100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting ''Levensfasen'' Levenslooppsychologie €3,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting ''Levensfasen'' Levenslooppsychologie

7 beoordelingen
 81 keer verkocht

Zeer uitgebreide samenvatting van het hele boek. Vooral handig voor mensen die willen bijkomen met de les of goed willen leren maar geen tijd hebben om het hele boek te lezen.

Voorbeeld 8 van de 39  pagina's

  • Ja
  • 3 juni 2013
  • 39
  • 2011/2012
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (7)

7  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: feyo • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: jamielandman • 6 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: aafkesteenhuis • 7 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: renecox • 8 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: mich3ll3 • 8 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: jillverberkt • 9 jaar geleden

Uitgebreide samenvatting. Er mist weinig. Alleen de grammatica is ontzettend slecht. Heel erg veel taalfouten. Dat is erg storend.

review-writer-avatar

Door: rachelar • 10 jaar geleden

Veel spelling fouten. Verder goed

avatar-seller
wouters
Hoofdstuk 1 – De prenetale perdiode

1.1 De lichamelijke ontwikkeling

Bij lichamelijke ontwikkeling kan je onderscheid maken tussen ontwikkeling van:
- Het specifieke individu (de ontogenese). Hier speelt interactie met omgeving (moeder) een rol.
- De soort (de fylogenese). Is meer ontwikkeling van de soort, de erfelijkheid.

De (prenetale) ontwikkeling van de mens is afhankelijk van de volgende factoren:
- Groei: een toename van cellen, gewicht en lengte. Vooral erfelijk bepaald. Invloed van omgeving,
zoals voeding heeft beperkte invloed.
- Rijping: in staat zijn om nieuwe functies te vervullen (lopen). Is erfelijk. Je erft fysieke kenmerken,
zoals omvang van de schedel, gelaatstrekken en mogelijk psychische factoren zoals intelligentie.
- Leren: Omgeving belangrijke rol (ervaringen). Om optimaal te profiteren van ervaringen speelt
erfelijkheid een rol, zoals intelligentie.

De ontwikkeling begint al bij de conceptie (bevruchting). In de prenatale fase groeit het ongeboren
mens to hij rijp is om geboren te worden. Dit ondescheid je in drie belangrijke trimesters:
Het eerste trimester
eerste twee weken vind innesteling van eicel in de baarmoeder plaats. (germinale fase) Het erfelijke
materiaal word gevormd. Daarna word centrale zenuwstelsel, ogen, hart etc. gevormd. De functies
die dan ontwikkelen is al zeer belangrijk. Na twaalf weken is het een foetus (volledig uitgebouwd). De
eerste 3 maanden zijn dus heel belangrijk. De 2 periodes in dit trimester heet de embryonale fase.

Het tweede trimester
Loop van vierde tot zesde maand. Foetus gaat bewegen. De reflexen ontwikkelen en deze geven
onder andere informatie over het functioneren van de hersenen.
Echoscoop: Maakt het mogelijk met soort videocamera in baarmoeder te kijken. Ultrageluidsgolven
planten zich voort door water en worden teruggekaatst wanneer ze een voorwerp tegenkomen.

Het derde trimester
Kenmerkt door snelle gewichtstoename van foetus. Foetus kan zich moeilijker bewegen en neemt
vaste positie in vaak met hoofd naar beneden. Laatste maanden kan foetus al externe prikkels
onderscheiden. Zoals hoge tonen horen, licht en donker onderscheiden en smaken onderscheiden.

Over effecten van gezondheid en gedrag van moeder op ongeboren mens word gespeculeerd maar is
nu in toenemende mate te meten. Reacties op prikkels en veranderingen in omgeving is te registeren
en deze worden reflexen genoemd. Volgende paragraaf gaat over ontwikkeling van die reflexen.




1.2 De ontwikkeling van de reflexen

Reflexen zijn onbewuste en automatische sysiologische reacties op prikkels en veranderingen in de
omgeving. Komen voort uit instinct om te overleven. Een embryo van 8 weken kan dit al. Door deze
te registeren krijg je informatie over functioneren van hersenen en de moteriek.

