Hoofdstukken Sociaal Recht, Arbeidsrecht editie 2016.
Hoofdstuk 1: Terreinverkenning
Onzelfstandige beroepsbevolking: mensen met een betaalde baan.
Private sector: mensen werkzaam in bedrijfsleven.
Publieke sector: mensen werkzaam bij de overheid (gemeente, provincie etc).
Semipublieke sector: mensen werkzaam bij organisaties en instellingen binnen de private
sector, die financieel afhankelijk zijn van de overheid (ziekenhuizen, onderwijs etc).
Zelfstandige beroepsbevolking: ZZP’ers.
Sociaal recht betreft de rechtspositie van werknemers in de onzelfstandige beroepsbevolking. Hun
rechtspositie moet echter als uitgangspunt wel gescheiden gehouden worden. Op de werknemer
werkgeververhouding (private sector) zijn in beginsel andere rechtsregels van toepassing dan op de relatie
ambtenaaroverheid (publieke sector).
Rechtsbronnen: waar vind je het recht terug? (hiërarchische volgorde)
Verdrag (overeenkomst tussen twee of meer landen
Wet
Jurisprudentie (alle uitspraken van rechters in NL)
CAO (door vakbonden
Gewoonterecht (ongeschreven)
Privaatrecht: regelt verhouding tussen (rechts)personen onderling
Publiekrecht: regelt verhouding tussen overheid en personen
Dwingend recht: a) in het geheel niet afwijken, of b) niet ten nadele van de werknemer afwijken.
Driekwart dwingend recht: afwijken indien in CAO bepaald.
Vijfachtste dwingend recht: afwijken indien met OR bepaald.
Semidwingend recht: afwijken indien in AO bepaald.
Aanvullend recht: zelf afspreken indien iets niet bij wet is bepaald.
Rechterlijke organisaties:(hiërarchische volgorde, HR bovenin piramide)
Hoge Raad
Gerechtshof (4) In cassatie gaan
Rechtbank: (11) verdeeld in sectoren: In beroep gaan
Civiel recht
Bestuursrecht
Strafrecht
Kanton
Arbeidszaken worden voorgelegd aan de Kantonrechter bij de rechtbank (absolute competentie).
Welke rechter is competent om van een arbeidsrechtelijk geschil kennis te nemen?
Absolute competentie: welk soort gerecht (rechtbank, gerechtshof, Hoge Raad) is bevoegd?
Relatieve competentie: welke van de vele rechters van een bepaald soort is bevoegd: in welke plaats zal
de zaak aanhangig moeten worden gemaakt?
Absolute competentie
Alle vorderingen op het terrein van sociaal recht moeten bij de rechtbank worden ingesteld. Op de regel dat
de kantonrechter de bevoegde rechter is, bestaat één uitzondering en die betreft de bestuurder van een NV
of BV. Geschillen tussen de bestuurder en de NV of BV waarvoor hij werkzaam is, worden door de gewone
sector civiele beslist, mits het een vordering betreft van meer dan 25.000 of waarbij het bedrag onbepaald is
(art. 2:131 en 241 BW). De rechter die als eerst absoluut bevoegd is om van een geschil kennis te nemen,
noemen we de rechter in eerste aanleg.
Een geschil bij de rechter dient aanhangig te worden gemaakt via een dagvaarding. Er is momenteen
wetgeving in de maak, op grond waarvan het starten van een juridische procedure op het terrein van sociaal
recht niet met een dagvaarding maar met een verzoekschrift begint. Daarmee zou het voor de werknemer
gemakkelijker en goedkoper worden zich tot de rechter te wenden.
1
,Relatieve competentie
Als is vastgelegd dat de kantonrechter absoluut bevoegd is van een geschil kennis te nemen, welke
kantonrechter is dan bevoegd? Iedere rechtbank in NL (11 stuks) is een bepaald gebied toegekend, deze
gebieden worden arrondissementen genoemd. Ieder arrondissement is weer in twee of meer kleinere regio’s
(totaal 30) verdeeld waarbinnen kantonrechters werkzaam zijn. De plaats waar de kantonrechter gevestigd
is, wordt vestigingsplaats genoemd.De regel omtrent de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter luidt:
bevoegd is de kantonrechter van a) de woonplaats of vestigingsplaats van de wederpartij, de gedaagde, of
b) de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht.
