Natuurkunde toets 1 H1 en H2
H1 Paragraaf 1:
Kwalitatieve waarneming: Je vergelijkt lengten met elkaar zonder ze te meten
Kwantitatieve waarneming: je meet met een meetlint
Een eigenschap die je kunt meten, bijvoorbeeld de lengte van iets, noem je een grootheid. Je moet
bij een meting ook altijd de eenheid erbij zetten. ER zijn zeven basisgrootheden met bijbehorende
basiseenheden:
Basisgrootheid Symbool Basiseenheid Symbool
Lengte Kleine L Meter m
Massa m Kilogram Kg
Tijd t Seconde S
Stroomsterkte Groote letter i Ampère A
Temperatuur T Kelvin K
Lichtsterkte Groote letter i Candela Cd
Hoeveelheid stof n Mol mol
Staat ook in de Binas Tabel 3
Grootheden die geen basisgrootheden zijn, noem je afgeleide grootheden. De bijbehorende eenheid
heet een afgeleide eenheid.
Paragraaf 2:
1000 = 103 → het exponent is 3
Bijvoorbeeld 5,1 x 105 heet de
wetenschappelijke notatie.
Soms is het niet nodig of niet mogelijk de waarde van een grootheid met een grote nauwkeurigheid
op te geven. Dan noteer je alleen de orde van grootte. De orde van grootte geef je aan met
uitsluitend een macht van 10. Bijvoorbeeld 9,1 x 10-31 = 10 x 10-31 = 1 x 10-30
Bij 2,5 km is de k het voorvoegsel. Wanneer je dit zonder voorvoegsel wilt schrijven kijk je in je BINAS
naar tabel 2 en dan zie je dat k voor 103 staat. 2,5 km is dus 2,5 x 103m.
Rekenen met machten van 10:
,In plaats van een macht kun je ook een voorvoegsel of vermenigvuldigingsfactor gebruiken. In BINAS
tabel 2 staat daarvan een overzicht. Bijvoorbeeld 0,0075 A = 7,5 x10-3 A = 7,5 mA
Paragraaf 3:
De rekenregels bij machten van 10 gelden ook bij machten van eenheden:
In BINAS tabel 4 staat een overzicht van de meest voorkomende grootheden met symbool en
eenheid.
Veel van de eenheden in tabel 4 van BINAS kun je afleiden uit de formules die het verband tussen de
grootheden weergeven:
In BINAS tabel 35 staan nog heel veel andere natuurkundeformules.
In BINAS tabel 36 staan wiskundige formules.
Met behulp van BINAS tabel 4 kun je een
eenheid omzetten in de basiseenheden
van het SI.
, De
dichtheid
van
aluminium is dus 2,70 x 103 kg m-3 → 2700 kg m-3
Paragraaf 4
Als je een grootheid meet, vind je meestal niet precies de juiste waarde. Je hebt te maken met een
meetonzekerheid. Meetonzekerheden kun je onderverdelen in toevallige fouten en systematische
fouten. Als je iets meet en het valt precies tussen 2 streepjes dan kan dit soms te hoog of te laag zijn.
Dit is een toevallige fout. Is bijvoorbeeld bij een ampèremeter de nulstand niet goed ingesteld, dan
meet je voortdurend een te hoge of een te lage waarde. Dit noem je een systematische fout. Ook kun
je een meting verkeerd aflezen. Dit is een afleesfout.
Bij de cm verdeling moet je tussen de 6 en de 7 de waarde schatten. Dit wordt 6,7. Je bedoelt
hiermee dat de gemeten waarde ligt tussen de 6,65 en de 6,75 cm. Bij de liniaal met mm-verdeling
zie je dat de lengte tussen de 6,7 en 6,8 ligt. Omdat de liniaal met mm-verdeling nauwkeuriger is dan
de liniaal met cm-verdeling noteer je één cijfer meer. Dit aantal cijfers noem je het aantal significante
cijfers. Bij het bepalen van het aantal significante cijfers tellen nullen aan het begin van een getal niet
mee, maar nullen aan het eind wel.
Als je de lengte van een lat meet en de lat is tot op de cm nauwkeurig 3 meter. Dan schrijf je niet 3
meter want iemand anders zal dan denken dat de lat ergens tussen de 2,5 en de 3,5 meter lang is. Je
moet dus noteren L = 3,00 meter. Dan geldt dat de lengte ligt tussen 2,995 en 3,005 m.
Bij een maatglas lees je af aan de onderkant van de meniscus (het vloeistofoppervlak).
Bij berekeningen gebruik je de volgende twee vuistregels: