Samenvatting literatuur 1
MMC 7.2 - Comparing Two Means
Populaties Variabele Gemiddelde Standaarddeviatie
1 x1 µ1 o1
2 x2 µ2 o2
Steekproef Grootte Gemiddelde Standaarddeviatie
1 n1 x1 s1
2 n2 x2 s2
Two sample z-toets →
Two sample t-toets →
Betrouwbaarheidsinterval
→
Margin of error →
Samenvatting literatuur 1 1
, IRM Appendix 2 - Cohen’s d
Waarom geeft een statistische test niet altijd genoeg informatie?
1. Een statistische test geeft alleen een indicatie of twee populatiegemiddelden
verschillen, niet hoe groot dat verschil is.
2. Een statistische test hangt ook af van de steekproefgrootte. Maar met een grote
steekproef vind je al snel een statistisch verschil, wat niet altijd relevant is.
Wat is Cohen’s d?
Dit is een maat voor effectgrootte, die niet afhankelijk is van steekproefgrootte of de
schaal van de afhankelijke variabele.
Hoe kunnen we de standaardafwijking te weten komen?
sommige onderzoekers stellen voor om de sd van de controlegroep te
gebruiken
anderen adviseren om de sd van de independent sample t-test te gebruiken, sp
Hoe reken je Cohen’s d uit?
Onafhankelijke metingen: Afhankelijke metingen:
sp = sd
…..
Samenvatting literatuur 1 2
, Hoe moeten we Cohen’s d interpreteren?
Hoe groter de Cohen’s d, hoe groter de effectgrootte, hoe groter de verschillen
tussen groepen. Dus een hoge waarde voor d geeft een hoge effectgrootte weer.
Wanneer je welke effectgrootte als relevant beschouwt, verschilt per onderzoek en
is contextafhankelijk.
IRM H7 - Basic Issues in Experimental Research
Wat zijn nadelen aan beschrijvend en correlationeel onderzoek?
Samenvatting literatuur 1 3
, Deze onderzoeksmethoden geven ons geen mogelijkheid om de oorzaken van
bepaald gedrag, emoties of gedachten te testen. Ze kunnen het alleen beschrijven
of een samenhang met andere variabelen onderzoeken, maar nooit een causale
relatie vinden.
Wat zijn kenmerken van een experiment?
Voor het onderzoeken van een causale relatie kun je wel een experiment gebruiken.
Een goed opgezet experiment heeft drie kenmerken:
1. op z’n minst één variabele moet gemanipuleerd worden om effecten te kunnen
meten
2. de onderzoekers moet deelnemers indelen in groepen op een manier die
gelijkheid verzekert
3. alle andere variabelen moeten onder controle gebracht worden.
Wat is een onafhankelijke variabele?
In een experiment manipuleert een onderzoeker één of meer onafhankelijke
variabelen om de effecten op gedrag te meten. Een onafhankelijke variabele moet
twee of meer levels hebben. De levels zijn verschillende waarden van de
onafhankelijke variabele, bijvoorbeeld de dosis caffeïne die deelnemers krijgen kan
variëren: 0, 100, 200 of 300 mg caffeïne.
Vaak gebruiken onderzoekers deze levels als verschillende experimentele
condities. Deze levels en condities kunnen kwantitatief of kwalitatief zijn. Een
kwantitatief level is bijvoorbeeld een hoeveelheid van een stof variëren, maar een
kwalitatief level kan bijvoorbeeld een verschillende soort instructie zijn.
Wat zijn verschillende typen van onafhankelijke variabelen?
environmental manipulations - experimentele modificaties in een of meer
aspecten van de setting, zoals intenisteit van licht, geluid, een bericht, foto’s
instructional manipulations - dit houdt het geven van verschillende instructies
aan verschillende groepen voor een oopdracht.
invasive manipulations - dit gaat om het maken van fysieke veranderingen in
het lichaam van een participant, door fysieke stimulatie, zoals door pijn of
medicijnen.
Wat is het verschil tussen een experimentele en een controlegroep?
Samenvatting literatuur 1 4