Proeftentamen 2 Organisatiekunde
Cesuur tentamen is: 33 van de 50 vragen goed = cijfer 5.5
Hoofdstuk 1
1) In een bedrijfsovername
a) Ontstaat door de bedrijfssamenvoeging een nieuwe organisatie.
b) Houdt de overgenomen organisatie op te bestaan.
c) Blijven de samenwerkende organisaties zelfstandig opereren
2) Het organisatiekundig denken van het Scientific Management kan het beste samengevat worden als:
a) ‘Organisatie zonder mensen’
b) ‘Mensen zonder organisatie’
c) ‘Mensen en organisatie’
3) Het principe van taakverrijking past vooral in het denken van:
a) Het Scientific Management
b) Het Revisionisme
c) De Contingentiebenadering
4) Organisatiekunde bestudeert meerdere onderwerpen vanuit verschillende disciplines. Welke
organisatiedeskundige benaderde organisaties vanuit een basisconfiguratie?
a) Michael Porter
b) Michael Hammer
c) Henry Mintzberg
5) Constituerende beslissingen:
a) Zijn hoofdzakelijk beleidsuitvoerende beslissingen.
b) Zijn bedoeld om het dagelijkse werk aan te sturen.
c) Worden veelal genomen door het topmanagement.
6) Welke interviewvraag probeert een beeld te vormen van Strategy uit het 7S-model?
a) “Uit welke afdelingen bestaat uw organisatie ?”
b) “Werken er in uw organisatie medewerkers met een lang dienstverband?”
c) “Op welke manier speelt u in op kansen in de omgeving?”
Hoofdstuk 2
7) Het businessdefinition-model van Abell verwijst naar de WIE-, de WAT- en de HOE-vraag van een organisatie.
Welke vraag verwijst volgens dit model naar de WIE-vraag?
a) Wil de organisatie alleen zakelijke klanten bedienen of ook andere klanten?
b) Wil de organisatie alleen veiligheid bieden of ook comfort?
c) Wil de organisatie klantgegevens handmatig invoeren of het volledig automatiseren?
8) Welk aspect maakt onderdeel uit van de kansen-bedreigingen analyse?
a) Hoe het staat met de ontwikkelingen op het gebied van de export.
b) Of er onder het personeel voldoende bereidheid bestaat teamgerichter te gaan werken.
c) Of het management flexibel genoeg is om een reorganisatie te leiden.
9) In het BCG-model is een productlevenscyclus te herkennen.
In welke fase bevindt zich de Dog?
a) In de groeifase
b) In de volwassenheidsfase
c) In de neergangsfase
, 10) Het strategieontwikkelingsmodel bestaat uit een aantal fasen.
In welke fase vindt onderzoek plaats omtrent het in kaart brengen van de totale markt?
a) Tijdens de situatieanalyse.
b) Tijdens de SWOT-analyse.
c) Tijdens de implementatie.
11) Welke strategie ligt volgens de confrontatiematrix voor de hand, wanneer de organisatie sterk genoeg is om
in te kunnen spelen op aanwezige kansen?
a) Een strategie van verdedigen
b) Een strategie van aanvallen
c) Een strategie van verbeteren
12) Wanneer Jumbo vleesverwerkende productie gaat opnemen in haar dienstverlening, is er sprake van:
a) Achterwaartse differentiatie
b) Horizontale integratie
c) Achterwaartse integratie
13) Volgens de groeistrategie van Ansoff houdt productontwikkeling het aanbod in van:
a) Een nieuw product op een nieuwe markt.
b) Een nieuw product op een bestaande markt.
c) Een bestaand product op een nieuwe markt.
Hoofdstuk 3
14) Een organisatie met een F-indeling:
a) Heeft als voordeel dat de coördinatie goed verloopt.
b) Betreft een indeling naar samenhang tussen verschillende bedrijfsfuncties.
c) Heeft een afdelingsstructuur die afgeleid is uit het primaire proces.
15) Het werk kan op meerdere manier gestructureerd worden. Wanneer iemand meerdere taken op
verschillende momenten verricht, is er sprake van
a) Taakroulatie
b) Taakverruiming
c) Taakverrijking
16) Wanneer ligt centralisatie voor de hand?
a) Wanneer de organisatie zich bevindt in een stabiele omgeving.
b) Wanneer in een situatie onbelangrijke beslissingen genomen worden.
c) Wanneer er sprake is van een open bedrijfscultuur.
17) Mintzberg heeft een vijftal basisconfiguraties beschreven. In de adhocratie ligt de macht bij:
a) De staf
b) De individuele medewerker
c) Het team
18) Volgens de configuratietheorie van Mintzberg vindt in de divisiestructuur de coördinatie plaats:
a) Via direct toezicht
b) Via contractmanagement
c) Op projectbasis
19) In een organistisch organisatiestelsel:
a) Neemt het streven naar efficiency een belangrijke plaats in.
b) Is sprake van een dynamische omgeving.
c) Vindt besluitvorming plaats op centraal niveau.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kok123. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,59. Je zit daarna nergens aan vast.