Wanneer voer je een huidanalyse uit? Nadat je de huid oppervlakkig hebt gereinigd (milk en lotion)
Anamnese: Stel je vragen
Inspectie: Bekijk je de huid (huidsoort volgens talgproductie, doorbloeding, rimpels)
Huidsoort volgens de talgproductie: De huidsoort wordt bepaald door de hoeveelheid talg die de
talgklieren produceren/
Er zijn vier huidsoorten:
- normale huid: produceert een normale hoeveelheid talg (huid is zacht, fris van kleur. De
neus en de kin kunnen een klein beetje vet zijn)
- gecombineerde huid: Produceert op sommige plaatsen te veel talg
Vette huid (seborrhoe sicca) produceert te veel talg (lavolind, wasgel, foam, peeling)
kenmerken:
- Huidreliëf is grof, grove poriën.
- Verdikte hoornlaag.
- Huidafwijkingen; comedonen, talgcysten, pustels en papels
- huid kan glimmen en vet aanvoelen.
Oorzaken:
- Verhoogde talgafscheiding
- Versnelde afstoting van hoorncellen.
- Hormonaal (Puberteit)
Droge huid (sebostase)
- Fijne poriën.
- Dunne hoornlaag
- Roodheid
- Tele’s en milia.
- Mat en glad aanzien.
- Schilferig en neiging tot rimpelvorming.
- Vaak vochtarm.
- Extreem droog dan vormen er zich kloofjes.(op het lichaam)
Diascopie: Is een manier om de hoeveelheid talg in de huid vast te stellen. Dit voer je uit op een
warme huid en op de huidgebieden waar zich van nature de minste talgklieren bevinden. Hierbij
wordt een plastic spatel tegen de huid van voorhoofd of wangen geduwd. Vetfilmpje
Doorbloeding: Goed doorbloede huid is roze, Sterk doorbloede huid rood, Onregelmatig doorbloede
huid is vlekkerig
Doorbloeding donkere huid:
Goed doorbloede huid heeft een normale bruine tint.
Sterk doorbloede huid is paars tot purperkleurig
slecht doorbloede huid is bleek
Onregelmatig doorbloede huid heeft vlekkerige donkere plekken
, Rimpelvorming
Huidafwijking: Afwijkingen in de pigmentatie, doorbloeding, rimpelvorming, comedonen, milia,
schilfering, enz.
Afwijkingen in de talgafscheiding
verhoornafwijking (milia, verdikte hoornlaag geeft de huid een gele, vale tint. Een dunne
hoornlaag is doorschijnend)
Bloedvatafwijkingen
pigmentafwijkingen (moedervlekken, sproeten)
bindweefselafwijkingen (littekens)
Afwijkingen in de beharing
Huidoneffenheden: Huidoneffenheden die we alleen kunnen voelen. De huid is te bewegen tov de
onderlaag of over het bot. Extreme vochtophoping noemen we oedeem en is een contra-indicatie
voor een cosmetische behandeling
Via inspectie
- Huidskleur
- Huidrelief
- Huidafwijkingen
- Beharing
- Dikte onderhuidse vetlaag
- Gezichtsvorm
- Huidoneffenheden
Via palpatie
- Huidoneffenheden
- Huid en spierspanning
- Huidtemperatuur
Palpatie: betasten van de huid (je bepaald de doorbloeding, huidspanning en vochtgraad)
Doorbloeding: Door met één of meer vingers op de huid te drukken kun je de doorbloeding bepalen.
De doorbloeding is normaal als de witte vlek binnen 2 sec weg is. De huid voelt warm aan,
temperatuur is verhoogd, sterke doorbloeding. De huid voelt koud aan, temperatuur is verlaagd,
trage doorbloeding
Spier en huidspanning: Bepaal je door de huid op te pakken en vervolgens weer los te laten. Veert de
huid soepel terug dan is de spanning goed. Deze is afhankelijk van de toestand van het bindweefsel
en de spiertonus, dikte van de onderhuid, hoeveelheid vocht, stevigheid van de huid en de dikte. De
spierspanning kan ook verhoogd zijn. Dan ontstaat er verkramping.
Vochtgraad: De huid iets opduwen. Een vochtarme huid ziet er dan craqueléachtig uit
Demografie: Kun je uitvoeren als je vermoedt dat de cliënt een gevoelige huid heeft. Je bepaald de
reactiviteit van de huid. Met een plexidure spatel trek je een streep over het decolleté. Blijft de witte
streep lang, dan is de huid erg gevoelig
Woodlightlamp: Hierdoor worden bepaalde aspecten van de huid zichtbaar. Een sterk verhoornde
huid ziet er onder de woodlightlamp wit uit. Huidschilfers doen zich voor als witte spikkels.
, Comedonen kleuren geel tot oranje. Roze huid bij acné duidt op een verhoogde aanwezigheid van
bacterie.
Basics 2
De cel
Cel: is de kleinste, zelfstandige eenheid van een levend organisme dat nog alle belangrijke
levensverrichtingen bezit zoals groei, voortplanting, beweging, stofwisseling en prikkelbaarheid.
Cytologie of celleer: de wetenschap die cellen bestudeert
Eencellige organismen: het pantoffeldiertje, de amoebe (dierlijk) en bacteriën (plantaardig)
Een cel is van buiten naar binnen opgebouwd uit:
1. Celmembraan
2. Cellichaam
3. Celkern
1 Celmembraan: Vormt de celwand.
Kenmerk celmembraan: is dat deze semi-permeabel (halfdoorlaatbaar) is. Dit betekent dat de wand
selectief stoffen doorlaat.
Waar zorgt het celmembraan voor? dat de cel voedingstoffen en zuurstof kan opnemen en
afvalstoffen kan afgeven
Het celmembraan van een plantaardige cel: Is veel dikker dan die van een dierlijke/menselijke cel.
Dit komt omdat het celmembraan van een plantaardige cel voor een groot deel uit cellulose bestaat
Menselijke cel: Bestaat uit eiwitten en lipiden
2 Cellichaam: Bestaat uit cytoplasma. Cytoplasma bestaat voor het grootste gedeelte (70%) uit
water. Daar zitten opgeloste voedingsstoffen en zuurstof in.
Waar zijn die stoffen belangrijk voor? voor de celstofwisseling en de energievoorziening van het
lichaam.
Wat zit er in het cytoplasma? Het centraallichaam. Speelt een rol bij de celdeling
3 Celkern: Bestaat uit kernplasma. De celkern regelt alle levensprocessen in de cel.
Hoe noemen we de wand van de celkern? Kernmembraan.
Binnen het kernmembraan zit: het kernplasma (nucleoplasma)
Het cytoplasma en het kernplasma heten samen het: protoplasma. Dit is het vloeibare bestanddeel
van de cel
In de celkern zit: chromatine, dat opgebouwd is uit chromatinekorrels (eiwitkorrels). Als de celkern
zich gaat delen, vormen de chromatinekorrels draden. Dat zijn chromosomen.
Chromosomen: Chromosomen bestaan uit DNA. In bepaalde delen van het DNA zit erfelijke
informatie: de genen.
Hoeveel chromosomen zitten er in een menselijke celkern? 46 (23 paar)
Welke cellen kunnen bewegen? Witte bloedcellen
En welke zitten aan elkaar vast? Spiercellen