,Reflexen hebben volgens de huidige inzichten de volgende kenmerken:
- Reflexen zijn onwillekeurige bewegingen en een reacite op een prikkel. Zij zijn de eerste
bewegingen die een mens kan maken naast het kloppen van het hart.
- Geeft informatie over functioneren van centrale zenuwstelsel. Moet daarom door arts onmiddelijk
na geboorte gecontroleerd worden om in te kunnen grijpen bij niet goed functioneren ervan.
- Worden bestuurd door hersenstam, deel van hersenen dat zich vroeg in de evolutie ontwikkeld
heeft. Sommige verdwijnen weer. Dit is noodzakelijk omdat deze reflexen de doelgerichte
bewegingen op ongelegen momenten zouden kunnen verstoren.

Ongeboren mens kent 8 reflexen die tot stand komen in uterus en op deze volgorde verschijnen:
1 De uterine withdrawal reflex: Terugtrekken van lichaam bij knijpen van tenen. (5-7 week, verdwijnt
32e week voor geboorte)
2 De mororeflex: Een omklemmingsreflex. Als moeder moet vluchten kan de baby zich aan haar
vastklemmen. (9-12 weken voor geboorte, verdwijnt 2-4 maanden)
3 De Babinskyreflex: Tenen speiden bij aanraking van voetzool. (na geboorte, verdwijnt tussen 1-2 jr.)
4 De palmar reflex of grijpreflex: Vingers sluiten bij lichte aanraking van handpalm (11e week voor
geboorte, verdwijnt 2-9 maand na geboorte)
5 De asymmetrische tonische nekreflex: Hoofd buigt een kant op en dat roept strekken van been en
arm aan die kant ook op. (18e week voor geboorte, verdwijnt 3-9 maand na geboorte)
6 De spinal galant reflex: Bij stimulatie van buik of rug roteert of buigt het ruggenmergkanaal 45
graden naar de gestimuleerde kant. (20e week voor geboorte, verdwijnt 3-4 maand na geboorte)
7 De rooting reflex en sucking reflex: Bij lichte aanraking van wang draait het hoofd die richting op
met open mond en uitgestoken tong. (24-28 week voor geboorte, verdwijnt 3-4 maand na geboorte)
8 De tonische labyrinthine reflex forewards: Bij bewegen van hoofd naar voor en achter buigt het
hoofd boven en onder het niveau van de ruggengraat door. (geboorte, verdwijnt 3-4 maand)

1.3 Visies op het prenatale bewustzijn

Er zijn veel verschillende visies over ontwikkeling van prenatale bewustzijn. Deze zijn gebaseerd op
een bepaald mensbeeld.
In het westen bestaan onder andere de volgende visies:
- De leertheoretische of behaviorische visie: Mens is na geboorte een onbeschreven blad. Maar is
voor de geboorte al enigzinds geconditioneerd door zijn prenatale ervaringen.
- De biologische visie: Interne of erfelijke factoren bepalen de mens. Geen prenatale bewustzijn. De
reacties die daar worden geconstateerd worden als onbewust beschouwd.
- De omgevingspsychologische visie: Mens wordt bepaald door wisselwerking tussen sociale en
ruimtelijke/materiele omgeving. Verschil in hartslag kan duiden op lage vorm van besef of weten.
- De cognitivistische visie: Informatieverwerking en zelfsturing bepaald de mens. Bewustzijn word aan
vormen van geheugen gekoppeld. Voor geboorte nog geen sprake van bewuste geheugenvorming.



- De psychoanalytische visie: Biologische aanleg en opvoedingservaringen belangrijk in eerste jaren.
Wel vorm van besef in baarmoeder maar word vergeten en in het onbewuste geplaatst.
- De humanistische visie: Individuele belevingen, ruimte voor zelfontplooing en eigen
verantwoordelijkheid zijn bepalend. Mix van psychoanalyse en behaviorisme.

