Dit is een samenvatting van het vak ethiek en recht van de tweede periode van het tweede leerjaar van de hbo-v. De samenvatting zijn delen van het boek ethiek in de praktijk van 'Van Delden', 'Verweij' en 'Bolt'.
Week 1
Ethiek in praktijk
In een consequentialistische theorie tellen alleen de gevolgen, terwijl voor een deontologische
theorie juist ook het karakter van de handeling relevant is. Consequentialistische theorieën gaan
ervan uit dat morele handelingen gebaseerd zijn op en gerelateerd zijn aan de gevolgen die zij
hebben. Zijn de gevolgen minstens even goed als de gevolgen van andere handelingen die we hadden
kunnen uitvoeren, dan is het moreel juist. Zijn zij beter, dan zijn we verplicht zo te handelen. E morele
juistheid van ons handelen moet beoordeeld worden naar de waarde van zijn gevolgen. Een geheel
andere focus kent het utilisme, hier gaat het juist om het beoordelen van de gevolgen voor alle
betrokkenen. Utilistische theorieën onderschrijven dus de stelling van de gevolgen maar hebben
specifieke ideeën over de waarde die nagestreefd moet worden. Centraal staat het principe van het
nut; een handeling is moreel juist als zij het grootst mogelijke overwicht van goede over kwade
gevolgen voor een zo groot mogelijke groep tot stand brengt. Het utilisme is de belangrijkste variant
van het consequentialisme. Er zijn verschillende manieren om binnen een utilistische theorie tot een
oordeel te komen. Die verschillen komen voort uit een verschil in antwoord op de vraag of je telkens
opnieuw de juistheid van een handeling moet beoordelen. In het act-utilisme moet elke handeling
apart worden beoordeeld. Een regel-utilist daarentegen zal zeggen dat die handeling juist is die wordt
uitgevoerd op grond van een bepaald soort regel.
Mensen streven vaak waarden na die zelf weer middel zijn voor een verder gelegen warde,
dat soort doeleinden worden in de ethiek instrumentele waarden genoemd. Intrinsieke waarde; een
waarde die niet langer een middel is voor een verder gelegen waarde. J. Bentham; ieder persoon kent
slechts ‘two sovereign masters; pain and pleasure.’ Het klassieke utilisme wordt het hedonistische
utilisme genoemd. Volgens het hedonistische utilisme is de aangename gewaarwording of vreugde
niet de enige waarde, maar wel de enige intrinsieke waarde. Een hedonistische utilist erkent uiteraard
dat gevolgen met instrumentele waarde belangrijk zijn, maar het stelt dat de uiteindelijke
waardeafhankelijk is van een ander doel, namelijk de aangename gewaarwording of vreugde. Het
gaat ook om de kwantiteit; hoe groter de kans is en hoe meer vreugde kan worden bereikt, des te
groter is de instrumentele waarde.
Er zijn utilistische theorieën die pogen om deze moeilijkheid te ondervangen. Zij worden
pluralistisch utilisme genoemd. Dit wijst het hedonistische monisme af; intrinsieke waarden zijn niet
beperkt tot vreugde. Volgens het pluralistische utilisme zijn er juist veel intrinsieke waarden. Ze
menen wel dat het mogelijk is deze verschillende intrinsieke waarden bijeen te brengen tot één
samengesteld goed. Het vergelijken van verschillende waardeoordelen is overigens zowel in het
pluralistische utilisme als hedonisme onmisbaar onderdeel van de redenering. Het probleem zit
vooral in de aard van de vergelijkende waardeoordelen die volgens het hedonistisch en het
pluralistisch utilisme vereist zijn. Ten eerste moeten wij vergelijkende waardeoordelen vellen over die
ervaringen van betrokkenen die omwille van zichzelf nastrevenswaardig zijn, het gaat dan om
objectieve vergelijkingen. Ten tweede hebben we te maken met een vergelijking in termen van
hoeveelheid.
Er is nog een geheel ander antwoord mogelijk op de vragen hoe de waarde van de gevolgen
zou moeten worden bepaald en hoe vergelijkende waardeoordelen zouden moeten worden geveld.
