Samenvatting Blok A : Extramurale Zorg
CNA/ RNA.
1
, Hoorcollege 1 : Introductie extramurale zorg CNA/ RNA
1. Wat is eerstelijns zorg?
2. Hoe veel fysiotherapeuten zijn er in Nederland en hoe veel zijn werkzaam in eerste lijn? 6200
(eenmanspraktijken en zzp’ers, 3320 (praktijk met meerdere werkzame personen). Ruim
17.800 extramuraal werkende fysiotherapeuten in de eerstelijnszorg.
3. Hoe veel fysiotherapeuten zijn gespecialiseerd (officieel: "verbijzonderd")? Top 3
verbijzonderde fysiotherapeuten : 17% manueel, 8% oedeem en 6% kinderfysiotherapeut.
4. Wanneer mag je je een 'verbijzonderde fysiotherapeut' noemen?
Organisatie zorg in NL
• Extramuraal : ‘eerstelijnszorg (buiten de muren van instellingen)’
• Intramuraal : tweede lijn, binnen instellingen gevestigd (ziekenhuizen, etc.)
• Transmurale zorg : tussen de eerste en tweede lijn, zorg die afgestemd wordt
• Intramuraal (derde lijn) : specialistische instellingen
‘Anderhalve lijn’ : fysiotherapie met echografie/ medicatie voorschrijven/ beeldvormige technieken…
Actualiteit (overheid rapport : ‘Juiste Zorg op de Juiste Plek, JZODJP’).
- Dit is het verplaatsen van zorg dichterbij mensen thuis
- Het voorkomen van (duurdere) zorg
- Het functioneren van mensen als uitgangspunt
- Het vervangen van zorg door andere zorg als E-health
EZ2 : mensen met een chronisch (beweeg-)probleem, gerelateerd aan een orgaan disfunctie
(hersenen, longen, vaatstelsel, lymfestelsel of kanker) en gericht op de eerstelijnszorg (thuis/praktijk).
Interdisciplinaire zorg : zorg afstemmen met andere disciplines, verschillende vakken/ disciplines
hebben elkaar nodig om een probleem op te lossen of een vraag te onderzoeken. Multidisciplinaire
zorg : thema of probleem wordt vanuit verschillende perspectieven bekeken, niet integreren.
Hoorcollege 2 : inleiding neuropathologie
• Cortex cerebri : hersenschors
• Sulcus centralis (centrale groeve) : verdeelt de hersenschors in twee functionele gebieden
Frontale kwab (voorhoofdskwab) is voornamelijk gericht op (unit voor) actie. De pariëtale, occipitale
(achterhoofdskwab) en temporale kwab zijn met name gericht op (unit voor) waarneming.
Bewegen : keuze – programmeren (welke subacties en losse onderdelen daarvan) – gestuurd naar de
uitvoerende motorische schors (in het midden tegen centrale sulcus aan) – ruggenmerg – bewegen
- Uitvoerende gedeelte : primaire motorische schors. Vanuit het midden loopt het aan beide
kanten naar beneden. Rechterhelft stuurt linkerhelft lichaam aan, linkerhelft – rechterhelft.
2
,Primaire motorische schors : homunculus, de grote van de lichaamsdelen geeft aan hoeveel
zenuwcellen verantwoordelijk zijn voor dat gedeelte.
Naast een motorische homunculus, is er ook een sensorische homunculus : primaire sensorische
schors. Samen zorgen deze voor het uitvoeren en verwerken van informatie uit het lichaam.
Samenwerking hiertussen (motoriek en sensoriek) : sensomotorische kring (hersenschors).
M3 (tertiaire motorische cortex, in de prefrontale cortex) – beweging programmeren (secundair) etc.
Dit is een continue cirkel van beweging en verwerking.
• Motivatie kan op drie verschillende punten starten : sensorische prikkel (S1) / limbisch
systeem / prefrontale cortex (keuze, M3).