,1.4 De omgeving van het embryo en de foetus

Middelen die schadelijke invloed hebben op de prenatale ontwikkeling moen je teratogenen.
Teratogene effecten kunnen leiden tot vertraagde groei, gedrags- en functiestoornissen. Of zelfs tot
de dood. Er zijn diverse teratogenen te onderscheiden, zoals:
- alcohol- en/of drugsgebruik: wiegendood door zuurstofgebrek.
- medicijnengebruik: langdurig gebruik kan tot lichamelijke afwijkingen leiden.
- ondervoeding: kan tot neurologische afwijkingen leiden. Heeft effect op ontwikkeling van hersenen.
- chemicalien en stralingsgevaar
- ongelukken: kan leiden tot vroeggeboorte of beschadiging van de foetus.
- infecties: ligt aan de ziekte hoe erg het gevolg is.
- psychische ziekten
- zware stress: leid tot hogere adrenalineproductie in bloed van de moeder. Is niet aangetoond dat
dit effect heeft op foetus. Maar stress kan leiden tot gebruik van nicotine, medicijnen, aclohol etc.
- de leeftijd van de aanstaande moeder: chromosoomafwijkingen zoals syndroom van Down neemt
toe bij hogere leeftijd van de moeder.
- de leeftijd van aanstaande vader (niet heel belangrijk): Heeft invloed op psychische ontwikkelingen.
Hogere kans op schizofrenie bijvoorbeeld.
- een te kleine moederkoek of placentra: door verminderde toevoer van zuurstof en voedingstoffen
word de ontwikkeling van de foetus nadelig beinvloed.

1.5 De verwachtingen van de omgeving

Als een kind niet aan de verwachtingen van mensen voldoet kan het minder positieve aandacht
krijgen. Ook worden er verwachtingen geschept door naar de ouders te kijken. Als de ouders een
hoge functie hebben bijvoorbeeld zijn er hoge verwachtingen voor het kind of andersom.

,Hoofdstuk 2 – De geboorte en de eerste zes maanden

2.1 De geboorte als een biologisch proces

Geboorte duurt 8-14 uur (korter bij latere bevallingen). Het kind word onderbroken van zijn
veiligheid en kunnen hier later last van hebben. Sommige onderzoekers zien het als trauma. Het
moet dus zo natuurlijk mogelijk gebeuren.
Kinderen huilen na geboorte vaak door ineens te moeten ademen, honger, angst en pijn. Die kunnen
zich wel aanpassen na getroost te worden. Als een baby ontroostbaar is kan dit duiden op een
trauma.
Als de aanpassingen niet soepel lopen (bijv. door zuurstofgebrek) kunnen er ernstige stoornissen bij
het kind ontstaan. Als het kind in prenatale fase al neurologische stoornissen heeft zal de bevalling
ook minder goed verlopen en is het goed om deze in het ziekenhuis te doen.
Risicofactor bij geboorte (perinataal risico) vormt een vroeggeboorte (prematuriteit). Hoe lager het
geborte gewicht hoe hoger het risico op ontwikkelingsstoornissen.
Prenatale complicaties: complicaties voor de geboorte.
Postnatale complicaties: complicaties na de geboorte.

2.2 De lichamelijke groei, de rijping en de ontwikkeling van de motoriek

In de 2-4e maand verdwijnen al de volgende reflexen:
- De snuffel- of zoekreflex, ritmisch heen en weer bewegend zoeken bij honger.
- De loopreflex, voeten worden voor elkaar gezet. (lopen kan pas 9e maand geleerd worden)
- De zwemreflex, kind maakt zwembewegingen in het water. Kan alleen zijn hoofd niet boven water
houden.
- De mororeflex. (H 1.2)
- De zuigreflex. (H 1.2)
- De babinskyreflex. (H 1.2)

Er zijn ook reflexen die het hele leven blijven zoals niezen, hoesten, krabben etc.

De ontwikkeling van de groei en motoriek
Twee te onderscheiden groeirichtingen waarlangs de ontwikkeling zich voltrekt:
- De cefalocaudale groeirichting: Groeispurt start bij hoofd en dan verder naar beneden. Baby kan
eerst zijn hoofd bewegen en ontdekt daarna hoe hij zijn ledematen kan bewegen.
- De proximodistale groeirichting: Van centrum naar buitenkant. Baby kan voorwerpen dichtbij de
romp liggen vasthouden. En later dingen ver weg pakken. 3 fases bij dit grove moteriek:
1e maand: baby is nog niet motorisch nog niet in staat zijn houding te veranderen.
2e maand: kind kan zijn hoofd in balans houden met beetje steun.
3-6e maand: houd hoofd beter in balans. Zitten met steun gaat beter.

