Samenvatting boek kwalitatief
onderzoek
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.2: kenmerken van kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek: centraal staat de onderzoeker die op een interpretatieve manier naar de
wereld kijkt. Ook staat de natuurlijke, dagelijkse omgeving centraal en gaat de onderzoeker op
zoek naar processen van betekenisgeving. Kwalitatief onderzoek maakt vaak gebruik van een
combinatie van technieken om een onderzoeksvraag te beantwoorden.
Vraagstelling: gaan over complexe thema’s of sociale processen, dagelijkse werkelijkheid staat
centraal (vaak op een inductieve manier)
Onderzoeksdesign: context wordt meegenomen in onderzoek, open onderzoeksdesign dat in
staat moet zijn om het onderwerp op een systematische, alomvattende en geïntegreerde
manier te benaderen (holistisch), flexibel, natuurlijke omgeving
Dataverzamelingsmethode: vaak wordt gebruik gemaakt van meerdere methoden, vaak 1
methode dominant aanwezig, langdurig en diepgaand contact met onderzoeksveld
Analyse: basismateriaal is hoofdzakelijk tekstueel van aard (kunnen wel cijfers/statistieken
bevatten), interviews worden uitgetypt en de transcripten geanalyseerd, doel is betekenis geven
en inzicht werven, analyse weer flexibel en niet eenduidig
Rapportage: uitgebreide beschrijving van het verzamelde materiaal, hierbij wordt een rijke
contextschets gegeven (dus niet alle resultaten zo compact mogelijk beschrijven), participanten
kunnen betrokken worden bij rapportering (d.m.v. vragen feedback)
Paragraaf 1.3: kwantitatief vs. kwalitatief onderzoek
Punten van kritiek op kwalitatief onderzoek
- Niet wetenschappelijk: voldoet niet aan de criteria, maar is een andere benadering
(begrijpen van de leefwereld van de mensen)
- Persoonlijke opinies van onderzoeker of respondent: opinies staan centraal, onderzoeker
effecten worden zoveel mogelijk uitgeschakeld door bijv. systematische analyses
- Soft onderzoek: zou onnauwkeurig en onzorgvuldig zijn, er wordt echter data verzameld
die met cijfers niet is uit te drukken
- Geen random sampling en kleine steekproeven: als alle categorieën gesatureerd zijn
vindt de onderzoeker alleen maar meer van hetzelfde, bovendien kunnen resultaten van
vorige interviews als grondslag dienen voor nieuwe interviews
,Hoofdstuk 2
Paragraaf 2.1: een overzicht
5 belangrijke perioden:
1. Klassieke periode
Ontstaan van de kwalitatieve methodologie
2. Modernistische periode
Formalisatie, het proberen het onderzoek in vaste, voorafgelegde banen te leiden
3. Jaren ’70 en ’80
Verschillende theorieën bestonden naast elkaar en concurreerden
4. Midden jaren ‘80
Concepten zoals gender, ras en klasse komen centraal te staan
Dé realiteit bestaat niet, meerdere versies mogelijk
5. Postmoderne periode
3 vragen centraal
o Als de autoriteit van de onderzoeker verdwenen is, hoe kan deze dan nog de
dagelijkse realiteit in zijn onderzoek opnemen? (Representatiecrisis)
o Legitimatiecrisis: hoe kan iemand de kwaliteit van kwalitatief onderzoek
inschatten als de klassieke begrippen niet passend zijn?
o Kan je de wereld nog veranderen als je er theoretisch vanuit gaat dat de hele
wereld een tekstueel gegeven is? (Praxis crisis)
De wieg van kwalitatief onderzoek staat in Duitsland. Verenigde Staten is dominant in de
ontwikkeling van kwalitatief onderzoek
Paragraaf 2.2: de klassieke periode (1900 – 1945)
Eerste kwalitatieve onderzoek ging over het centrum van het sociale leven.
