Probleem 8 Materieel Strafrecht
Leerdoelen:
1. Kan een (privaatrechtelijke) rechtspersoon zoals een BV dader zijn? Wat zijn de voorwaarden waaronder een
rechtspersoon dader kan zijn?
2. Kan een leidinggevende binnen de rechtspersoon die betrokken was bij het plegen van het delict, ook
worden veroordeeld? Wat zijn de voorwaarden daarvoor?
3. Kan een publiekrechtelijke rechtspersoon zoals een gemeente strafbare feiten plegen en daarvoor bestraft
worden? Onder welke voorwaarden?
10.2 Strafbaarheid van de rechtspersoon
Bezwaren
Tegen de strafbaarheid van de corporatie zijn diverse argumenten aan te voeren:
- Een rechtspersoon kan geen subjectief bestanddeel van het misdrijf (opzet of culpa) vervullen, aangezien het veelal gaat om
een strafbaar feit, dat ‘voortvloeit uit een volgens een meerderheidsregel tot stand gekomen beslissing van een orgaan van de
rechtspersoon’.
- De bestaande straffen zijn ongeschikt.
- Bij bestraffing van de rechtspersoon worden ‘onschuldige’ personen getroffen (bijv werknemer, cliënten en niet de werkelijk
schuldigen)
- En het is de vraag of het strafrecht wel een aangepast controlemechanisme is om ongewenst gedrag dat uitgaat van
rechtspersonen te controleren. Zou het burgerlijk recht niet aanwezen zijn?
Ook Remmelink had daar moeite mee, omdat deze geen deel uitmaken van de ‘moral community’. Een rechtspersoon is niet vatbaar
voor schuld en boete. Er kunnen aanpassingen plaatsvinden voor de rechtspersoon, bijv de hoogte van de geldboete. Het is ook
denkbaar dat subjectieve voorwaarden, zoals opzet en schuld, als aanknopingspunt voor vervolging en bestraffing van de corporatie te
eisen, maar deze dienen dan te worden ‘opgediept’.
Nu de organisatie zo’n essentiële plaats in het sociale en economische verkeer is gaan innemen en de organisatie zo sterk wordt
gepersonifieerd, is het niet strafbaar kunnen zijn van organisatie als zodanig niet langer houdbaar. Organisaties nemen steeds meer de
allures van een persoonlijkheid aan door zich te profileren met een bepaalde bedrijfscultuur/imago, hetgeen bevorderlijk is voor het
‘wij/zij’ denken tussen organisaties onderling.
Het begrip ‘rechtspersoon’ en de huidige regeling
Het strafrechtelijk begrip rechtspersoon is ruimer dan het civielrechtelijke begrip. Art 51 lid 3 Sr: ook vennootschappen onder firma,
maatschappen en doelvermogens vallen eronder. De organisatie moet maatschappelijk als zodanig hebben gefunctioneerd en zijn
geaccepteerd.
Er kan geen vrijheidsbenemende of -beperkende sanctie worden opgelegd, zoals taakstraf. Art 23 lid 7 Sr bevat de mogelijkheid voor de
rechter bij veroordeling een geldboete op te leggen.
Art 51 Sr staat centraal, maar behoefde nadere uitwerking in de jurisprudentie, omdat niet uit de bewoordingen valt op te maken
wanneer een rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan.
Theorieën en rechtspraak over het daderschap van de rechtspersoon
Voor het bepalen van het daderschap zijn eigensoortige criteria nodig, los van het fysieke gedrag van de functionarissen van de
rechtspersoon. Het gaat erom dat het daderschap van de rechtspersoon moet kunnen worden afgeleid uit bepaalde gedragingen van
natuurlijke personen, die op de een of andere manier in het kader van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden en die aan de
rechtspersoon kunnen worden ‘toegerekend’, in de zin van op diens conto geschreven.
Verschillende theorieën hebben zich over de criteria gemanifesteerd. De criteria betreffen enkel de vraag of de rechtspersoon kan
worden aangemerkt als dader van het strafbare feit: los daarvan staat de beoordeling van de aanwezigheid bij de rechtspersoon van
opzet of culpa.