Ook fijne motoriek groeit hier. Zoals oog-handcoordinatie waarbij kind doelgericht dingen kan
pakken.

,2.3 De ontwikkeling van het leren

Leren doe je je hele leven door dingen die je meemaakt en opslaat in je geheugen. In tegenstelling
tot groei en rijping wat onafhankelijk hiervan is en meer met genen te maken heeft.
Door permanente verbindingsknopen in het lange termijn geheugen aan te maken worden dingen
zoals woorden en begrippen onthouden. Voor het LTG moet de informatie goed opgeslagen worden
en hier is een leerstrategie voor nodig die kinderen ondekken als ze wat ouder worden.
De eerste leerervaringen van een baby doet hij op via zijn zintuigen, waarmee hij op prikkels reageert
uit de buitenwereld. Deze zintuigen werken op elkaar in en werken samen.

Horen
Pasgeborene reageert 1e 6 maanden vooral met gehoor op prikkels. Herkent zijn moeders stem al.

Zien
Eerst sturen hoorprikkels via de hersenen de oogspieren. Na 2 weken kunnen baby’s hoofden
herkennen en daarna steeds meer.

Ruiken
Reuk is eerste zintuig van belang bij baby’s. Reageert op moeder borst en kan zich zo oreienteren op
voedsel.

Voelen en proeven
De tastzin is belangrijk voor de baby. Hiermee maakt hij contact met buitenwereld. Meisjesbaby’s
vaak meer omdat hun huid eerder gerijpt. En worden daardoor vaak meer geknuffelt.
Baby’s kunnen al goed smaken als zoet en zout onderscheiden. Ook is de mond een belangrijk
tastorgaan. Baby’s leren allerlei eigenschappen van materialen en vormen kennen. Mond word ook
wel het kenorgaan van de pasgeborene genoemd.

Het ontbreken van zintuigen word als ernstige stoornissen gezien en kan tot leerstoornissen leiden.

Motoriek
Pasgeborene leren niet alleen door ervaringen via zintuigen maar ook door de motoriek. Dit noem je
de sensomotorische ervaringen. Deze ervaringen lopen volgens een vast patroon die uit een aantal
regels is samengesteld:
- De orientatieregel: Als er iets opvallendsgebeurt richt de baby zijn aandacht daarop. Hij draait zijn
hoofd in de richting van het geluid.
- De onderzoeksregel: Als de baby iets ziet of voelt gaat hij het exploreren met zijn ogen of handen.
- De regel van het scannen: Als de baby een voorwerp volgt en dat voorwerp verandert, gaat hij
kijken waar het is gebleven.
- De preferentieregel: Als de baby keuze heeft tussen voorwerpen gaat hij door onderzoeken zijn
voorkeur aan het interessantste voorwerp geven.
- De habituatieregel: Als hij een voorwerp al heeft gezien besteed hij er minder aandacht aan. En is
geinteresseerder bij nieuwe voorwerpen.
- De omkeringsregel: Kenmerken die hij kan voelen gaat hij ook zien en omgekeerd.
- De circulaire reacties: Als een handeling iets leuks heeft opgeleverd gaat hij het opnieuw doen als
dat kan.

De laatste regel word omschreven als functieplezier (Funktionslust). (Karl Buhler)

,2.4 De taalontwikkeling

Passieve taalontwikkeling: begrijpen van gesproken taal.
Aciteve taalontwikkeling: Produceren van taaluiteingen.
Periode van taalverwerving van de neonaat noem je de voortalige periode, er is nog geen sprake van
echte woorden en zinnen. De eerste zes maanden is belangrijk voor ontwikkeling van de passieve
taalverwerving.

2.6 De hechting

Kind heeft vele jaren nodig om een zelfstandig functionerend mens te worden. Een belangrijk
ontwikkelingsaspect is de hechting of attachement. Het kind weet dan ergens op terug te kunnen
vallen. Dit is belangrijk voor de persoonlijkheid en sociale ontikkeling.
Attachement: Duurzame gevoelsmatige (affectieve) relatie tussen kind en een of meer specifeke
personen waar het kind regelmatig mee omgaat.