Soms kan je ook een verkorte route maken, bijvoorbeeld zonder de analyse (buiten, blaadje etc.).
Handelingen die je al vaak hebt uitgevoerd hoef je niet bewust te programmeren, lager hiërarchisch
niveau : basale kernen. Handelingen die je wel bewust moet uitvoeren gebeuren in de M2. S3 :
pariëtotemporo-occipitale associatiegebied. S3 -> M3 wordt veelal ook beïnvloed door het limbisch
systeem.
Wat is de functie van de kerngebieden?
De functie van de cortex, heeft de planning, aanstuurrol van de motoriek. Basale kernen (liggen daar
hiërarchisch gezien wat onder) : automatische, aangeleerde ‘routine’ motoriek en daarnaast ook de
emotionele motoriek. Met name op het moment van het starten en stoppen van deze aangeleerde
bewegingen (zoals lopen) zie je problemen bij mensen met een aandoening.
• Limbisch systeem : ‘emotionele hersenen’, belangrijk deel als het gaat om belonen/ straffen,
geheugen en het angstcentrum.
• Thalamus : sensorische prikkels (prikkelverwerking, filtering voor belangrijkste prikkels)
De kleine hersenen (cerebellum), belangrijk bij :
- Houding en evenwicht (‘dronkenmansloop’)
3
, - Ritmische motoriek
- (Fijne) coördinatie
* Het vloeiend verlopen van de beweging : cerebellum.
Hersenstam, regelt vooral :
- Vegetatieve functies (ademhaling, bloeddruk, slapen : homeostase)
- Pijncentrum
- Activatie/ arousal (formatio reticularis)
Centrale zenuwstelsel (CZS) (onderscheid neuronen cortex en ruggenmerg)
1. Centraal motorisch neuron (CMN) : cortex cerebri (hersenschors)
2. Perifeer motorisch neuron (PMN) : medulla spinalis (ruggenmerg)
Tussen deze twee groepen neuronen zit een baansysteem voor het doorgeven van de signalen. Het
uitvoeren : facilitatie en inhibitie PMN (gaat via alpha- en gammaneuronen in het ruggenmerg). PMN
(ook wel alpha motor neuron). De baan tussen centraal en perifeer : tractus corticospinalis
(piramidebaan), het is een directe verbinding van de cortex naar het ruggenmerg. Overige
baansystemen zijn wel indirect, via o.a. de hersenstam (FR).
Tractus corticospinalis : loopt direct naar het ruggenmerg (interneuronen)
• Lateralis : 85% gekruist, naar heup, schouder en extremiteit (10% direct naar de hand). Tussen
de hersenen en handen, directe verbinding (nauwkeurig en snel)
• Anterior : 15% ongekruist, naar axiale spieren (nek en romp). Blijft aan de homolaterale kant
• Overige banen uit hersenstam/ basale kernen ongekruist en indirect naar axiale spieren
Terugkoppeling (sensomotorische kring), bijsturing op verschillende manieren :
- (m.b.v. tastinformatie, feedback) via somatosensorische cortex (S1).
- Cerebellum (vloeiendheid), vergelijkt instructies met effect (langzaam, wachten
op de informatie vanuit de sensoriek) = feedback
- Cerebellum, onderschept instructies en stelt bij op basis van verwachting (snel) =
feedforward, geen informatie nodig vanuit sensoriek (op basis verwachting)
Neurologische functiestoornissen
Klinische beelden
bij een centraal
neurologische aandoening
Schade in de cortex cerebri (afhankelijk van locatie schade, verschillende klinische beelden)
• M3 (voorkant, hogere cognitieve functies – prefrontale cortex), M1 (primair) : uitval
spierkracht M2 (secundair) : programmeren
Afhankelijk van de grootte en locatie schade zullen er verschillende vormen van
uitval zijn. Wanneer de schade (afbeelding) aan de linkerkant manifesteert zal de
uitval aan de rechterkant zijn.
4