Samenvatting geschiedenis van het Europees privaatrecht
Deel I Beknopte geschiedenis van het Europese privaatrecht
I Ius commune en ius proprium
-Ius commune: ‘gemeen recht’ in heel Europa
-Codex Justinianus:
De Pandecten (Digesten) vormen de kern van de codificatie, zij bevatten het recht dat door de
Codex wordt voorondersteld en waarop de Instituten de inleiding vormen
Digesten (Pandecten) bevatten alle juridische meningsverschillen en beslissingen
-Scholastiek: de rationeel dialectische methode van argumenteren der middeleeuwse theologen en
filosofen die voortbouwde op de Aristotelische logica
De wedergeboorte der rechtsgeleerdheid in Europa ging gepaard met de scholastiek
-Irnerius legde de grondslag van de moderne Westeuropese rechtsgeleerdheid
In Bologna
Aan de hand van de Corpus Iuris, waarbij de Digesten de kern van zijn onderwijsprogramma
vormden
Alle juridische faculteiten, zelfs de Engelse, onderwezen uitsluitend het Romeinse en het
canonieke recht -> Justinianus’ codificatie verspreidde zich met het verschijnsel van de
universiteit over heel Europa
-Canonieke recht:
Het geheel van rechtsregels dat was opgesteld door de Paus en zijn concilies
Had universele kracht van wet
West Europa had na de val van het Westromeinse rijk nog steeds deze universele wereldlijke
wet
-Heilige Roomse Rijk: het werd gezien als de Christelijke, nog meer in het bijzonder de rooms-
katholieke voortzetting van het oude Romeinse rijk
Duitse keizers zagen zich als directe opvolgers van Augustus, Constantijn en Justinianus
-Einde Middeleeuwen:
Het privaatrecht was versplinterd -> ieder dorp had zijn eigen privaatrecht
De vorsten wilden centralisering en uniformiteit en wilden de rechtsverscheidenheid
minimaliseren
De Franse koning bewerkstelligde de uniformiteit van privaatrecht in zijn rijk door de
opschriftstelling te bevelen van de lokale ‘coûtumes’ (gewoonterechten), die meestal
ongeschreven waren en door die tevens te onderwerpen aan een koninklijke
goedkeuring
Romeinse recht werd als het subsidiaire recht van het koninkrijk gezien
,-D. I,I,9 Gaius: heeft tot het verschijnen der moderne codificaties ten grondslag gelegen aan de
gehele Europese rechtsbronnenleer, inclusief de Engelse
‘Alle volkeren die door wetten en gewoonten worden geregeerd, gebruiken deels hun eigen
recht, deels het recht dat aan alle volkeren gemeen is.’
-De receptie van het Romeinse recht veronderstelt het bestaan van een ander geheel van
rechtsregels waarbinnen het Romeinse recht werd ‘gerecipieerd’ (ontvangen).
-Ius proprium (het lokale recht van inheemse oorsprong; particulier, bijzonder recht):
Verhouding tussen het Romeinse en het costumiere recht (Libri Feudoram)
In de Middeleeuwen prevaleerde het gewoonterecht boven het Romeinse recht
Wanneer Romeinse recht met het inheemse lokale recht in strijd was ging het lokale
recht voor -> inheemse regel diende restrictief te worden geïnterpreteerd -> deze
wijze van uitleg bood een ruim toepassingsgebied voor het Romeinse recht buiten
het door die regel beheerste, incidentele, geval en zo dus beheerste het Romeinse
recht al het andere recht
Bartolus: iedere lokale rechtsregel diende te worden geïnterpreteerd vanuit de
vooronderstelling dat zij in overeenstemming was met het Romeinse recht ->
Romeins recht kon dan als subsidiair recht worden benut
o De Bartolistische interpretatiemethode beoogde een zo ruim mogelijk
toepassingsgebied te scheppen voor het ius commune door de lokale rechten
(ius proprium) zo restrictief mogelijk te interpreteren en voorts het Romeinse
recht aan te wijzen als het subsidiaire recht waarop het onmiddellijk een
beroep kon worden gedaan als het lokale recht ten gevolge van die strikte
interpretatie geen oplossing bood voor een rechtsvraag
De receptie van het Romeinse recht was in veel Europese landen een begeleidend
verschijnsel van de politiek van centralisering en uniformering der laat-middeleeuwse vorsten
Door het diverse lokale recht restritief te interpreteren en het Romeinse extensief
werd bewust een ruim toepassingsgebied gecreëerd voor een gemeenschappelijk
privaatrecht waardoor de rechtsverscheidenheid, die een uitvloeisel was van de
totstandkomingeschiedenis van die staten, enigszins aan banden werd gelegd en een
zekere mate van eenheid werd bevorderd
De juridisch-culturele eenheid die door het gezag van het ius commune in Europa
was geschapen, bracht desondanks geen uniformiteit van recht, de regionale en
nationale verschillen waren daarvoor te groot -> de aard en omvang van de receptie
van het Romeinse recht waren daarom verschillend al naar gelang de aard van de
grond waarin het werd geplant
, II De omvang van de receptie
-Italië:
Romeinse recht werd als ius commune beschouwd
In 554 was Justinianus’ codificatie officieel afgekondigd
Eigenlijk geen sprake van een ‘receptie’ van het Romeinse recht in Italië, het was er altijd al
geweest
In de twaalfde eeuw viel Italië uiteen in kleine onafhankelijke staatjes, maar hier heerste
overal het Romeinse recht als het onaangevochten subsidiaire gemene recht en schiep een
privaatrechtelijke cohesie
Glossatoren voorzagen het Corpus Iuris van de noodzakelijke verklarende toelichtingen
(glossae)
Accursius maakte een verzameling van alle glossatoren (glossa ordinaria), dit werk
was van groot belang voor de geschiedenis van de receptie van het Romeinse recht in
heel Europa
Het Corpus Iuris werd buiten Italië alleen gerecipieerd als het door de ‘glossatoren’
was becommentarieerd -> glossa ordinaria werd de toetssteen voor de materiële
omvang van de receptie van het Romeinse recht die werd samengevat door de
slagzin: quidquid non agnoscit glossa, non agnoscit curia (wat de glosse niet erkent,
erkent het gerecht niet)
Commentatoren schreven samenvattende commentaren en bepaalden het gezicht van de
huidige Westeuropese rechtsgeleerdheid.