Dit is belangrijk om latere hechte relaties aan te kunnen gaan. Bioloog Lorenz toont aan dat hechting
instinctief is en bij veel diersoorten voorkomt. Dit gedrag hoeft niet gebonden te zijn aan ouders.

Pasgeborene ervaart pijn door rijping van centrale zenuwstelsel. Het is belangrijk dat het zich
gesteund voelt hierbij. Dus vaak s’nachts bij huilen niet alleen in zijn kamer gelaten worden.

Er zijn verschillende stijlen van gehechtheid te onderscheiden:
Veilige gehechtheid (60-70%): Kind voelt zich veilig en zoekt contact bij hechtingspersoon en ontdekt
actief de omgeving vanuit deze veiligheid. Huilt soms als de verzorger weg gaat, maar is snel getroost
als deze terug komt.
Vermijdende gehechtheid (20 %): Zoekt weinig contact met verzorger. Is wel actief en ondernemend.
Reageert net zo op vreemden als bekenden.
Angstige gehechtheid (10-15%): Kind zoekt intensief contact. Voelt zich niet veilig en is erg passief.
Ontzet als verzorger weggaat en reageert met vastklampen en agressie als ze terugkeren.
Gedesorienteerde en gedesorganiseerde gehechtheid (5-10%): Kinderen kijken weg als ze door
verzorger geknuffelt worden, hebben ‘glazige blik’. Zijn onveilig gehecht. Reageren tegenovergesteld
op vertrek en terugkomst van verzorger als bij veilig gehechtheid. Kan sprake zijn van mishandeling.

Dit laatste kan leiden tot frozen watchfullness. Het kind is altijd op zijn hoede voor gevaar. In de
eerste maanden uit het kind hechtingsgedrag door sociale gerichtheid op andere (glimlachen,
geluidjes, volgen met ogen). Deze loksignalen zijn ervoor de hechtingspersoon in de buurt te houden.

De aard van de baby en het effect op het hechtingsgedrag
Communiceren met een positief gestemd kind blijkt makkelijker.
Er word nu uitgegaan dat er vanaf de leeftijd van drie maanden minstens 8 verschilllende reactie- en
gedragsstijlen voordoen op gebieden als activiteit, regelmaat, stemming, aanpassing, toenadering en
terugtrekken, reactie-intensiteit, reactiedrempel, aandachtsspanne en afleidbaarheid. De acht
kenmerken kun je groepen in drie typen:
- Moeilijke baby’s: Weinig regelmaat in biologische functies als eet- en slaapgedrag, veel
huilperiodes, snel van slag, schrikachtig en negatief gestemd.
- Gemakkelijke baby’s: Een regelmaat in eet- en slaapgedrag, zijn opgewekt en positief gestemd.
- Langzame starters: Combinatie van beide bovenstaande typen.

,Hoofdstuk 3 – Van zes maanden tot twee jaar

In deze periode leren kinderen zich aanpassen aan een beperkt aantal mensen in hun directe
omgeving en noemen we socialisatie. Ook groeien ze fors en worden ze mobieler.

3.1 De lichamelijke groei en de rijping van het centrale zenuwstelsel

Reflexen
De baby- of zuigelingenreflexen uit H. 1 verdwijnen na een bepaalde tijd. Als deze babyreflexen niet
verdwijnen kan het wijzen op hersenbeschadiging. Voor verschillende reflexen geldt het volgende:
- De palmar reflex verdwijnt meestal na 2 maanden.
- Asymmetrische tonische halsreflex na 9 maanden.
- Babinskyreflex tussen 1 en 2 jaar. (ontstaat 1e week na geboorte)
- Loopreflex na 6 maanden.
Achillespeesreflex: samentrekken van kuitspieren bij slag op achillespees.

Zintuigen
Hoewel andere zintuigen werken kunnen baby’s nog behoorlijk scheelzien. Hun ogen kunnen beide
beelden nog niet goed samenvoegen. Na een paar maanden wel.

3.2 De ontwikkeling van de motoriek

Bij motorische ontwikkeling onderscheid je grove en fijne motoriek.

