De morele intuïtie van kinderen
Tom Kroon, derde herziene druk.
Hoofdstuk 1. De mens als persoon.
Geen enkel mens valt samen met zijn verlangens. Hij kan daarop reflecteren, er een
standpunt over innemen en besluiten er al of niet aan toe te geven. De mens die bereid is
hierover na te denken, noemen we PERSOON.
1.1 Opvoeden en opvoedingsdoel
Opvoeden: alle handelingen die kinderen helpen ‘groot’ te worden.
Opvoedingsdoel: toe leiden naar volwassenheid → iemand die weet wat hem in het
leven te doen staat.
Volwassenheid: de term volwassenheid is niet duidelijk omschreven, wel kennen we het
verschil in het wetboek tussen minder- en meerderjarig. Het niet meer goed weten wat
we onder volwassenheid kunnen verstaan komt door de samenleving die sterk in
beweging is.
Je dient flexibel te zijn en je open te blijven stellen voor nieuwe leerervaringen. Dit kan
als gevolg hebben dat veel jonge mensen niet graag als volwassene aangemerkt worden
→ gemankeerde volwassenheid.
De term volwassenheid vervangen door zelfstandigheid omvat ook niet alles, omdat dit
linkt naar onafhankelijkheid. Breivik was ook onafhankelijk te werk gegaan, maar dit
gedrag willen we niet linken aan volwassenheid.
Gemankeerde jeugd: ontstaat doordat kinderen en jeugdigen door internet, mobieltjes
en media ongecensureerd toegang hebben tot informatie die vroeger alleen voor
volwassenen beschikbaar was.
Meerderjarigen: mensen met de morele status die inhoudt dat hun handelingen
rechtsgevolgen met zich mee kunnen brengen.
Verwante begrippen
Socialiseren: alle processen die het kind helpen zich vertrouwd te maken met de
menselijke bestaanswijze.
Integreren: de leerprocessen die mensen die niet in onze cultuur zijn grootgebracht
moeten doorlopen opdat zij vertrouwd raken met onze gewoonten, gebruiken en hun
plichten en rechten als burger.
,Ontwikkelen:
- passieve betekenis: vanzelf groeien, ontvouwen wat de natuur als mogelijkheid geeft.
- Actieve betekenis: het opwekken, stimuleren en activeren.
Vorming: het systematisch verwerven van een beter inzicht in de eigen grenzen,
mogelijkheden en zelfverstaan.
1.2 Een uitstapje naar de wijsgerige antropologie
Opvoeden: 1e plaats: een wijze van handelen die als kenmerk heeft dat een toetsing van
het resultaat jarenlang op zich laat wachten en vaak is dit resultaat anders dan verwacht.
2e plaats het is onzeker of de vorm van volwassenheid die uiteindelijk wordt bereikt, wel
rechtstreeks is terug te voeren tot de daden en het ingrijpen van de opvoeders. Het kind,
de omgeving (vrienden, media) en ingrijpende gebeurtenissen kunnen het leven van een
kind ook bepalen.
Opvoeden als pedagoog (professionele opvoeder): opvoeden met als doel dat
kinderen te zijner tijd als ‘mens’ kan deelnemen aan de samenleving en dat zij aan het
welzijn daarvan hun steentje kunnen bijdragen (indien mogelijk).
1.3 taal, verlangen en handelen
Taal: dankzij taal kunnen we onze behoeften en verlangens geuit worden en kan de
mens zijn gedrag rechtvaardigen of verklaren. Taal maakt van gedragingen daden -
handelingen.
Taal zorgt ervoor dat we weten dat we een verleden hebben en er een toekomst is.
Een daad is een handeling wanneer:
1. degene die handelt zich ervan bewust is.
2. Een handeling je niet overkomt, maar gewild in gang gezet wordt.
3. Een handeling wordt uitgevoerd met een bepaalde bedoeling.
Een daad is een daad wanneer het onwillekeurig gebeurt, zoals een stoel
omstoten, slikken of het voorbeeld dat ouders geven aan kinderen.
Verlangens en hoop
Handelen: aan elke handeling ligt verlangen ten grondslag, handelen is intentioneel.
Verlangens: hebben twee componenten:
,1.) een beeld van iets waarnaar wordt uitgezien
2.) een aangenaam gevoel, een hunkering → hoop.
Mensen hebben dagelijks tal van verlangens, zoals plotselinge zintuiglijke verlangens
(cola in reclamespotje) of verlangens om het leven zin en betekenis te geven,.
