lOMoAR cPSD| 30809201
HOOFDSTUK 1: PERSOONLIJKHEID GEDEFINIEERD
Verband met andere vakgebieden
Persoonlijkheidspsychologie is het begrijpen van de gehele persoon Persoonlijkheid beschrijft een grote
verscheidenheid aan interindividuele verschillen tussen mensen:
(Interindividueel = tussen mensen/ intra-individueel = verschillen binnen 1 persoon)
• Eigenschappen of trekken (bv assertief)
• Motieven/doelen (bv behoefte aan gezelschap)
• Interesses (bv muziek)
• Vaardigheden/intelligentie (bv probleemoplossend vermogen)
• Identiteit (bv levenservaringen)
Het huidige domein van perspectief op persoonlijkheid richt zich op persoonlijkheidstrekken; relatief stabiele
kenmerken die ons gedrag, emoties en denkpatronen beïnvloeden.
DEFINITIE
De karakteristieke set van gedragingen, cognities en emotionele patronen die voortkomen uit biologische- en
omgevingsfactoren (Corr & Gerald, 2009). Persoonlijkheid is de verzameling van psychologische kenmerken en
psychologische mechanismen die een individu typeren, die op een relatief duurzame manier georganiseerd zijn, en
die de interactie van een persoon met (en diens aanpassing aan) de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving
beïnvloeden.
‘Psychologische kenmerken’
• Kenmerken die beschrijven hoe mensen van elkaar verschillen
• Beschrijven de gemiddelde neiging tot denken/voelen/handelen van een persoon
• Voorbeelden: vriendelijkheid, nieuwsgierigheid, perfectionisme, geslotenheid
‘Psychologische mechanisme’
• Processen
(informatie verwerkende
activiteit)
• Bestaat uit input, beslisregel, en output
• De beslissingsregel representeert je
persoonlijkheid ‘Psychologische kenmerken die georganiseerd zijn’
• Persoonlijkheidskenmerken zijn op specifieke manier gestructureerd (mensen die aardig zin, zijn bijvoorbeeld
meestal ook vriendelijk maar niet noodzakelijk ijverig of angstig)
• Overeenkomsten tussen kenmerken wijzen op gemeenschappelijke biologische/ omgevingsoorzaken
‘Relatief duurzame manier’
• Persoonlijkheid is iets dat een persoon met zich meedraagt in de loop van de tijd en van de ene situatie naar
de andere
• Persoonlijkheid is relatief consistent over situaties
• Persoonlijkheidskenmerken zijn ook relatief duurzaam over de tijd ‘Interactie’
• Kenmerken en mechanismen kunnen een effect hebben op het leven van mensen
, lOMoAR cPSD| 30809201
• Kenmerken en mechanismen zijn krachten die beïnvloeden hoe we denken, handelen en voelen
• … en beïnvloeden daardoor hoe ons leven zich ontwikkelt ‘Beïnvloeden’
• Perceptie – hoe we een omgeving ‘zien’ of interpreteren (waarneming)
• Selectie – de manier waarop we situaties (voor onszelf) uitkiezen
• Evocatie – de reacties die we bij anderen teweegbrengen
• Manipulatie – manieren waarop we opzettelijk anderen proberen te beïnvloeden
‘Diens aanpassing aan – de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving’
• Een centraal kenmerk van persoonlijkheid is aanpassingsvermogen – doelen bereiken, ermee omgaan, zich
aanpassen en omgaan met uitdagingen en problemen in het leven
• Intrapsychische omgeving – ‘in de geest’, bijvoorbeeld herinneringen, dromen, verlangens – biedt ook een
context voor het begrijpen van persoonlijk
3 DOELEN EN NIVEAS VAN PERSOONLIJKHEIDSONDERZOEK
3 DOELEN VAN PERSOONLIJKHEIDSONDERZOEK
1. Beschrijven – hoe kunnen we persoonlijkheid organiseren (BV persoonlijkheidstrekken).
Hoe verschillen mensen van elkaar?
2. Uitleggen – waarom verschillen mensen van elkaar (oorzaken)? Hoe beïnvloedt het cognities/emoties/gedrag
(processen)?
3. Toepassen – wat zijn de gevolgen (BV levensuitkomsten)?
Hoe kunnen we die kennis gebruiken (bv selectie)?
3 NIVEAUS VAN EPRSOONLIJKHEIDSANALYSE
1. De menselijke natuur (net als alle andere) – nomothetische benadering(universeel)
Alle mensen (en vele diersoorten) hebben een persoonlijkheid
2. Individuele/groepsverschillen (zoals sommige anderen)
‘Psychologie studenten zijn nieuwsgieriger en reflectiever dan niet psychologische studenten’
3. Individuele uniekheid (als geen ander) – idiografische benadering (uniek)
Ik heb een unieke uiting van extraversie in het dagelijks leven
BESCHRIJVEN: PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN
Trek-beschrijvende adjectieven = woorden die persoonlijkheidstrekken beschrijven, eigenschappen die kenmerkend
zijn voor die persoon en relatief duurzaam over tijd (bijvoeglijk naamwoord). bijvoorbeeld Myers-briggs-typen.
