Hoofdstuk 1; De stad is vele steden
Tegenwoordig woont het merendeel van de wereldbevolking in steden. Wat is een stad eigenlijk?
Volgens Halbertsma & Van Ulzen (2008) was in de oudheid een stad een afgegrensde nederzetting
met mensen en markten. In die tijd waren steden relatief klein. Een plaats met 30.000 inwoners was
in die tijd een grote stad. Het is lastig om één definitie van de stad te geven, daarom gaan er ook
meerdere genoemd worden. Er zijn een aantal dingen die gebruikt worden om een stad te
definiëren. Zo waren steden vroeger duidelijk afgebakend met stadsmuren en hadden ze
stadsrechten. Inmiddels zijn deze beide punten zeker niet meer leidend. De ligging van de potentiële
stad is ook belangrijk. Waar we in Nederland Amsterdam al groot vinden, met zo’n 750.000
inwoners, is dat niets in vergelijking met steden als Shanghai (24 miljoen inwoners) of London (7,5
miljoen inwoners). Daarom zegt Claassen (2008) dat het aantal inwoners dat een plaats nodig heeft
om een stad te heten samenvalt met de bevolkingsdichtheid in een stad. Zo ligt de ondergrens in
Scandinavië bij 200 inwoners. Daar focust men meer op het voorzieningenniveau. In Japan
daarentegen moet een plaats minimaal 100.000 inwoners hebben voor het een stad mag heten. Deze
internationale verschillen maken het lastig om internationaal vergelijkend stedenonderzoek te doen.
Stadsgeografen vinden andere criteria voor een stad ook belangrijk, vooral de economische,
ruimtelijke en sociale criteria. Hierbij kijken ze naar zowel de kwantitatieve als kwalitatieve aspecten.
Op economisch vlak is een duidelijk verschil te zien tussen steden en dorpen; in steden werkt het
grootste gedeelte in de (zakelijke) dienstverlening en bijna niet in de landbouw. In een dorp echter
werken vaak veel meer mensen in de landbouw. Op het ruimtelijke gebied is te zien dat er in de stad
veel meer verticale bebouwing, dus hoogbouw is. In een dorp is dit veel minder. In sociale zin is het
zo dat de sociale structuur erg verschilt. In steden is er meer diversiteit in culturen, leefstijlen en
huishoudvormen dan in dorpen. Ook de functie van stad en dorp verschilt. Een stad heeft vaak van
alles te bieden voor haar inwoners én mensen uit de omgeving: woon- en werkgelegenheid,
studiemogelijkheden en recreatie zoals winkelen. In een dorp is deze combinatie van functies zelden
terug te vinden.
Louis Wirth is was een Amerikaanse socioloog. Hij wilde in zijn essay Urbanism as a way of life (1938)
op zoek naar de sociologische definitie van de stad. Hij vindt het te willekeurig om slechts ruimtelijke,
economische of statistische criteria te gebruiken, omdat er altijd wel een stad te vinden is die hier
niet aan voldoet maar toch wel een stad is. Hij stelt daarom dat een goede definitie van een stad een
aantal dingen vaststelt, maar alsnog voldoende ruimte overlaat voor variatie tussen steden. Hij komt
dan ook met de volgende definitie: Voor sociologische doeleinden kan een stad worden gedefinieerd
als een relatief grote, dichtbevolkte en permanente nederzetting van sociaal gezien heterogene
individuen.
Er zijn in verschillende perioden verschillende soorten steden geweest. Eerst was er de
middeleeuwse handelsstad. In hoofdstuk 3 wordt deze stad de premoderne stad genoemd. Een
middeleeuwse handelsstad was in die tijd het centrum van de handel. Halverwege de achttiende
eeuw ontstonden de eerste industrie- en havensteden, in hoofdstuk 3 de moderne stad.
Industriesteden zijn steden die in korte tijd heel groot zijn geworden door de industriële revolutie.
Een havenstad is vaak ook snel gegroeid, maar dan doordat deze stad aan een belangrijke haven lag
en daarmee een belangrijke handelspositie vervulde. De laatste stad is de dienstenstad, in hoofdstuk
3 is dit de postmoderne stad. In een dergelijke stad is het grootste gedeelte van de bevolking actief in
de dienstensector. De dienstensector levert vooral diensten, zoals zorg of advies, in plaats van
producten.
,Een satellietstad, ook wel een voorstad genoemd, is een wat kleinere stad die dicht bij een grotere,
belangrijke stad ligt. Hoewel deze stad een eigen stadsbestuur heeft, wordt deze toch vaak bij de
grotere stad gerekend. Een metropool is een grote stad met meer dan een miljoen inwoners. Deze
stad bestaat uit een zeer grote stad en bijgelegen stedelijke gebieden. Er wordt onderscheid gemaakt
tussen een metropool met een hoge en lage dichtheid.
Vanwege de omvang van de stad is het onmogelijk alle inwoners te kennen. Je bent er relatief
anoniem. Lévi Weemoedt schreef hierover: In de stad zie je veel mensen weinig, in een dorp weinig
mensen veel.
