Julia
Auteur: Rhijnvis Feith
Bekendste voorbeeld van sentimentalisme in de Nederlandse letterkunde.
Heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de roman (het genre). In de 18 e eeuw stond dit nog in de
kinderschoenen. De roman werd gezien als tijdverspilling en ondermijning van zeden in die tijd.
Tekst 1e bladzijde:
Daar zo de Liefde viel,
Smolt Liefde ziel met ziel,
En hart met hart te gader.
Die Liefde is sterker dan de dood;
Geen Liefde komt Gods Liefde nader,
Noch is zo groot.
Vondel
Samenvatting Julia
Dit boekje gaat over Eduard en Julia en is geschreven in brief vorm. Er gaan
brieven tussen hen heen en weer en Eduard schrijft ook regelmatig aan Alcestes
zijn vriend.
Eduard is een gevoelige ziel, een echte denker. Hij verliest zich vaak in zijn
gedachten midden in het bos, als hij alleen is. Hij droomt over de toekomst en
over het vinden van een meisje. Op een dag ontmoet hij Julia, een prachtig
beeldschoon meisje. Lief en zuiver, een en al Deugd. Hij noemt haar Engel. Ze
vinden elkaar en ontdekken samen de liefde. Ze delen veel tijd samen. Eduard
zal echter nooit met Julia kunnen trouwen, omdat zij in alles haar vader
gehoorzaam is en hij wil dat ze trouwt met een man met geld.
Op een dag wandelen ze in alle vroegte van de dag naar een oude tempel en
dalen af in de grafkelder en vrezen de dood. Ze worden er stil van en bedenken
hoe het zou zijn als ze samen in 1 moment zouden sterven en samen voor de
troon van God mogen verschijnen om hem te aanbidden. Dat willen ze! Ze
hebben elkaar lief en beminnen elkaar (op een hoofse manier) op de tomben in
die grafkelder.
Daarna komt er een moment waarop de liefde overgaat in begeerte. Ze willen
verder gaan. Eduard vraagt het haar, maar Julia zegt nee. De reden hiervoor is
dat als ze nu de liefde bedrijven voordat ze met elkaar in de echt zijn verbonden,
ze de eeuwigheid met elkaar verliezen.
Dan schrijft Julia Eduard een brief en geeft aan dat ze afscheid van elkaar moeten
nemen. Juist omdat ze zoveel van hem houdt. Eduard wil haar niet kwijt, maar
beseft dat Julia gelijk heeft. Zij is zoveel reiner dan hem, geeft hij aan. Ze nemen
in pijn afscheid van elkaar voor dit leven. Eduard, in zijn pijn, denkt dat Julia niet
meer van hem houdt. Ze blijven elkaar wel schrijven. Julia schrijft hem dat het
juist haar liefde is die hem wil bewaren voor de dood zonder elkaar. Dan schrijft
Eduard dat hij nooit aan haar liefde heeft getwijfeld, maar dat het zijn verdriet
was die dat deed..
, In de brieven schrijft Eduard Julia over een nieuwe vriend die hij heeft ontmoet:
Werther. Zijn lot was soort hetzelfde als die van hen. Hij stierf aan liefdesverdriet
en Eduard beloofde in de laatste momenten van Werther, zijn liefste, bij een
ontmoeting, te vertellen dat zijn hart tot het laatste licht klopte voor haar.
Dan vertrekt Eduard naar een bar oord (het koude Noorden) omdat alles hem
herinnert aan Werther (en aan Julia).
Deze brief opent de ogen van Julia en ze is boos op alles. Ze kunnen niet zonder
elkaar, ze smeekt haar vader voor hun verbintenis, maar hij zegt opnieuw NEE.
Later zegt hij wel Ja en ze schrijft hem direct. Hij kan terugkomen met spoed om
te trouwen met haar. Als hij het dorp in komt, ziet Eduard een lijkstoet en daar in
het midden haar vader. Julia is dood.
(Eduard had het gevoeld, zittend op een rots, hij voelde zich verward, de wereld
schudde en de golven gingen tekeer, zijn wereld compleet op zijn kop).
Dan trekt Eduard zich terug uit de wereld en woont in een vervallen gebouw, vlak
bij haar graf. In de avond ligt hij naast haar graf en soest daar weg. Alles in de
wereld doet hem aan haar denken. Hij holt hun Dennenboom uit, om daarin
begraven te worden. Hij slaapt er zelfs in.
Hij schrijft dan aan Alcestes, dat hij niet meer bang hoeft te zijn voor zijn leven.
Hij heeft God gevonden. Hij is hem alles geworden en daarom kunnen Julia en hij
eens echt samen zijn in eeuwigheid. In de laatste 2 hoofdstukken wacht Eduard
op zijn dood. En mijmert over de hemel met Julia en dat er twee gevoelige harten
op hun graf zouden zitten en elkaar lief zouden hebben.
Aan mevrouwe***
Feith schrijft dit aan ene Sophie om uit te leggen waarom hij de Julia schrijft. Hij blikt terug op een
moment 2 jaar geleden waar ze laat in de avond met een groepje in het prieel van haar landgoed
zaten (aan de oever van de Rijn) en een discussie hadden over de Liefde. Sophie stond daarbij aan
zijn kant. Dit was uiteindelijk de aanleiding om dit stuk te schrijven.
Hij zegt: ‘Wij, Sophie, dachten meer verheven over de liefde.’
Sophie vroeg hem toen om een tafereel van 2 gevoelige harten te ontwikkelen.
Een tweede eis was om met de Julia in het licht te treden (dus om het uit te brengen).
Dan geeft hij gelijk aan dat de wereld nog niet klaar is voor dit verhaal. Hij verwacht geen
goedkeuring, behalve de beloning dat het Sophie zal behagen.
Hij eindigt met: ‘..en elk die gelukkig genoeg is haar te kennen zal overtuigd zijn dat mijn Julia geen
wezen van verbeelding is.’
De ontmoeting
Op een prachtige windstille warme zomeravond, terwijl het langzaam koeler wordt, loopt hij in een
dichtbegroeid donker dennenbos. Om zich heen ziet hij slingerende beekjes, kleine slingerpaadjes,
oevers met bloemen en ruikt hij de heerlijke geur van lelietjes van dalen. Midden in het bos van 1
grote open plek (een kom) waar hij vaak gaat liggen om zich over te geven aan zijn gedachten (liefste
bespiegelingen). Hij denkt aan overleden vrienden, zijn eigen eeuwigheid en de nacht overviel hem,
zowel letterlijk als figuurlijk. Hij huilt, spreekt met ze. De plek daar wordt heilige grond voor hem,