§1 Je voeding
Voedingspatronen
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft per voedingsstof een advies over de dagelijkse
consumptie. Dat is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH). Bij een gezond voedingspatroon
stemmen mensen hun voeding af op hun energieverbruik en op de hoeveelheid voedingsstoffen die
ze nodig hebben. Ontbreekt die afstemming, dan kunnen welvaartsziekten of gebreksziekten
ontstaan. In westerse landen is de welvaartsziekte obesitas een probleem, daarbij is het BMI te hoog
(Body Mass Index). Bij mensen beïnvloedt DNA ook de omvang. Er zijn allelen gevonden die het
eetgedrag beïnvloeden. De eiwitten waarvoor deze allelen coderen, leggen verbindingen tussen
zenuwcellen in de hersenen, die zorgen voor het hongergevoel (wat de voedselconsumptie
beïnvloedt). Overmatig gebruik van zout is ook schadelijk: het leidt tot een hogere bloeddruk. Hart-
en vaatziekten kunnen het gevolg zijn. Gezondheidsproblemen kunnen ook ontstaan door een tekort
aan mineralen en vitaminen, wat kan leiden tot een gebreksziekte. Bijvoorbeeld te weinig
ijzerzouten, dan maakt je lichaam weinig hemoglobine en bindt je bloed te weinig zuurstof. Dat leidt
tot moeheid. En met te kort aan vitamine A, kan nachtblindheid ontstaan. Met behulp van de Schijf
van Vijf van het Voedingscentrum krijg je door gevarieerd eten alle benodigde voedingsstoffen
binnen.
Groepen voedingsstoffen
Koolhydraten dienen als brandstof. Zij leveren energie in de vorm van ATP. Cellen gebruiken
koolhydraten ook als bouwstof, bijvoorbeeld als onderdeel van receptoreiwitten. Het
koolhydraat glycogeen is een reservestof. (aardappelen, granen, brood, pasta's, koek en
sauzen)
Vetten hebben functie als brandstof, als bouwstof voor membranen en hormonen en dienen
als warmte-isolatie. Je lichaam slaat vetten op onder de huid, als reservestof. (olijfolie,
slaolie, boter, melk, noten en pinda's)
Eiwitten zijn bouwstoffen, bijvoorbeeld voor spiereiwitten, Hb en antistoffen. Ook als
brandstof (je kunt ze niet opslaan). (vlees, vis, zuivelproducten, eieren en zaden)
Water is een bouwstof voor je cellen. Water is ook transportmiddel (bloedplasma),
oplosmiddel en warmtebuffer (houdt lichaamswarmte vast).
Mineralen hebben een functie als bouwstof (kalkzouten bijvoorbeeld bij botten en
ijzerzouten in Hb) en spelen een rol bij verschillende processen in je lichaam. (melkproducten
en tarweproducten)
Vitaminen zijn essentiële voedingsstoffen die in kleine hoeveelheden worden gebruikt. Net
als mineralen zijn vitaminen regelstoffen/beschermende stoffen. Ze helpen het lichaam
optimaal te laten functioneren en helpen ziekten te voorkomen. (plantaardige en dierlijke
voedingsmiddelen)
Goede darmwerking
Bepaalde koolhydraten in het voedsel, zoals cellulose en pectine, kun je niet verteren. Dit zijn
voedingsvezels: onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen. Hun functie is onder andere het
stimuleren van de darmperistaltiek, de samentrekkingen van de spieren van het darmkanaal, en
daarmee een goede doorstroming van de voedselresten in je darmkanaal. Voedingsvezels nemen
veel water op zodat het volume van de darminhoud toeneemt en de ontlasting structuur krijg en
soepel blijft. Als je weinig van deze koolhydraten eet, krijg je last van verstopping (obstipatie).
Groenten, fruit en graanproducten bevatten veel voedingsvezels.
, Andere stoffen in je voeding
Op verpakte voedingsmiddelen staan ook conserveringsmiddelen en kleur-, geur- en smaakstoffen
vermeld. Al deze stoffen zijn goedgekeurd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)
en hebben een E-nummer gekregen. Fabrikanten van voedingsmiddelen voegen deze goedgekeurde
stoffen als additief (aantrekkelijker of langer houdbaar maken van voedingsmiddelen) toe ter
verbetering van hun product. De ADI-waarde (aanvaardbare dagelijkse inname) van een additief
geeft aan hoeveel mg/kg lichaamsgewicht je mag binnenkrijgen zonder risico te lopen op
gezondheidsschade.
Heftige reacties op voedingsstoffen
Een voedselallergie is een heftige reactie op een normale voedingsstof. Het immuunsysteem van
mensen met een voedselallergie reageert heel sterk op zo'n voedingsstof. Eten zij deze
voedingsmiddelen, dan komt in hun lichaam de stof histamine vrij. Slijmvliezen zetten op en
bloedvaten verwijden. Dit kan onder andere leiden tot benauwdheid, jeuk en bultjes op de huid.
Daarom moeten mensen met een voedselallergie hun voedingsstof vermijden. Allergie komt in de
westerse wereld vaker voor dan vroeger, door de toegenomen hygiëne en de bewerking van de
voedingsmiddelen die we eten.
§2 Verteringsstelsel
Verkleinen en verteren
Het gebit (kiezen) zorgt voor de verkleining van voedsel, dat is de mechanische verkleining en dit
maakt de vertering van voeding gemakkelijker. Al die kleine stukjes hebben samen een groot
oppervlak. Enzymen in verteringssappen breken de voedingsstoffen, die te groot zijn om op te
nemen, af tot opneembare moleculen. Deze afbraak van moleculen uit voeding door enzymen heet
chemische vertering. Het doel van verteren is nuttige voedingsstoffen in het bloed krijgen.
Transport van voedsel
Spieren in de wand van je maag-darmkanaal duwen de voedselbrokken naar beneden en kneden het
voedsel: darmperistaltiek. Door spierbewegingen trekken lengtespieren vóór de voedselbrok samen,
waardoor er ruimte ontstaat. Daarna trekken kringspieren achter het voedsel samen. De voedselbrok
schuift zo verder en de lengte- en kringspieren ontspannen.
Organen betrokken bij de vertering
De vertering van voedsel vindt in stappen plaats in verschillende organen, met behulp van
verschillende enzymen uit verschillende verteringssappen. Speekselklieren in je mond maken
speeksel met een enzym dat grote koolhydraten verteert. Speeksel bevat onder andere:
Het enzym amylase dat zetmeelmoleculen in voedsel afbreekt.
Slijm waardoor voedselbrokken gemakkelijk kunnen worden doorgeslikt.
Eiwitten met een mondbacterie- en schimmeldodende werking (in tandplak blijven er heel
veel leven).
Tijdens de slikreflectie duwt de tong het voedsel de slokdarm in. Daarbij sluit het strotklepje de
luchtpijp en sluit de huig de neusholte. Na de slokdarm komt het voedsel in de maag. Met spieren
kneedt de maag de voedselbrokken en vermengt ze met maagsap, afkomstig uit talloze
maagsapklieren in de maagwand. Het maagsap bevat drie klierproducten:
Zoutzuur (HCl, maagzuur) uit cellen van de maagsapklieren, laat eiwitten opzwellen zodat
enzymen beter contact kunnen maken. De pH van maagzuur is laag (1,5 tot 3,5). Zoutzuur
speelt ook een rol bij het activeren van eiwitsplitsende enzymen en bij het doden van veel
bacteriën.