Grove motoriek
Bijvoorbeeld omdraaien van buik op rug en later ook rennen en klimmen. Het verschilt per kind maar
je kunt gemiddeld het volgende vastellen over de ontwikkeling van de grove motoriek:
- 7e maand zitten zonder steun
- 8e maand staan met steun.
- 8e maand zich trekkend over de vloer voortbewegen.
- 9e maand lopen met steun.
- 10e maand op handen en knieen kruipen.
- 11e maand op handen en voeten kruipen en staat het stevig los.
- 1 jaar met steun lopen en enkele stapjes los.
- 14e maand goed lopen.
- 14e maand soms al een bal naar voren schoppen.
- 18e maand met hulp traplopen.
- 2 jaar springen en huppelen.

Fijne motoriek
Belangrijke mijlpaal is de ontwikkeling van de pincetgreep (opponeren van de duim). Vindt meestal
plaats rond de 9e maand. Ook het gericht pakken van een voorwerp en sturen met ogen gebeurd
hier. Een kind zal leren eten vast te pakken en in zijn mond te stoppen maar het zal vaak nog veel
rondom zijn mond eindigen. Het kind leert meer gewaarwordingen van de zintuigen te integreren
met motorische vaardigheden. Dit noem je sensomotorische activiteiten.

, 3.3 Het leren

Bij de ontwikkeling van het leren en kennis uit omringende wereld (cognitieve ontwikkeling)kun je
grote onderlinge verschillen constateren. Niet alleen erfelijke factoren maar ook individuele
leerervaringen spelen een rol.

Stadia in het leren: Piaget
Kind bevind zich eerste 2 jaren in cognitieve stadium van sensomotoriek. Denken is verbonden met
handelen. Denken kan worden gemeten door uitwendig observeerbaar handelen zoals grijpen en
kruipen.
Circulair secundair handelen: lakentje van zich af schoppen om bij iets boven hem te komen.
Circulair tertiaire handelen: met een middel (vork) hetgene wat buiten bereik ligt pakken.
Na negen maanden heeft kind objectpermanentie. Hij begrijpt dat als iets bedekt is het er nog wel is.
Deze ontwikkeling loopt door tot 15-18 maanden.

Leren door te doen: de behavioristische visie
Pavlov ontdekt dat mens en dier te conditioneren is via zijn reflexen. Een stimulus roept een
bepaalde reactie op. Zo gaf hij honden telkens vlees als hij een belletje rinkelde. Daarna ging de hond
telkens kwijlen (door honger) bij het belletje.
Naast reflex heeft kind ook willekeurig gedrag. Het schopt een beetje heen en weer en kijkt wat er
gebeurd. Volgens Thorndike is ‘de wet van het effect’ dat hoe prettiger het effect, hoe vaker hij dit
gedrag zal herhalen.
Als er motivatie is en het kind een handeling (een operatie) moet verichten om een prettig effect te
krijgen heet dit operant conditioneren.

Leren via het spel
De circulaire reacties en bovengenoemde leerervaringen kan je ook zien als spelen. Volgens Spencer
hebben kinderen een energie overschot en kunnen ze dit kwijt door te spelen. Door verschillende
activiteiten kan het kind veel leren en zich ontwikkelen.
Spel is volgens Piaget een onderdeel van de verstandelike (cognitieve) ontwikkelingen. Het
organisme leert nieuwe aanpassingen (adapties), nieuwe functies (assimilaties), nieuwe handelingen
(accomoderen). En door oefen leert het dit vloeiend en vlot te doen (assimileren).

3.4 De taalontwikkeling

Na 6 maanden ontstaat een soort babytaal, het brabbelen. Deze lijkt op de moedertaal. De passieve
taalontwikkeling loopt voor op de actieve en na een jaar kunnen ze al eenvoudige woorden en
instructies begrijpen.

Een- een tweewoordzinnen
Kinderen zeggen vaak een woord dat symbool staat voor een zin. ‘stoel’ staat symbool voor ik wil op
de stoel zitten bijvoorbeeld. Uit de intonatie en mimiek van het kind is af te lezen wat de zin is.rond
18-20e maand ontstaat 2 zinswoorden bijvoorbeeld ‘weg melk’. Rond 2 jaar kent het kind al 200-300
woorden.

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper wouters. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 64670 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€3,49  81x  verkocht
  • (7)
In winkelwagen
Toegevoegd