1. orgaantheorie: de rechtspersoon wordt geacht een strafbaar feit te hebben begaan als een orgaan heeft gehandeld binnen de kring
van zijn bevoegdheid en daarbij een strafrechtelijke norm heeft geschonden. Deze theorie had slechts betrekking op die fiscale en
sociaaleconomische wetten en regelingen, in het kader waarvan rechtspersonen strafbare daders konden zijn. De HR heeft deze niet
omarmd
2. een ander criterium richt zich op de vraag wie uiteindelijk baat heeft gehad bij de verboden handeling(en). Hoe meer baat de
rechtspersoon heeft gehad bij een strafbaar feit, des te eerder wordt deze als dader aangemerkt. Dit is net meer van doorslaggevende
betekenis geacht.
3. maatschappelijk verkeer: een feit door een natuurlijk persoon verrichte strafbare gedraging wordt aangemerkt als een gedraging van
ook de betrokken rechtspersoon, indien de gedraging naar gangbare opvattingen binnen het maatschappelijk verkeer als een gedraging
van die rechtspersoon heeft te gelden.
In geval van materieel omschreven delicten zijn vragen van daderschap en causaliteit nauw met elkaar verweven. Dit brengt mee dat het
criterium van de redelijke toerekening in de zin van de huidige jurisprudentie inzake causaliteit niet ver weg van het criterium voor het
functionele daderschap en voor het daderschap van de rechtspersonen zou dienen te worden gezocht, hetgeen intussen ook in de
jurisprudentie ten volle is erkend.
, Het maatschappelijke verkeer-criterium kan als toetssteen voor de buitengrens fungeren: daderschap van de rechtspersoon zal niet
gemakkelijk worden aangenomen als dit zou indruisen tegen de opvattingen die in het maatschappelijke verkeer heersen over wat als
gedrag van de rechtspersonen moet worden beschouwd.
4. zorgplicht: de achterliggende gedachte is dat wie op een bepaalde op hem rustende zorgplicht schendt voor de strafrechtelijke
gevolgen daarvan aansprakelijk is te stellen. De vraag is dan wanneer sprake is van een bepaalde zorgplicht en op wie deze rust. Volgens
Nieboer stelt dat onder de definitie daarvan een grote variëteit schuilgaat. Hij definieert de zorgplicht namelijk als de op een persoon
rustende plicht ervoor te zorgen dat het wettelijk beschermde rechtsbelang wordt geëerbiedigd.
De zorgplicht kan zowel een persoon betreffen die zelf, in zijn eigen gedragingen, dit rechtsbelang heeft te eerbiedigen, als een persoon
die zich moet inspannen dat er geen onrecht plaatsvindt door toedoen van een ander. De zorgplicht kan dus een groot bereik hebben.
Een bezwaar tegen deze opvatting is dat deze een doorkruising betekent van het primaat van de wet die de grenzen van de
strafbaarstelling zo scherp mogelijk trekt. Door de interpretatie van strafrechtelijke gedragingen naar de mate waarin ze een zorgplicht
schenden, kunnen de grenzen van de strafbaarstelling sterk vervagen.
Dit leerstuk heeft zich wel een vaste plaats verworven als een van de subcriteria die invulling geven aan de algemene maatstaf van de
redelijke toerekening.
5. het tweeledige IJzerdraadcriterium. De in dit arrest door de HR geïntroduceerde criteria van de beschikkingsmacht en de aanvaarding
zijn naderhand herhaaldelijk toegepast bij de vaststelling van het daderschap van rechtspersonen.
Het is de vraag of dit criterium voortaan blindelings voor het daderschap van rechtspersonen kan gelden. De aard en de strekking van de
wettelijk verboden gedraging kan daarvoor van belang zijn. Deze kan (een) bepaalde geadresseerde(n) aanwijzen en daartoe zijn
reikwijdte beperkten. Daarnaast kan de feitelijke gang van zaken binnen de rechtspersoon mede bepalend zijn voor het daderschap van
de rechtspersoon.
