Samenvatting Brain Healthy Lifestyle
Aandacht en executieve functies
Aandacht is het proces dat relevante informatie scheidt van niet-relevante informatie.
Executieve functies zijn de hersenfuncties die nodig zijn voor het kunnen plannen, initiëren
en reguleren van doelgericht taakgedrag in complexe, ongestructureerde situaties.
Bottum- up controle: wanneer de aandacht automatisch en willekeurig getrokken wordt
door een stimulus (bijvoorbeeld een plotselinge geluid).
Top-down controle: wanneer de aandacht selectief en vrijwillig gericht wordt en de
selectiviteit dus bepaald wordt door de persoon.
Frontaalkwabben zijn de zetel voor aandacht. Frontaalkwabsyndroom wordt gekenmerkt
door problemen met planning en regulering van gedrag.
Cognitie: betreft de processen waarmee sensorische input worden getransformeerd,
gereduceerd, uitgewerkt, opgeslagen, teruggevonden en gebruikt.
Selectie van relevante informatie is noodzakelijk, omdat de capaciteit van het menselijke
informatieverwerkingssysteem te beperkt is om alle beschikbare informatie te verwerken
binnen bepaalde tijdsmarges. Daarom is dit nauw verbonden met de snelheid van de
informatieverwerking.
Aandachtscapiciteit: verwijst naar de hoeveelheid informatie of mentale processen
waaraan iemand aandacht kan besteden binnen een gegeven tijdsperiode.
Pigeonholing: informatie wegdrukken maar zodra het bruikbaar is het weer oppikken (op
een feest je naam horen terwijl je in het gesprek bent).
Gerichte aandacht: wanneer de aandacht volledig gericht moet worden op één bron va
stimulatie, waarbij andere informatie wordt uitgesloten (Stroop test).
Verdeelde aandacht: multitasking bestaat niet. In verdeelde aandachtscondities wordt de
aandacht zeer snel verlegd van de ene taak naar de andere taak.
Fasische fluctuaties: (in de alertheid) zijn korte termijn veranderingen die grotendeels door
de situatie of door de taakeisen bepaald worden.
Tonische fluctuaties: vinden daarentegen plaats over langere periodes en zijn meer vanuit
het organisme bepaald in plaats van door de situatie.
Executieve controle is vooral nodig in taken die nieuw en complex zijn. Executieve
stoornissen worden bijvoorbeeld gezien bij de ziekte van Huntington en de ziekte van
Parkison, ten gevolge van beschadigingen in deze subcorticale gebieden.
Casus 10.2 man heeft een ernstig traumatisch hersenletsel opgelopen. De conclusie luidt
dat er bij patiënt sprake is van een vertraagd tempo van informatieverwerking. Er zijn
geen specifieke selectieve aandachtsstoornissen of geheugenstoornissen, maar door het
tragere mentale tempo is patiënt wel beperkt in situaties met tijdsdruk, omdat hij dan weinig
tijd heeft om informatie te prenten of zijn aandacht te verdelen.
,Emotie en sociale cognitie
Emoties zijn een voorwaarde voor motivatie, omdat emotionele drijfveren zoals het zoeken
naar beloning of plezier en het vermijden van pijn en verdriet een grote rol spelen in de
aansturing van gedrag. Dit wordt mogelijk gemaakt door emotieprocessen. Dit zijn
lichamelijke reacties die tot een adequate aanpassing van het gedrag aan de situatie leiden.
Sociale situaties zijn vaak complex, dynamisch en verlopen onder tijdsdruk.
Sociale cognitie: alle mentale processen die onderliggend zijn aan sociale interacties. Dit
houdt in perceptie, interpretatie en reactie. Perceptie: de aandacht richten op het
waarnemen van relevante informatie zoals non-verbale signalen, verbale sociale signalen,
contextuele informatie (plaats, situatie). Interpretatie: het verlenen van betekenis zoals
empathie, imitatie en stimulatie, sociale thema’s en mentaliseren. Reactie: responsselectie
en uitvoering zoals inhibitie van inadequaat gedrag en gedragsregulatie.
Basale emoties bestaan uit: blijdschap, boosheid, angst, verdriet, verbazing en walging. De
neurale basis van deze basale emoties ligt in het subcorticale structuren van het brein,
waarbij er tot op zekere hoogte sprake is van verschillende specialisaties.
Amygdala is betrokken bij angst, de gyrus cinguli bij verdriet en boosheid, de insula bij
walging en de basale ganglia bij blijdschap. Deze emoties worden universeel herkend in
gezichtsuitdrukkingen.
Hippocampus, gyrus cinguli, hypothalamus, anterieure thalamische kenmerken hebben een
verbinding. Harmonieus mechanisme dat de functies van de centrale emotie kan uitwerken
en bijdragen aan de emotionele expressie.