Hetzelfde probleem: de meeste mensen zijn niet extravert of introvert, maar zitten ergens in het midden
–
, lOMoAR cPSD| 30809201
HOEVEL EIGENSCHAPPEN ZIJN ER NODIG OM PERSOONLIJKHEID TE BESCHRIJVEN?
Hoe kunnen we bepalen welke eigenschappen het belangrijkst zijn om de vele manieren waarop individuen
verschillen te omschrijven?
Hoe kunnen we een allesomvattende taxonomie van alle eigenschappen formulieren – een systeem dat alle
belangrijke persoonlijkheidstrekken bevat?
HOEVEEL TREKKEN?
1 tot 273* tot 5000** eigenschappen?
*Aantal schalen in de international personality item pool
**Schatting van persoonlijkheidsbeschrijvende bijvoeglijke naamwoorden in de meeste tale
THEORETISCHE BEANDERING
Op basis van theorie (en empirische studies) worden belangrijke eigenschappen geïdentificeerd, beschreven,
gestructureerd en gemeten
Voorbeelden – Myers-Briggs-typen gebaseerd op de psychologische typen door Carl Jung; Eysencks neuroticisme en
extraversietheorie
• Zuiver ‘filosofische’ theorieën/taxonomieën bestaan niet in de psychologie, ze zijn altijd gebaseerd op enkele
observaties/studies
• Grote verschillen in kwaliteit van theorieën, die de kwaliteit van taxonomieën beïnvloeden (bv ontbrekende
relevante eigenschappen; te grote nadruk leggen op kleine verschillen; type VS-dimensies
EXTERNE BENADERING
Ook bekend als ‘empirical criterion keying’
• Begint met een groot aantal items/vragen
• Criterium groep – mensen waarvan bekend is dat ze hoog scoren op 1 of meer eigenschappen
• Controlegroep – mensen met lagere scores op deze eigenschappen
• Verschillen worden statistisch getest
• Items/vragen waarvan scores verschillen tussen groepen komen in uiteindelijke vragenlijst
Een voorbeeld hiervan is the Minnesota Multiphasic Inventory ontwikkeld door het observeren van verschillen in het
gedrag van psychiatrische patiënten VS een controlegroep. Een ander voorbeeld is succesvolle VS niet-succesvolle
ondernemers.
Deze benadering is grotendeels atheoretisch. Keuze van ‘criterium’ groep bepaalt welke persoonlijkheidsverschillen
worden gevonden.
De inhoud van de items wordt als minder belangrijk gezien.
LEXICALE BENADERING
Begint met een lexicale hypothese – alle belangrijke individuele verschillen zijn in de loop der tijd gecodeerd in de
natuurlijke taal. ‘Trek’-termen zijn hierbij belangrijk voor mensen in de communicatie met anderen
2 criteria voor het identificeren van belangrijke kenmerken
• Synoniemfrequentie – aantal bijvoeglijke naamwoorden om het kenmerk te beschrijven
• Interculturele universaliteit – hoe belangrijker een individueel verschil is in menselijke transacties,
hoe meer talen er een term voor zullen hebben
1. Verzamel persoonlijkheidsbeschrijvende adjectieven uit een woordenboek
2. Verminder het aantal tot een meetbare hoeveelheid – verwijder synoniemen, zeldzame, ingewikkelde
woorden
3. Verzamel zelfrapportage gegevens over bijvoeglijke naamwoorden
4. Analyseer antwoordpatronen – correlaties – met factoranalyse
5. Label de factoren
, lOMoAR cPSD| 30809201
• Extraversie – actieve sociale betrokkenheid
o Gezellig, actief, vrolijk, assertief
o Introvert, verlegen, stil, passief
• Vriendelijkheid – pro sociaal, gericht op gemeenschap (communion)
o Vriendelijk, behulpzaam, aardig, altruïstisch, coöperatief
o Koud, cynisch, agressief, ruziezoekend
• Consciëntieusheid – doelgerichte impulscontrole, organisatie
o Ijverig, georganiseerd, zelfbeheerst, betrouwbaar, accuraat
o Lui, slordig, afgeleid, ongeorganiseerd
• Neuroticisme – negatieve en instabiele emotionaliteit
o Angstig, gestrest, prikkelbaar, depressief, wispelturig
o Ontspannen, stabiel, robuust, zelfverzekerd
• Openheid voor ervaringen – mentale diepte, breedheid, creativiteit, nieuwsgierigheid
o Creatief, nieuwsgierig, intellectueel, innovatief, artistiek
o Conventioneel, conservatief, ongeïnteresseerd
POSITIEVE EN NEGATIEVE KANTEN BIG FIVE
DEESASPECTEN (FACETTEN) VAN DE BIG FIVE
DEESASPECTEN (FACETTEN VAN DE HEXACO/ BIG SIX
Eigenschappen kunnen worden georganiseerd van breed naar smal