Bartolus de Saxoferrato is de meest invloedrijke jurist die ooit heeft geleefd en
schreef net als anderen niet alleen met het oog op het academische onderwijs maar
ook voor de juridische praktijk -> zij stelden zichzelf een praktische taak
-Frankrijk:
In 506 werd de Breviarium Alarici afgekondigd, deze verloor eerst zijn belang toen de invloed
van het academische onderwijs zich ook in Frankrijk deed gevoelen
In de twaalfde eeuw stichtte Placentinus in Montpellier een juridische school en vanaf die tijd
verving het Corpus Iuris het Breviarium
Corpus Iuris is in Frankrijk nooit officieel bij wet geïntroduceerd, zijn gezag berustte
uitsluitend op de gewoonte van juristen om zich op dat wetboek te beroepen
Het gezag van het Romeinse recht als gewoonterecht en het gezag van het Corpus Iuris als
een in intellectueel opzicht superieure rechtsbron vormen de karakteristieke kenmerken van
de receptie van het recht van het Corpus Iuris in Frankrijk
In het Noorden van Frankrijk had het Romeinse recht geen enkele rechtskracht, hier gold
uitsluitend het inheems gewoonterecht
Het gezag van het Romeinse recht in Frankrijk werd gevestigd op het inhoudende dat elk
rechtssysteem als vanzelfsprekend bestaat uit een geheel van rechtsregels dat van inheemse
origine is (ius proprium) en een aantal rechtsregels dat door de natuurlijke rede (naturalis
ratio) wordt ingegeven -> het Romeinse recht werd algemeen beschouwd als het ‘natuurlijke
recht’ per excellentiam, het leek de belichaming van de juridische rede, het Corpus Iuris
bevatte de ratio scripta (de tot letter geworden rede)
, In Frankrijk andere interpretatiemethode dan de Bartolistische: het lokale recht behoefde
niet restrictief te worden uitgelegd, een liberale interpretatiewijze van het lokale recht
maakte het mogelijk een oplossing te vinden uit het lokale recht zelf -> pas indien de
costumen van aangrenzende gebieden geen soelaas bood was het geoorloofd het Romeinse
recht bij het probleem te betrekken, doch alleen indien dit een redelijke oplossing bood
Publicatie van de Coûtume de Paris in 1510 was van groot belang voor het succes van
deze theorie -> werd ius commune van Frankrijk
Het Franse privaatrecht had tot de afkondiging van de Code Civil in 1804 een drievoudig
gelaagde structuur:
De belangrijkste rechtsbron waren de lokale gewoonterechten en statuten en de
koninklijke ordonnanties
De belangrijkste subsidiaire rechtsbron was de Coûtume de Paris
De post-subsidiaire rechtsbron was het Corpus Iuris
-De Duitse gebieden:
Het gewoonterecht in de Duitse gebieden bood nauwelijks weerstand tegen het Romeinse
recht, waardoor het Romeinse recht een volledige overwinning behaalde op het inheemse
recht
Het Heilige römische Reich deutscher Nation was gegrondvest op de traditie van het oude
Romeinse keizerrijk
Het Duitse rijk werd ‘opgeofferd’ aan het ideaal van het Romeinse rijk
Het Duitse rijk kende geen vaste hoofdstad dat ook geen centraal parlement en geen
centraal hooggerechtshof had, wat het ontstaan van een gemeen Duits recht
verhinderde -> in 1495 werd een permanent centraal hooggerechtshof ingesteld, het
Reichskammergericht
o De politieke desintegratie van het keizerrijk was zover voortgeschreden dat
veel Duitse gebieden niet onderworpen waren aan de jurisdictie van het Hof
o De instelling van het Reichskammergericht in 1495 markeert het begin van de
massieve receptie van het Romeinse recht in de Duitse gebieden
Reichskammergericht was het hoogste gerechtshof van het Rijk in civiele aangelegenheden
Het diende in beroep te baseren op het lokale recht van de gebieden vanwaar het
beroep werd gedaan -> een ‘gemeines deutsches Recht’ ontbrak, dus moesten de
procespartijen bewijs leveren van het bestaan van de lokale gewoonterechtelijke
regels waarop zij zich beriepen
Het enige recht dat de rechters van het Hof kenden was het Romeinse recht dat als
het ‘gemene recht’ van het Rijk werd beschouwd -> zij interpreteerden de lokale
gewoonterechten en de statuten daarom ook restrictief (Bartolistische
interpretatiemethode)
Het Romeinse recht verloor zijn verbindende kracht pas op 1 januari 1900 toen het Duitse
burgerlijk wetboek rechtskracht kreeg in een ander Duits keizerrijk
Het Romeinse recht werd in de Duitse gebieden in dezelfde materiële omvang gerecipieerd
als in Italië, dus voor zover het Corpus Iuris door de middeleeuwse glossatoren was
geglosseerd