o Le Play (onderzoeker) koos voor 1 element waaruit hij de samenleving ging bestuderen
(de familie). In huidige termen zou dit een case study heten
o Kritiek op zijn conservatieve aanpak (familie als hoeksteen van de samenleving),
hierdoor voorlopig een einde aan de case study in Frankrijk
Antropologen deden veelal aan participerende observatie
o Doel: begrijpen van ‘primitieve’ culturen
Malinowski (antropoloog) deed etnografisch onderzoek en had veel kritiek
o Antropologen deden veel onderzoek d.m.v. secundair materiaal
o Malinowski introduceerde het veldwerk t.b.v. betrouwbaarheid participerende
observaties en diepte-interviews
Park werkte de methode van participerende observatie verder uit in de sociologie ontstaan
van de Chicago school die eigenlijk een soort uniforme onderzoeksmethode had
o Nadruk op cultuur werd vermengd met nadruk op sociale relaties
,In de jaren ’40 kreeg het kwalitatieve onderzoek een terugval, het kreeg een meer
positivistische (en dus kwantitatieve) insteek. Kwalitatief onderzoek werd veelal als invalide en
onbetrouwbaar gezien.
o Een aantal belangrijke gewoontes uit kwalitatief onderzoek bleef bestaan. Zo kwam de
participerende observatie nog voor in community studies.
Paragraaf 2.3: verdrukking en de kiemen van de vernieuwing (jaren ’50
tot ’70)
3 belangrijke gebeurtenissen in deze periode (ondanks de slechte reputatie van kwalitatief
onderzoek)
1. Focusgroep ontstaat
2. Grounded theory
3. Oprichting van de Birmingham School
Focusgroepen (groepsinterview) ontstaan uit het feit dat veel interviewers erg sturende vragen
stellen. Het idee is om de respondent(en) zoveel mogelijk zelf vertellen.
o Ontstaan uit een samenwerking tussen Merton en Lazarsfeld
o Surveyonderzoek neemt toe tussen 1950 en 1980 waardoor de focusgroep vergeten
wordt in het wetenschappelijk onderzoek, wel wordt het veel gebruikt in marketing
Grounded theory (1967) is een benadering binnen kwalitatief onderzoek. Doel is het
ontwikkelen van theorie (inductief afgeleid: er is een wederkerige relatie tussen theorie en
data). Er zijn 4 eisen:
1. Gepastheid: de theorie moet goed voortvloeien uit de data
2. Begrijpelijkheid
3. Generaliseerbaarheid: voldoende mate van abstractie zodat de theorie toepasbaar is op
meerdere gebieden (een theorie mag niet afhangen van bijv. 1 respondent)
4. Controleerbaarheid: theorie moet voldoende duidelijk zijn over de toepasbaarheid zodat
deze gecontroleerd kan worden
Grounded theorie heeft ook procedures opgesteld om tot een goede theorie te komen. De
grounded theory is later verder ontwikkeld door Strauss in samenwerking met Corbin.
Paragraaf 2.4: de heropstanding (jaren ’70 en ’80)
In de jaren ’70 en ’80 kwam het idee naar voren dat veel domeinen niet goed onderzocht
kunnen worden met klassiek surveyonderzoek. Kwalitatief onderzoek werd niet alleen meer
gebruikt als exploratief onderzoek.
, Paragraaf 2.5: postmodernisme en consolidatie (jaren ’90)
In de jaren ’90 wordt kwalitatief onderzoek echt op de kaart gezet. In de jaren ’90 kwam er
kritiek op het beeld dat de ‘self’ de cultuur vormt. Men beweerde dat dit andersom zou zijn.
Daarnaast kwam er kritiek op dat systematisering van menselijke kennis mogelijk was. Hieruit
ontstond het postmodernisme (kenmerkend door pluralisme en onbepaaldheid). Iedereen kiest
zelf zijn normen en waarden in tegenstelling tot de maatschappij. Als men het postmodernisme
echter doortrekt is kwalitatief onderzoek uitvoeren volledig onmogelijk, omdat concepten dan
irrelevant zouden zijn.