Samenvatting de paradoxale inzet van ervaringsdeskundigheid in het sociaal werk Weerman
Ervaringsdeskundigheid kan een bijzondere bijdrage leveren aan het sociaal werk, maar kan ook een
paradoxaal effect hebben: als ervaringsdeskundigen als ‘levend bewijs’ voor de maakbaarheid v.h.
leven worden ingezet (ik kan het, dus jij kan het ook), wordt participeren een vorm v. presteren die
degenen die dat niet lukt, juist kan beschamen en stigmatiseren.
De kernfunctie v.h. sociaal werk is volgens het opleidingsdocument v. sociale opleidingen het
bevorderen v. kwaliteit v.h. sociaal functioneren. Dit wordt uitgedrukt in sociale samenhang,
inclusiviteit en participatie v. burgers.
In het landelijk document staan drie vormen v. kennis genoemd, namelijk: kennis v.d. theorie v.h.
sociaal werk, professionele praktijkkennis (‘hoe’ doe je het sociaal werk) en ervaringskennis, die
berust op persoonlijke ervaringen.
Ervaringsdeskundigheid is het deskundig inzetten v. individuele en collectieve ervaringen met (sociale
en persoonlijke) ontwrichting en het herstel daarvan. Niet in de vorm v.e. theorie of een techniek
maar sensitief en responsief, vanuit ondervinding. Het geconfronteerd zijn met de grenzen v.h.
bestaan, met sterfelijkheid, beperking, eenzaamheid, zinloosheid. Als je dar geweest bent,
existentiële grenzen hebt gevoeld, terugveert en doorgaat, kan dat anderen bemoedigen. Kennis die
(als je daarvoor durft uit te komen) hoop en perspectief kan bieden aan mensen die zich ‘daar’ nog
bevinden.
Ervaringsdeskundigheid rust op twee pijlers: emancipatie en zelfhulp. Ervaringsdeskundigheid
betekent het herwaarderen v. ervaringen die beladen zijn met stigma.
Ervaringskennis stoelt op een paradoxaal gegeven, waardoor het kan ontaarden in het tegendeel v.
wat je beoogt. In plaats v. emancipatie kan ervaringsdeskundigheid de uitsluiting versterken als deze
paradox te niet wordt gedaan: het betreft kennis die wortelt in ervaringen met ontwrichting en
onmacht.
De ervaringsdeskundige die geen verbinding houdt met de eigen ervaringen met onmacht en meent
dat iedereen het kan, dat presteren en participeren, kan zo onbedoeld mensen die dit niet lukt,
ontmoedigen en beschamen. Ervaringsdeskundigen kunnen het stigma vergroten als zij in het kader
v.d. Participatiewet de boodschap uitdragen dat iedereen maatschappelijk kan herstellen en
zelfredzaam kan worden.
Ervaringskennis zoals hier bedoeld gaat niet over alle ervaringen met kwetsbaarheid, maar over die
met onmacht, afhankelijkheid, schaamte en stigma. Die als ze bekend worden je kansen op werk
kunnen verminderen. Waarbij men, als je ziek wordt, opeens over ‘terugval’ gaat spreken.
Ervaringskennis als derde bron v. kennis opnemen binnen het opleidingsdocument vraagt een
curriculum met vormen v. leren die een beroep doen op een attitude, waarin men openstaat voor
datgene wat in het leven moeilijk, verwerpelijk en ontregelend is.
,Samenvatting professionele zelfonthulling v. Meekeren
Als professional in de ggz heb je te maken met verschillende rollen die naast elkaar en door elkaar
ingezet kunnen worden: de expertrol (meer kennis hebben dan de leek), de niet-wetende rol (vaak
gehanteerd in psychotherapie), en de persoonlijke rol de relatie v. mens tot mens, hieronder valt ook
professionele zelfonthulling: een (zorg)professional geeft persoonlijke informatie prijs aan de cliënt.
Een bepaalde mate v. zelfonthulling is hoe dan ook onvermijdelijk: professionals kunnen persoonlijk
geraakt worden door wat cliënten hen vertellen, daarnaast kunnen cliënten uit zichzelf persoonlijke
vragen stellen.
Bij professionele zelfonthulling gaat het om persoonlijke gevoelens, gedachten, indrukken,
ervaringen, zienswijzen en waarden v. professionals. Zij kunnen zelf het initiatief nemen (dat raakt me
erg, want…), maar ook de cliënt kan hierop aansturen door een persoonlijke vraag te stellen.
Zelfonthulling is in te delen op:
1. Inhoud: onthult de behandelaar informatie over diens opleiding en professionele achtergrond, of
geeft hij of zij autobiografische informatie vrij?
2. Intentie: Is het een bewuste zelfonthulling, of wordt er onbewust of onbedoeld informatie
gegeven?
3. Vorm: gaat het om een verbale, non-verbale of contextuele uiting? Geef je persoonlijke informatie
prijs met een bepaalde gezichtsuitdrukking, tranen of een bepaalde stemintonatie? Bij contextuele
zelfonthulling kan het gaan om de inrichting v.d. spreekkamer, of om je al dan niet uitgesproken
kledingstijl.
