsbord om gevaarlijke situaties te voorkomen is
enkel toereikend indien valt te verwachten dat de waarschuwing zal leiden tot gedrag waardoor het
gevaar wordt vermeden.
- Arrest Werink-Hudepohl: de HR is met name in de huis-, tuin- en keukensfeer terughoudend met
het aannemen van onrechtmatigheid. Het is in dit soort gevallen vaste jurisprudentie dat niet reeds
de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent
gevaar, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gevaarscheppend gedrag slechts
onrechtmatig is, indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel
door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van
zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
- Arrest Jansen-Jansen: vaak wordt in bovengenoemde situaties geen schending van een
zorgvuldigheidsnorm, maar een ongelukkige samenloop van omstandigheden (zonder
rechtsgevolg) aangenomen. Met de aanduiding ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’
wordt tot uitdrukking gebracht dat eigenlijk niemand er redelijkerwijs ‘iets aan kon doen’
Zuiver nalaten; bewustheid van gevaar: er kan slechts sprake zijn van een rechtsplicht om een
gevaarlijke situatie op te heffen of daarvoor te waarschuwen, wanneer de ernst van het gevaar tot
het bewustzijn van de waarnemer is doorgedrongen.
Voorwaarden voor aansprakelijkheid wegens zuiver nalaten:
1. Dreiging van ernstig geestelijk of lichamelijk letsel;
2. Concrete kennis van de gevaarlijke situatie;
3. De mogelijkheid én de noodzaak om daadwerkelijk iets te doen (waarschuwen of helpen);
4. Reële verhouding tussen moeite en kosten en het gevaar.