Week 1.
Organisatiekunde maakt gebruik van:
1. Technische wetenschappen
2. Arbeids- en organisatiepsychologie
3. Arbeidssociologie
4. Bedrijfseconomie
Wat is een organisatie? Organisaties zijn doelgerichte samenwerkingsverbanden waarbinnen mensen en middelen op
verschillende manieren in combinatie met elkaar kunnen worden ingezet om zo doelgericht te zijn. Doelstellingen, mensen,
middelen.
Voor organisatiekundigen moet je grote organisaties hebben. Voorheen landbouw, visserij, kerk.
Eerste aanzet voor nu industriële revolutie.
Scientific management: Een van de theorieën van de klassieke school. Taylor een van de grondleggers zette in zijn boek
shop management de grondbeginselen uiteen van de wetenschappelijke bedrijfsorganisatie. Het streven naar efficiency
stond voorop, hoge arbeidsproductiviteit en prestatiebeloningen.
Henry Fayol; general management theory. Planen organiseren en coördineren. Ruimere visie dan Taylor.
Weber: eenheid bevel/baas. Arbeiders controleerbaar en vervangbaar. Functievervulling onafhankelijk van wie de functie op
dat moment vervult.
Na WOI eerste HRM-benaderingen. Sociale aspecten ook belangrijk. Organisaties nog steeds gesloten systemen omdat de
omgevingsinvloeden gering waren en de schaarste groot. In de jaren vijftig kritiek. Gevolg is het Revisionisme.
Onderstaande twee gaan samen. Taakroulatie, verruiming en verrijking.
Organisatie zonder mensen S.M.
Mensen zonder organisatie H.R.
1955 – heden. Baas beslist niet meer alles alleen, behoefte aan hoger opgeleiden.
Contingentiebenadering: situationeel leiderschap.
Open systemen: In deze periode groeit het besef dat organisaties beschouwd moeten worden als open systemen, die van
invloed zijn op de omgeving en door de omgeving worden beïnvloed.
Mintzberg: Elke organisatie zou een op maat gemaakte structuur en manier van leidinggeven moeten hanteren. Zijn theorie
zou daar richting aan kunnen geven.
Porter: Vijfkrachtenmodel: Een nuttig hulpmiddel bij het analyseren van de markt en de concurrentie.
Hammer: Hij stelt dat de traditionele manier van structurering en verdeling van werkzaamheden zal verdwijnen. Meer
zelfsturing. De nieuwe tijd vraagt om meer zelfsturing van werknemers, waardoor het onderscheid tussen leiding en
uitvoerders vervaagt.
Week 2 Strategy
7S-model
- Strategy: De strategie geeft in grote lijnen de route aan die de organisatie moet volgen om de doelstellingen te
bereiken.
- Structure: De organisatiestructuur bestaat uit de arbeidsverdeling en de coördinatie.
- Systems: Systemen en processen daarbinnen zijn van groot belang voor een organisatie.
- Staff: Zonder medewerkers is er geen organisatie.
- Skills: Onder skills vallen de kennis en vaardigheden die de organisatie nodig heeft om de concurrentieslag aan te
kunnen gaan.
- Style: Heeft betrekking op de wijze waarop en de houding van waaruit leiding wordt gegeven.
- Shared values: Vormen de bedrijfscultuur, die iets laat zien van de gedeelde duidelijk aanwezige waarden en
normen binnen de organisatie.
Strategie: route die een organisatie bewandeld om bepaalde doelstellingen te behalen.
, Planning betekent nu beslissen wat in de toekomst moet gebeuren. Een onderdeel daarvan zal moeten anticiperen op
ontwikkelingen in de onderneming en de omgeving. Er zijn verschillende soorten planning:
- Niveau (werkmaatschappij, afdeling & product)
- Tijdshorizon: Langetermijnplanning hoort normaliter bij grotere bedrijven
- Mate van detail: De tactische planning geeft in detail aan hoe de strategische beslissingen gerealiseerd moeten
worden.
- Functioneel gebied: Het gaat hier om de inkoopplanning en de financiële planning, die samen het
ondernemingsplan vormen.
Planfase: Hier wordt de strategie verder uitgewerkt.
Het plan wordt ten slotte uitgevoerd en tijdens de uitvoering vindt op gezette tijden een controle plaats om te achterhalen
of de doelstellingen worden bereikt.
Bepaalde productgroep in kaart brengen.
SWOT- analyse: (=macro, meso micro.) Bekijken strategische kloof.
Stars: hoog aandeel, hoge groei
Cash cow: hoog aandeel, lage groei
Dog: lage groei, laag aandeel
Question mark: laag aandeel, hoge groei
Tot de situatieanalyse behoort een karakteristiek van de onderneming. BCG-model, marktomvang en concurrentie. Daarbij
worden gegevens verzameld over de totale markt, de missie, de doelstellingen, de segmenten, de wijze waarop, de
belangrijkste concurrenten en hun beleid, resultaten en de marktvorm.
Met behulp van de SWOT-analyse kunnen externe ontwikkelingen en de eigen sterke en zwakke punten in vergelijking met
de concurrentie in kaart worden gebracht.
In de situatieanalyse wordt aangegeven welke ontwikkelingen uit het recente verleden een rol spelen en welke positie de
eigen onderneming inneemt ten opzichte van de concurrentie.
De sterkte-zwakteanalyse kan betrekking hebben op niet-financiële prestaties en financiële prestaties.
Checklist Porter om een sterkte-zwakteanalyse te kunnen uitvoeren. Denk aan producten, distributie, kwaliteit van het
management, financiële positie, onderzoek en development, positie binnen een concern en productie.
De kansen-bedreigingenanalyse: In deze fase vindt onderzoek plaats in de omgeving van de organisatie. De analyse van de
omgeving heeft betrekking op externe-ontwikkelingen. Daaruit vloeien kansen en bedreigingen voort.
De macroanalyse: In dit onderdeel van de omgevingenanalyse gaat het erom dat demografische, economische, politiek-
juridische, ecologische, sociaal-culturele en technologische ontwikkelingen en factoren vast te stellen die van invloed zijn op
de onderneming (DE PEST)
Mesoanalyse: De meso-omgeving heeft betrekking op ontwikkelingen die zich voordoen in jouw bedrijfstak.
Dan heb je nog publieksgroepen zoals: De media: Kunnen de resultaten van de onderneming positief of negatief
beïnvloeden. Belangenorganisaties: Belangenorganisaties zijn onder meer de brancheorganisaties, de vakbonden en de
werkgeversorganisaties, actiegroepen, organisaties die de belangen van de consumenten behartigen, de werknemers en de
publieke opinie.
De publieke opinie: Aan de publieksgroepen kan ten slotte ook nog de publieke opinie worden toegevoegd.