Met dit antwoord raak je niet verzeild in de zojuist genoemde moeilijkheden, men laat namelijk in het
midden hoe men de waarde van ervaringen objectief zou moeten bepalen en vergelijken. In plaats
daarvan let met op de subjectieve voorkeuren (preferenties) van degene die de gevolgen van het
handelen ondergaan. Bekende vertegenwoordigers; Richard Hare en Peter Singer. Het principe van
nut heeft in het preferentie-utilisme een andere inhoud dan de andere leren. Het belangrijkste
verschil is dat het principe in het preferentie-utilisme niet afhankelijk gemaakt wordt van een leer die
, stelt wat van intrinsieke waarde is. Iemand kiest rationeel als hij bij zijn keuze consistent een helder
aangegeven doel nastreeft. Ook deze utilisme blijkt niet zonder moeilijkheden. De stelling van de
vergelijkbaarheid draaide om objectiviteit en hoeveelheid. Beide aspecten blijken problematisch.
Deontologische theorieën kennen niet slechts één criterium voor moreel juist handelen dat
voor alle theorieën geldt. Dit neemt niet weg dat deontologische theorieën iets fundamenteels
gemeenschappelijk hebben. Hier staat de aard van de handeling centraal. We hechten een groot
belang aan geïnformeerde toestemming omdat patiënten bepaalde kennis nodig hebben om te
kunnen besluiten of ze wel of niet willen deelnemen aan het klinische onderzoek. Er worden twee
belangrijke verschillen tussen deontologische theorieën zichtbaar. Ten eerste zijn sommige theorieën
gegrond op ratio, terwijl andere gegrond zijn op ervaring en intuïtie. Ten tweede gaan sommige
theorieën uit van één uiteindelijk principe, de zogenoemde monistische theorieën, terwijl anderen
uitgaan van meerdere niet tot elkaar te herleiden principes, de zogenoemde pluralistische theorieën.
Immanuël Kant; het morele karakter van het handelen verbiedt dat men consequentialistische
redeneert. De morele juistheid van het handelen moet wat hem betreft geheel los gezien worden van
de gevolgen. Hypothetische imperatieven bevelen handelingen conditioneel aan, voor het geval je
bepaalde doeleinden na zou streven. Ze vertellen hoe je bepaalde behoeften en verlangens met de
beschikbare middelen optimaal kunt bevredigen. Wat wij precies aan de toets der kritiek moeten
onderwerpen zijn de ‘maximen’ volgens welke wij handelen. Maximen zijn de subjectieve
handelingsbeginselen of regels waardoor wij ons in een bepaalde situatie laten leiden. Vervolgens
moet getoetst worden of de maxime in kwestie wél of niet universaliseerbaar is. Hiermee wordt
bedoeld dat je moet onderzoeken of die maxime een algemene wet kan worden. Als we een speelbal
zouden zijn van onze emoties, lusten en neigingen zijn we heteronoom; iets anders laat ons leiden.
… t/m 9.2.2
Week 2
Ethiek in praktijk
Autonomie is van fundamenteel belang voor de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Deze
autonomie, het vermogen om een idee te vormen van wat een goed leven inhoudt en dat idee
bepalend te laten zijn voor het eigen handelen, is bij uitstek als het ‘eigene’ van mensen. Autonomie
is vooral iets dat respect vraagt. Van autonomie kan er alleen sprake zijn als er aan aanwijsbare
wilsbesluiting of keuze is, de persoon voldoende inzicht heeft in de eigen situatie, de keuze vrijwillig
is. Voor een autonome keuze heb je ook bepaalde mentale capaciteiten nodig. Demente ouderen en
kinderen kunnen vaak de gevolgen van een keuze niet inzien en daarom noemen we ze vaak
wilsonbekwaam. Dat kan betekenen dat hun eigen visie niet meer doorslaggevend is of zelfs
genegeerd wordt als er keuzen gemaakt moeten worden. De reikwijdte van respect voor autonomie is
in de eerste plaats beperkt door de nadruk op autonome keuzen. Respect voor de autonomie van het
individu is dus ook begrensd vanwege het begrip van autonomie en vanwege de vrijheid en het
welzijn van andere individuen. In de derde plaats is het principe zeer belangrijk maar niet absoluut,
respect voor autonomie kan in conflict komen met andere morele overwegingen. In de moderne
ethische discussies heeft autonomie een centrale plaats. Met persoonlijke integriteit bedoelen we dat
er bij iemand een samenhang is tussen zijn handelen, zijn morele opvattingen en de morele
uitspraken die hij doet. Iemand die het ene zegt en het andere doet is dus niet integer. Integer
betekent ook letterlijk; heel, dus niet gebroken of aangetast.
Week 3
Ethiek in praktijk
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lindseyp. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.