Secundaire emoties: hebben de functie om sociaal gedrag te reguleren.
De uitgebreidere verwerking via de frontale cortex en verbindingen met de hippocampus
zorgen er ook voor dat er geleerd kan worden van de ervaring, waardoor een volgende keer
een reactie nog beter afgestemd kan worden op de situatie.
Thalamus is een emotionele stimulus en amygdala is een emotionele reactie. Thalamus
naar de amygdala is een korte route. Maar het kan via een lange route langs de frontale
cortex en eventueel de hippocampus.
De motiverend functie van emoties is met name van groot belang in een complexe, steeds
veranderende omgeving.
Intentionele regulatie: het gevolg van actieve, gecontroleerde en bewuste processen. Dit
wordt onderverdeeld in affectieve herwaardering en affectieve onderdrukking. Affectieve
herwaardering: emotionele gebeurtenis positiever interpreteren. Affectieve
onderdrukking: emotie niet of minder te voelen.
Amygdala en prefrontale cortex spelen een grote rol bij emoties.
Mentaliseren: zich kunnen verplaatsen in anderen.
Theory of mind: het vormen van een hypothese over de gedachten van de ander.
Social faux pas: het herkennen van onbedoelde sociale misstappen van anderen, waarbij
meerdere gemoedstoestanden gepresenteerd moeten worden. Kinderen herkennen dit pas
na hun achtste levensjaar. Het is een situatie waarin iemand onbedoeld iets doet of zegt wat
anderen kwetst.
Het sociaal-model staat op pagina 282.
Sociale-cognitiestoornissen leiden tot indequaat gedrag in sociale en interpersoonlijke
, situaties.
Amygdala
een van de primaire functies is het automatisch screenen van informatie op sociale en
affectieve relevantie, vooral als het gaat om dreiging in de omgeving. Op basis van deze
affectieve waarde kan de amygdala de activiteit in andere hersengebieden moduleren en
zo andere cognitieve processen beïnvloeden.
De amygdala heeft sterke verbindingen met het visueel systeem en cognitieve controle
gebieden in de frontale cortex. Ook is er een sterke verbinding met de hypothalamus,
waardoor lichamelijke reacties kunnen worden aangestuurd.
Het speelt een rol bij het vormen en opslaan van herinneringen van emotionele
gebeurtenissen en werkt daarbij nauw samen met de hippocampus. Het wordt
aangestuurd door frontale gebieden waardoor de regulatie van emotie kan plaatsvinden.
Sulcus temporalis superior (STS): het verwerken van sociale relevante
bewegingsinformatie, zoals verandering in gezichtsuitdrukking, lichaamshouding etc.
Gyrus fusiformis: gelegen in de occipitaalkwab en onderkant van de temporaalkwab.
Betrokken bij het gedetailleerd verwerken van gezichten en het herkennen van de identiteit
van het gezicht.
Insula: heeft sterke verbindingen met de hypothalamus, een hersengebied dat het
autonome zenuwstelsel aanstuurt en zo lichamelijke reacties vormgeeft die onderdeel zijn
van emoties. Speelt een rol bij basale en secundaire emoties.
Striatum: het vermogen om te leren welke stimuli of reacties leiden tot positieve dan wel
negatieve uitkomsten.
Prefrontale cortex: speelt een rol bij emotieregulatie. Regulatie vindt plaats door het
opnieuw leren van de associaties tussen bepaalde stimuli of reacties en de affectieve
gevolgen. De prefrontale gebieden sturen hierbij de amygdala en de insula aan, waardoor
de emotionele repsons aangepast kan worden. Ook zit hier het empathisch gedeelte en
hier is vaak activiteit bij Theory of Mind opdrachten.
Gyrus cinguli: belangrijk voor responsselectie en beslissingsgedrag in sociale situaties.
Cognitieve verandering en veroudering
Met veroudering nemen het aantal zenuwcellen in de hersenschors in geringe mate af. Vanaf
het zestigste levensjaar blijven de zenuwceluitlopers van de overgebleven zenuwcellen
grotendeels intact.
Een van de gebieden die het sterkst in volume afneemt is de prefrontale cortex. De
verbindingsbanen binnenin het brein lopen steeds meer schade op naarmate mensen
ouder worden.
Wittestofafwijking wordt veroorzaakt door kleine beschadigingen in het bloedvatenstelsel
en worden vaker waargenomen bij mensen met een hogere bloeddruk. Deze
beschadigingen kunnen de communicatie tussen hersencellen verstoren.
Het verband tussen wittestofafwijking en verminderde cognitieve functies is een vertraagde
informatieverwerking.
Ouderen gebruiken hun hersenen op een andere manier, wat zorgt voor meer activiteit. Er is
hierdoor meer verspreidende activiteit. Dit kan betekenen dat ouderen meer
hersengebieden moeten aanspreken om tot dezelfde prestatie te komen.