In sommige situaties is op zeer korte termijn een rechterlijke uitspraak noodzakelijk (onterechte schorsing).
Dan is het aanspannen van een kort geding een oplossing. Het kort geding wordt bij de rechtbank aanhangig
gemaakt. De rechter in kort geding wordt voorzieningenrechter genoemd. Zowel de kantonrechter als de
‘gewone’ rechter, werkzaam bij de civiele sector, kan als voorzieningsrechter optreden.
In een vonnis volgend op een kort geding kan de voorzieningsrechter enkel voorlopige voorzieningen treffen.
Het vonnis is niet definitief, de partij die in het ongelijk is gesteld kan later altijd nog een gewone procedure
(bodemprocedure) beginnen.
Procedures in het arbeidsrecht
1 Dagvaardingsprocedure (schriftelijke procedure)
Dagvaarding
Schriftelijk reageren op dagvaarding
Rolzitting waarbij de rechter bepaalt:
Of nog een schriftelijke ronde of hoorzitting
Uitspraak = vonnis
Partijen zijn: eiser en gedaagde
2 Verzoekschriftprocedure (heel kort, bv. bij einde AO)
Verzoekschrift, eventueel schriftelijk verweerschrift
Mondelinge behandeling
Uitspraak = beschikking
Partijen zijn: verzoeker en verweerder
Bewijsrecht
Hoofdregel: wie eist, bewijst.
In het arbeidsrecht is deze regel soms omgedraaid ten gunste van de werknemer. Werknemer moet dan
feiten aandragen die het onderscheid doen vermoeden en de werkgever moet tegenbewijs leveren.
2
, Hoofdstuk 2: Arbeidsovereenkomst Een afbakening
BW onderscheidt drie overeenkomsten waarin het verrichten van arbeid centraal staat:
Arbeidsovereenkomst, art. 7:610691 BW
a De ene partij, de werknemer, verbindt zich tegenover de andere partij, de werkgever, arbeid te
verrichten.
b De werkgever verbindt zich loon te betalen.
c De werknemer staat in dienst van de werkgever, dat wil zeggen: hij staat in een gezagsverhouding
tot de werkgever.
Overeenkomst tot aanneming van werk (ovaw), art. 7:750769 BW
a De ene partij, de aannemer, verbindt zich tegenover de andere partij, de aanbesteder, een werk
van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren.
b De aanbesteder verbindt zich een bepaalde prijs te betalen.
c Tussen aannemer en aanbesteder bestaat geen arbeidsovereenkomst (‘buiten dienstbetrekking’).
Vergoeding, resultaatverbintenis.
Overeenkomst van opdracht (ovo), art. 7:400413 BW
a De ene partij, de opdrachtnemer, verbindt zich tegenover de andere partij, de opdrachtgever,
werkzaamheden te verrichten.
b Dit geschiedt anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst (geen gezagsverhouding).
c De werkzaamheden bestaan uit iets anders dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke
aard.
Vergoeding, inspanningsverbintenis.
De Hoge Raad heeft twee criteria waaraan moet worden getoetst of een AO tussen partijen geldt:
1 Wat hebben partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst beoogd? De rechter moet vaststellen
wat de partijbedoeling is geweest.
2 Hoe hebben partijen vanaf het moment dat de overeenkomst is gaan ‘werken’, feitelijk uitvoering aan de
overeenkomst gegeven? Maw: hebben ze ook dagelijks concreet gehandeld zoals ze hebben afgesproken
toen ze de overeenkomst sloten (dus overeenkomstig de partijbedoeling)?
Hierbij worden twee elementen bekeken:
Formele gezagscriterium
Materiële gezagscriterium
a Wat is de mate van continuïteit van de betreffende arbeidsrelatie?
b Wie draagt de eindverantwoordelijkheid voor het resultaat van de arbeid?
c Wordt loon betaald op een wijze die gebruikelijk is bij de andere werknemers in de onderneming?
Geldt hetzelfde voor de arbeidsvoorwaarden?
Wel of geen arbeidsovereenkomst?
Partijbedoeling + feitelijke uitvoering
Toetsen aan:
Vaststellen op grond van:
Formeel gezagscriterium: Materieel gezagscriterium:
loon/arbeidsvoorwaarden + eenzijdige instructie tijdens het
continuïteit werk
eindverantwoordelijkheid Twee opmerkingen bij
bovenstaande figuur:
3