Wirth schreef over de heterogeniteit, of diversiteit, van de stadsbewoners. Ondanks dat deze
diversiteit soms tot multiculturele problemen leidt, zorgt die er ook voor dat de in de stad vaak de
wereld in het klein vindt.
Iets anders dat kenmerkend is voor een stad is de vergaande specialisatie die er te vinden is.
Hierdoor ontstaat er ook wederzijdse afhankelijkheid. In een dorp is nog wel eens te zien dat er
enkele personen zijn die verantwoordelijk zijn voor een groot aanbod van producten of diensten. In
de stad is dit veel minder. Bewoners zijn gespecialiseerd in iets, maar hebben weinig tot geen
verstand van een ander vakgebied. Daarvoor hebben ze medestadsbewoners nodig.
In een nieuw stuk van Wirth, Rural-Urban Differences, heeft hij het over het verschil tussen stad en
platteland. Anderen zouden dit volgens hem te sterk aanzetten. Door de steeds verder opkomende
technologie kregen dorpsbewoners steeds meer mee van het stadsleven. Aan de andere kant waren
er achterstandswijken van steden die, vergeleken met andere delen van de stad, zo weinig
voorzieningen hadden dat ze wel een dorp leken. Wirth stelt daarom voor om voortaan te spreken
van stedelijke en landelijke gemeenschappen.
Net als Wirth stelt Groenman (1956) dat de grenzen tussen stad en platteland steeds meer vervagen.
Door de opkomst van de auto en moderne communicatietechnieken kan je vanuit een dorp steeds
verder komen. Nu de dorpsbewoner kan zien hoe de stedeling leeft wil hij dat zelf ook. Hierdoor zou
volgens Groenman het traditionele plattelandsleven onder druk komen te staan. Inmiddels heeft,
gemiddeld gezien, elk huishouden een auto, waar we, ten opzichte van 1960, steeds verder en vaker
mee rijden. Waar we eerst niet verder kwamen dan onze woonplaats, maken we nu gebruik van een
‘palet van plekken’ om te wonen, werken en recreëren. De Engelse architect Cedric Price (1998)
vergeleek de stad door de jaren heen met verschillende varianten van een ei. Waar de stad in de
oudheid te vergelijken was met een gekookt ei, een duidelijke kern en de afbakening daarvan, leek
deze in de zeventiende tot negentiende eeuw meer op een gebakken ei, de kern is er nog maar er is
meer overlap met het platteland, is de moderne stad te vergelijken met een roerei, waar stad en
platteland volledig door elkaar lopen.
Stedenbouwkundigen hebben het al langer over de opkomst van de metapolis, Zwischenstadt, poly-
nuclear city en post-urban city. Hierbij is de kerngedachte dat stad en land aaneengroeien in een
soort tussenstad, waarin centrum en periferie, buitengebied van de stad, hun betekenis verliezen.
Hier houden krimp en groei elkaar in stand.
Tegenwoordig is te zien dat activiteiten die eerst alleen in het platteland werden gevonden ook
steeds meer in steden tevoorschijn komen. Voorbeelden hiervan zijn natuur, duurzaamheid en
sportieve activiteiten. Andersom blijkt dat plattelandsbewoners juist minder vaak de fiets pakken dan
in de stad. Door deze ontwikkelingen is de grens tussen stad en land steeds minder duidelijk te
trekken. De stad is dan wel in opmars, maar ook het platteland is sterk aan het verstedelijken.
,De stad is niet door één sociale wetenschap te beschrijven. Ze wordt vanuit elk oogpunt anders
bekeken en ervaren. Eigenlijk is elke algemene visie op de stad te wantrouwen; voor een goed begrip
is het noodzakelijk om de bijzonderheden van plaats en tijd te beschouwen.
, Definitie stad:
Afgegrensde nederzetting met mensen en markten (Halbertsma & Van Ulzen 2008)
Voor sociologische doeleinden kan een stad worden gedefinieerd als een relatief grote, dichtbevolkte
en permanente nederzetting van sociaal gezien heterogene individuen (Louis Wirth, 1938)
De stad is te vergelijken met een ei; in de oudheid een gekookt ei met een duidelijke kern In de
zeventiende tot negentiende eeuw was de stad te vergelijken met een gebakken ei, er is een kern
maar ook overlap met het platteland De moderne stad lijkt op een roerei; stad en platteland lopen in
elkaar over (Cedric Price, 1998)
Kenmerkend voor een stad:
Bevolking: relatief grote omvang, heterogeen, wederzijdse afhankelijkheid, hoge dichtheid
Veelzijdigheid aan voorzieningen
Anoniemere en vluchtigere contacten
Soorten steden:
Middeleeuwse handelsstad
Industrie-havenstad
Dienstenstad
Satellietstad
Metropool (hoge dichtheid vs. lage dichtheid)
1200-1850: middeleeuwse handelsstad (premoderne stad)
1850-1950: industrie- en havenstad (moderne stad)
1950-heden: dienstenstad (postmoderne stad)
Begrippen:
Periferie: buitengebied, randgebied
Urbanisatie: trek naar steden, verstedelijking