Hoop: is toekomstgericht . Hoop is de vriendelijke emotie die het leven stimuleert en de
onafscheidelijke gezel is van verlangen.
Aangeboren behoeften:
1. fysiologische behoeften - honger, dorst, slaap en seks.
2. behoeften aan veiligheid - een ordelijke en voorspelbare omgeving
3. ego-behoeften - geldingsdrang, status, prestige, behoefte aan bewondering
4. Sociale behoeften - ergens bij willen horen.
5. Behoeften aan kennis - nieuwsgierigheid en weetgierigheid.
Behoeften die in de loop van het opgroeien worden verworven:
1.) de behoefte aan recreatie en ontspanning
2.) de behoefte aan het beoefenen van bepaalde muziek(instrumenten) of een sport.
3.) de behoefte aan religie.
Behoeften en wensen verlangens handelen.
Eerste en tweede orde verlangens
Harry Frankfurt (1971): maakt onderscheid tussen eerste en tweede orde verlangens.
Eerste orde verlangens: zijn verlangens die je dagelijks ervaart. Ze kunnen hevig zijn of
meer gematigd en de korte of lange termijn bevatten.
Tweede orde verlangens: de verlangens over verlangens. Deze orde verlangens is de
wil. bijvoorbeeld de wil om af te vallen: De eerste orde verlangens wil een taartje, lekker!
De tweede orde verlangens wil afvallen en zegt dus: “Nee!” Deze verlangens zijn sterk
verbonden met het leven dat je leiden wilt. Ze hangen samen met: de wijze waarop een
persoon :
- tegen zichzelf aankijkt
- persoon bekend wil staan
, - voor wie hij wil zijn
- met zaken waar hij zijn leven aan wil wijden
Tweede orde verlangens zijn verankerd in zijn zelfbeeld en maken deel uit van zijn
identiteit.
Of een eerste orde verlangen tot een handeling leidt of niet, hangt niet alleen af van de
overeenstemming tussen een eerste orde verlangen en een verlangen van de tweede
orde, maar ook van de kracht van een tweede orde verlangen om een eerste orde
verlangen te weerstaan als dat met een tweede orde verlangen in strijd is.
Omstandigheden zoals groepsdruk, een roes of een aanlokkelijk aanbod kunnen ertoe
leiden dat een tweede orde verlangen het soms aflegt tegen een verlangen van de eerste
orde.
Gewilde handeling: een eerste orde verlangen dat niet in strijd is met een tweede orde
verlangen wordt uitgevoerd, als er niets tegenzit.
Volitionele controle: iemand bezit volitionele controle als tweede orde verlangens zijn
wil bepalen. Eerste orde verlangens worden afgewogen, gereflecteerd vanuit de tweede
orde verlangens en de laatste bepaald zijn wil. Dit maakt het handelen van mensen
autonoom.
Volitie: als een eerste orde verlangen overeenkomt met de tweede orde verlangens/ niet
in strijd is met de tweede orde verlangens en het bereiken ervan binnen de mogelijkheid
ligt
Stevig verankerde tweede orde verlangens in de persoonlijkheidsstructuur: soms
moet je prioriteiten stellen. Werken of studeren? In deze tijd met de vele verleidingen
moet je stevig in je schoenen staan en in staat zijn om de eerste orde verlangens kritisch
te toetsen. Hiervoor moet je goed weten wat je wilt. De centrale vraag hierbij is: “Wat is
mijn koers?”
1.4 Twee categorieën tweede orde verlangens
De eerste categorie tweede orde verlangens (ik-gerichte verlangens): verlangens
die in dienst staan van het lichamelijk, individueel en maatschappelijk voortbestaan van
de mens als levend wezen. Het gaat dan om verlangens in de biologische, psychische en
psychisch-sociale dimensies van het bestaan. en komen voort uit de drang van de mens
om te overleven. Ze garanderen zelfbehoud en sturen je handelen uit eigen belang aan.
Deze categorie betreft wensen die gericht zijn op het ik en het waarborgen van een
succesvol en comfortabel bestaan en zijn noodzakelijke om het bestaan vitaal en
dynamisch te houden, zoals:
- gezond te blijven
-voedsel en onderdak
- voortplanting
- verlangen naar seks
- psychisch welbevinden:
verlangens om de zintuigen te gebruiken
verlangens naar kennis