Professionele distantie was lange tijd de norm. De basis hiervan ligt in het klassieke,
psychoanalytische referentiekader. Dat verklaart wellicht waarom weinig professionals persoonlijke
informatie over zichzelf prijsgaven. Eind vorige eeuw kwam zelfonthulling meer in beeld, mede
doordat bewegingen v.h. feminisme en de antipsychiatrie in de jaren 70 en 80 meer belang hechtten
aan de gelijkwaardigheid tussen de behandelaar en de patiënt. De therapeut wordt ook gezien als
rolmodel. Het heeft vooral een modellerende functie, omdat het de cliënt aanmoedigt om ook
vrijelijk over zichzelf te praten en daarbij nieuwe, alternatieve gezichtspunten in te nemen.
De cliëntgerichte therapie heeft het accent gelegd op echtheid, congruentie en authenticiteit en
daarmee op zelfonthulling. De laatste jaren richten veel psychotherapieën zich steeds meer op basale
interpersoonlijke aspecten v.d. psychopathologie en op de gehechtheid v. patiënten, waardoor er
meer aandacht is voor de zogenoemde ‘reële relatie’ tussen de therapeut en de patiënt, voor hun
verhouding v. persoon tot persoon. Toch wordt dit nog niet opgenomen in beroeps- en gedragscodes
voor psychologen, therapeuten, psychiaters en coaches.
De Nederlandse gedrags- en beroepscodes voor behandelaars scheppen hoogstens een impliciet of
indirect kader voor de toelaatbaarheid en toepasbarheid v. professionele zelfonthulling. Zo worden in
alle codes (algemene) ethische waarden en principes centraal gesteld. Hieruit is wel het een en ander
af te leiden over de mogelijke ruimte v. zelfonthulling, en over waar de grenzen liggen, maar veel blijft
onduidelijk.
In vrijwel alle vakliteratuur wordt het volgende benadrukt: “Professionele zelfonthulling moet in elk
geval in dienst staan v.d. patiënt en het proces”. Er mag dus geen interferentie zijn met de koers en
doelstellingen v.d. coaching/begeleiding/behandeling.
Het concept zelfonthulling is vooral uitgewerkt binnen de cliëntgerichte-experiëntiële
therapiestroming. Het wordt gezien als de meest fundamentele grondhouding. Het betekent dat de
, therapeut zichzelf is, geen blokkade opbouwt en dat hij of zij de patiënt benadert v. persoon tot
persoon.
Vrijwel iedereen krijgt weleens te maken met persoonlijke vragen of gevoelige kwesties, waarin iets
anders gevraagd wordt dan distantie of bij het ‘protocol blijven’. Het antwoord op de vraag of en in
hoeverre je als professional persoonlijke informatie met je cliënt deelt, is inherent aan de ontmoeting
tussen hulpvrager en hulpgever. Zelfs als je vertrekpunt professionele distantie is en je ‘niets’ onthult,
is dat een keuze; dan is dat wat jij van jezelf ‘laat zien’. Verschillende situaties vragen om verschillende
benaderingen, maar één ding is zeker: als professional ontkomen we er niet aan om voor onszelf te
bepalen welke persoonlijke informatie we niet en welke we wel willen delen. Zelfonthulling begint al
op het moment dat je patiënt je vooraf googelt, je kleding beoordeelt, ziet of je opvallend dun of dik
bent en je spreekkamer rondkijkt.
De heldere kaders zijn deze:
1. Professionele zelfonthulling moet in dienst staan v.d. cliënt, van het proces.
2. Na een zelfonthulling dient de focus weer terug te gaan naar de cliënt.
3. Het moet dus niet gaan over thema’s die de professional zelf niet verwerkt heeft, die voor
hem/haar (nog) zo gevoelig liggen dat een goede differentiatie tussen het belang v. hem of haar en de
cliënt in het gedrang komt.
4. Dit alles houdt in dat zelfonthullingen bij voorkeur beknopt en functioneel voor de behandeling v.d.
cliënt zijn, geformuleerd in taal die aansluit bij de patiënt, en qua timing het momentum v.
zelfexploratie v.d. cliënt juist een impuls geven. Van doorslaggevend belang is: is deze zelfonthulling in
het belang v.d. cliënt, hoe kan het hem/haar helpen om verder te komen?
Zo veel mogelijk betrokkenheid met behoud van distantie. Hier ligt de uitdaging, de kunst van het vak,
dat in geen protocol te zetten valt. Het is blijvend zoeken naar de juiste verhoudingen tussen
authentiek aanwezig zijn, iets van jezelf laten zien en deskundig handelen met de juiste distantie.
Zelfonthulling moet ook een beetje bij je passen. Professionals hebben ook recht op privacy en er is
geen enkele reden om mee te gaan met de maatschappelijke stroom v. exhibitionisme. Het is dus
zeker niet nodig om op alle vragen antwoord te geven. Een goede uitleg is dan wel v. belang. De
meest gebruikte ‘afweer’ die niet zelden tot irritatie leidt, is de wedervraag: “waarom wil je dat
weten?” Die vraag kan – en moet in veel gevallen – ook prima na je antwoord gesteld worden.