6. in het Drijfmest-arrest is de redelijke toerekening als criterium voor het daderschap van de rechtspersoon geïntroduceerd: een
verbreding van het tot niet lang geleden bij uitstek geldende IJzerdraadcriterium. Onder de vlag van de thans geldende hoofdcriterium
van de redelijke toerekening kunnen verschillende van de hierboven oude criteria bij de vaststelling van het daderschap van een
rechtspersoon wel een belangrijke betekenis hebben.
--> in dat arrest ging het om het daderschap van een rechtspersoon met betrekking tot het feit dat op landerijen waarover
deze rechtspersoon in opdracht van de eigenares van de grond het beheer voerde mest was uitgereden in strijd met de
geldende voorschriften. De rechtspersoon beriep zich erop dat zij niet kon zeggen wie de mest op de betreffende landerijen
had gebruikt, omdat zij dat niet wist en aan niemand daartoe toestemming had gegeven.
Het Hof overwoog dat het tot de taak van een beheerster van de landerijen behoort te waken dat die landerijgen worden
beheerd overeenkomstig de wettelijke voorschriften en dat daaronder de verplichting valt er op te leggen dat derden haar
landerijen niet voor een ander doel aanwenden dan waartoe haar beheer zich uitstrekt. Naar het oordeel van het Hof was niet
aannemelijk geworden dat de verdachte alle maatregelen had genomen teneinde te verhinderen dat derden haar landerijen
konden gebruiken om zich van hun mestvoorraden te ontdoen. Van controlemaatregelen en van (intensieve) inspectie was niet
gebleken.
De HR vernietigde het arrest van het Hof. ’s Hofs oordeel dat de gedragingen redelijkerwijs aan de verdachte kan worden
toegerekend, was niet naar de eis der wet met redenen omkleed, onder meer omdat het Hof niet heeft vastgesteld welke
taken en bevoegdheden het aan de verdachte opgedragen beheer inhielden.
In zijn ‘aan de beoordeling van de middelen voorafgaande beschouwingen’ overwoog de HR in dit arrest dat een verdachte
rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de verboden gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden
toegerekend. Dit is in overeenstemming met de geschiedenis van art 51 Sr. Wanneer deze toerekening wel en wanneer niet redelijk is,
hangt af van de omstandigheden van het geval. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft
plaatsgevonden dan wel is verricht ‘in de sfeer van de rechtspersoon’. Daarvan kan sprake zijn indien zich een of meer van de volgende
omstandigheden voordoen:
- Ten eerste kan het gaan om handelen of nalaten van iemand die het zij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen
hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon. Voor het daderschap van de rechtspersoon is niet altijd noodzakelijk
dat er is gehandeld door mensen die bij de rechtspersoon in dienst zijn of door een van de organen van de rechtspersoon. Ook
kunnen soms gedragingen van anderen die in een wijder verband werkzaam zijn ten behoeve van de rechtspersoon worden
opgevat als gedragingen van de rechtspersoon: bijv ‘ingehuurd’ om een illegaal karwei te verrichten.
- Ten tweede kan sprake zijn van een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering of in de taakuitoefening van de
rechtspersoon. Hierbij gaat het om de vaststelling dat de verboden gedraging is verricht binnen het verband van activiteiten
die onderdeel zijn van de normale bedrijfsvoering (of taakuitoefening) van de rechtspersoon in kwestie. niet is vereist dat het
strafbare feit ZELF een binnen rechtspersoon ‘normale’ gang van zaken vertegenwoordigt.
- Het kan ook zijn dat de gedraging de rechtspersoon dienstig is geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in zijn
taakuitoefening. Dit is het oude baatcriterium.
- Een vierde omstandigheid betreft het oude IJzerdraadcriteria:
IJzerdraad criteria – twee criteria voor functioneel daderschap (“de situatie waarin een ander dan degene die fysiek handelt
heeft te gelden als dader op grond van zijn maatschappelijke functie”): Beschikkingsmacht over (1) en aanvaarding van het
verboden fysieke gedrag van een ander (2).
Beschikkingsmacht (1) betekent dat verdachte de baas is over, en dus leiding geeft aan, degene die de gedraging uitvoert.
Aanvaarding (2) betekent dat de verdachte wist dat de gedraging plaatsvond of plaats kon vinden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper chlvdziel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,19. Je zit daarna nergens aan vast.