Flitscollege – definitie en impact
Conflict= twee of meer partijen streven doelen of aspiraties na, hebben
belangen of staan waarden voor die niet met elkaar te verenigen zijn.
Martin & = zeggen dat een conflict is een situatie is waarvan tenminste 1 van de
betrokken partijen zich geërgerd of gehinderd voelt.
Carsten de Dreu= een conflict is een proces dat begint wanneer een individu of
en groep iets doet of nalaat of zal gaan doen of nalaten dat negatieve gevolgen
heeft voor de eigen belangen, opvattingen of normen of waarden.
De impact van een conflict -->
* Voordeel: Conflicten vergroten onderling respect en begrip, zorgen dat
groepen hechter worden, dat teams effectiever worden, betere groepsbesluiten
nemen en creatiever en innovatiever worden.
* Nadeel: tijdsverspilling, sabotage, slechte beslissingen, verminderde motivatie,
ziektekosten, wanhoop, slapeloze nachten, ontwrichte relaties
Pax Optima Rerum = Vrede (is) het beste der dingen
Flitscollege – structuurmodellen
Waarom zou je een conflict analyseren?
Structuur bieden, oplossingen faciliteren, (voor) oordelen checken
- inzicht krijgen in wat er speelt tussen partijen
- weten wat voor soort conflict het is
- een geschikte vorm van conflicthantering kiezen
- neutraal blijven
Een structuurmodel zegt iets over de bronnen van een conflict.
1. Meta-conflictwiel
Conflict bestaat uit 6 facetten;
-Personen: wie zijn er direct (partijen) en indirect (steakholders) bij het conflict
betrokken
-Issues: waar hebben de personen precies ruzie over?
-Dynamiek: wat de graad van de escalatie? Kan het überhaupt nog wel
bemiddeld worden? – escalatieladder van Glasl
-Context/structuur: wat bevindt zich rond het conflict? Wie/wat spelen er ook
mee?
-Oorzaken: Wat zijn de oorzaken ?
-Opties/strategieën Hoe kan het conflict worden opgelost of worden gede-
escaleerd?
2. Conflictwiel-Mayer
Het model van Mayer geeft aan dat de kern van het conflict de belangen van de
conflictpartijen zijn, en dat het conflict verder wordt beïnvloedt door:
communicatie, emoties, geschiedenis, context/structuur en waarden.
3. MEKOG-model
Dit model stelt dat de complexiteit van een conflict gevormd wordt door 5 met
elkaar samenhangende aspecten waarmee een partij te maken heeft. Deze
,aspecten beïnvloeden elkaar voortdurend, als één onderdeel verandert,
verandert de rest ook. Bestaat uit de volgende onderdelen:
- Motivatie (gaat het om winnen, de ander pijn doen, beschadigen, vernietigen)
- Emotie (elke partij koestert haat en wraakgevoelens tegenover de ander)
- Kennis (vrijwel altijd domineert perceptie boven concrete kennis over de
ander)
- Omgeving ( omgeving maakt deel uit van het conflict, er wordt bijv. partij
gekozen – coalitievorming)
- Gedrag (al deze factoren leiden tot agressief, inefficiënt en ruzieachtig gedrag)
Flitscollege – procesmodellen
Waarom is het van belang om het verloop van een conflict in kaart te
brengen?
Omdat de mate van escalatie iets zegt over in hoeverre er nog gebruik kan
worden gemaakt van conflictbemiddeling. Als een conflict te ver geëscaleerd is,
komt het niet meer in aanmerking voor conflictbemiddeling, maar eerder voor
een juridische procedure.
Een procesmodel zegt iets over het verloop van een conflict.
Escalatieladder van Glasl: In de escalatieladder wordt de dynamiek van
conflicten in 9 traptreden beschreven, onderverdeeld in 3 hoofdfasen.
Hoofdfase 1: cliënten kunnen het conflict zelf oplossen
er is nog sprake van een rationele dialoog, maar het conflict escaleert van
samen proberen op te lossen naar competitie. De partijen gaan ervanuit dat ze
allebei kunnen winnen.
1. Discussies verharden: vermindering wederzijds begrip, nog wel bereid
tot coöperatie.
2. Intellectueel geweld: confrontaties en irritaties. Conflict raakt
gepolariseerd (standpunten worden steeds extremer). Conflict wordt
persoonlijk, gaat niet meer over rationele argumenten, maar over emoties en
machtsproblemen. Minder bereid tot coöperatie.
3. Geen woorden, maar daden. Geen overleg en eenzijdige acties, praten
helpt niet meer. Discrepantie tussen verbaal en non-verbaal gedrag, waardoor
misinterpretaties ontstaan. Er is een negatieve spiraal en een versnelde
escalatie. Het inlevingsvermogen verdwijnt. Oplossing voor het conflict
wordt niet meer gezien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Coöperatie
maakt plaats voor competitie.
Hoofdfase 2: bemiddeling hoog
er is geen dialoog meer, wantrouwen en openlijke vijandigheid neemt toe.
Conflict gaat over winnen en gelijk krijgen. Conflict wordt nog meer persoonlijk
gemaakt. Er wordt ondersteuning gezocht van anderen die hetzelfde standpunt
innemen. In deze hoofdfase is ondersteuning van een derde nodig.
4. Coalities: zwart-wit beelden, positief zelfbeeld, negatief beeld van de
ander. Men wil medestanders.
5. Gezichtsverlies: openlijk gooien met modder, alles wordt
geïnterpreteerd vanuit het perspectief van wantrouwen. Men wil de ander
ook alleen nog maar als negatief zien. Men wil ook de ander laten afgaan
(manipulatie/sabotage). Men is erop gericht de ander te demoniseren.
, 6. Dreigen: controleverlies en het vastlopen in dynamiek van over en weer
dreigen. Men gaat eisen stellen en sancties aankondigen. Er sprake van
sabotage. Conflict is moeilijk te beheersen.
Hoofdfase 3: ingrijpen
Conflict gaat nu vooral over schade toebrengen aan de ander. De conflictpartijen
menen dat er niets meer te winnen valt, het gaat erom dat de eigen schade
kleiner is. Voor zover er nog communicatie is, geeft die alleen nog maar
aanleiding tot wantrouwen, misverstanden en insinuaties. In deze fase is een
formele interventie noodzakelijk (rechter). Ingrijpen is erop gericht grotere
schade te voorkomen.
7. Geweld: gewelddadige acties, geen reactie meer van de ander
verwacht, verlies van de ander voelt als winnen, het doel is om de ander schade
toe te brengen.
8. Vernietiging: psychische, economische of fysieke vernietiging van de
ander. Er is sprake van directe aanvallen, alleen de wens tot zelfbehoud stelt
nog de grens aan het te ondernemen acties.
9. Samen afgrond in: zelfbehoud is niet meer van belang, alleen de
vernietiging van de ander telt nog.
,