Voeding bij gezondheid en ziekte: handboek voor de
gezondheidszorg
Hoofdstuk 2 & 29
Hoofdstuk 2 Voedselaanbod
2.2 Voedselproductie
Er zijn twee soorten landbouw: intensieve en extensieve landbouw.
× Intensieve vorm: hierbij spelen kunstmest en bestrijdingsmiddelen een belangrijke rol. In de
veeteelt worden dieren zo efficiënt mogelijk slachtrijp gemaakt.
× Extensieve vorm: de biologische landbouw, streeft zo min mogelijk naar het ingrijpen in de
natuur.
2.2.1 Intensieve landbouw
Hier worden de meeste voedingsmiddelen voortgebracht. De opbrengst is hoog door het gebruik van
kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Nadeel is dat nitraat in het bodemwater toeneemt, waardoor het
nitraatgehalte in gewassen stijgt. Nitraat is een bedreiging voor het drinkwater. Het is steeds
moeilijker drinkwater te produceren met een acceptabel gehalte aan nitraat.
Monoculturen= grote percelen met één soort gewas. Deze velden maken de planten gevoeliger voor
insecten, schimmels en bacteriën. Hiervoor worden bestrijdingsmiddelen gespoten. Insecten en
ziekteverwekkers worden hier ongevoelig voor en dan moeten er steeds nieuwe middelen komen.
Het zijn synthetische stoffen die langzaam worden afgebroken en in grote hoeveelheden giftig. Het is
ook schadelijk voor vogels, hommen en bijen, en zij zorgen voor het bestuiven van gewassen. In ons
voedsel kunnen ook bestrijdingsmiddelen achterblijven en via veevoer in dieren. De resten noem je
residuen of contaminanten.
In de veeteelt wordt ook op grote schaal geproduceerd. Dieren worden zo snel mogelijk en ik kleine
ruimtes gefokt en slachtrijp gemaakt. Ziekten kunnen zich zo makkelijk verspreiden en leiden tot
gevolgen als importbeperkingen, gekkekoeienziekte (BSE), mond-en-klauwzeer (MKZ), varkenspest,
Q-koorts en vogelpest en vogelgroep.
Door de vele dieren in NL zijn er mestoverschotten. Dit bevat veel ammoniak, stikstof en fosfaten die
schadelijk zijn. Ammoniak zorgt voor verzuring van grond in bos- en natuurgebieden. Stikstof en
fosfaten zorgen voor overbegroeiing. Om verspreiding van ziekte in de intensieve veehouderij tegen
te gaan wordt er antibiotica gebruikt. Hier gelden regels voor. Na gebruik van antibiotica moet een
wachttijd worden aangehouden voor dierproductie. Het is niet toegestaan dieren preventief te
behandelen. De kans op residuen is vlees is hierdoor klein. Hetzelfde geldt voor hormonen.
2.2.2 Biologische landbouw
Wordt gekenmerkt door:
× Geen gebruik van kunstmest en synthetische bestrijdingsmiddelen, maar van organische
meststoffen, groenbemesting en milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen.
× Vruchtwisseling ter voorkomen van ziekte en plagen
× Diervriendelijk behandelen van het vee en geen gebruik van krachtvoer
× Geen gentechnologie
Biologisch-dynamische landbouw is een vorm van biologische landbouw. De natuurlijke
levensprocessen worden ondersteund net als bij biologische landbouw. DB-landbouw gaat verder.
Duurzame vruchtbaarheid van de bodem staat centraal en er worden hoge eisen gesteld aan de
vruchtwisseling en diversiteit van gewassen. Het eigen karakter van dieren en planten wordt zoveel
mogelijk gehouden. Koeien en geiten hebben nog horens bijv. Er zijn hoge eisten gesteld aan de
omgeving van het dier. Ze werken zoveel mogelijk samen met bedrijven in de omgeving, er ontstaat
‘een gesloten kringloop’. Het dynamische staat voor dat krachten uit de kosmos het leven op aarde
, beïnvloeden. Vaste ritmen van dag en nacht, van seizoenen en van stand van zon en maan
beïnvloeden de ontwikkeling van de plant. Hiermee wordt rekening gehouden bij zaaien en oogsten.
Het aantal milieuvriendelijke productiemethoden neemt sterk toe in de landbouw. In de niet-
biologische landbouw worden ook steeds meer biologische methoden gebruikt, geïntegreerde
bestrijding. Ze bestrijden onkruid, etc. met selectief werkende bestrijdingsmiddelen en natuurlijk
vijanden, maar gebruiken ook nog steeds chemische middelen. Uit onderzoek blijkt dat biologische
zuivelproducten uit meer meervoudig onverzadigde vetzuren bestaan. Dit heeft te maken met de
hoeveelheid gras die koeien krijgen.
2.3 Informatie op de verpakking
Op de verpakking moeten een aantal gegevens staan:
× Naam van het product
× Netto-inhoud
× Datum van minimale houdbaarheid of uiterste consumptiedatum; op ontdooide
voedingsmiddelen staat ‘ontdooid’; of op doorstraald voedsel ‘doorstraald’
× Indien van toepassing; aanwijzingen voor het bewaren en het gebruik
× Naam en adres van de fabrikant, importeur of verkoper en code waardoor de partij
traceerbaar is, en het land van oorsprong of plaats van herkomst van het product
× Ingrediënten (inclusief additieven)
× Ingrediënten die allergenen of intoleranties kunnen veroorzaken
× Voedingswaarde
× Indien van toepassing; informatie over genetische modificatie
Ook kan er een keurmerk worden opgenomen. Voor bepaalde levensmiddelen moeten aanvullende
gegevens worden verstrekt. Levensmiddelen die gassen bevatten om houdbaarheid te verlengen.
Producten met zoetstoffen. Als er aspartaam inzit en bij meer dan 10% aan polyolen. Bij producten
met hoog gehalte aan glycyrrhizine. Producten met veel cafeïne.
Op de verpakking worde ingrediënten vermeld in volgorde van afnemend gewicht, met uitzondering
op producten waarvan het minder dan 2% bevat. De meeste additieven hebben een E-nummer en
dit is het nummer waaronder ze in de EU zijn goedgekeurd en geregistreerd. De E-nummers of namen
van de additieven moeten worden vermeld. Als de additieven in de grondstoffen zaten die de
fabrikant heeft gebruikt om het product te maken hoeven deze niet te worden vermeld, het carry-
over-effect. Ook moet er op het etiket staan of er nano-technologie is gebruikt. Ingrediënten die
allergieën of intoleranties kunnen veroorzaken moet extra aandacht aan besteed worden. Er is een
lijst met meest voorkomen allergieën en intoleranties veroorzakende stoffen en producten:
glutenbevattende granen, melk, schaaldieren, weekdieren, ei, vis, pinda’s noten, soja, selderij,
mosterd, sesamzaad, zwaveldioxide, sulfiet en lupine. Kleine hoeveelheden die tijdens productie
onbedoeld in het product zijn gekomen hoeven niet te worden benoemd. De voedingswaarde moet
ook genoemd worden. Er moet opstaan hoeveel vet, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers,
eiwitten en zout het product bevat. Aanvullend kan genoemd worden: enkelvoudig onverz. Vet,
meervoudig onverz. Vet, polyolen, zetmeel, vezels en mineralen en vitamines. Van alcoholhoudende
producten moet het alcoholvolume worden vermeld als dit groter is dan 1,2%. Het wordt altijd per
100 gram of 100 ml product vermeld en aanvullend mag het per portie.
Voedselproducenten kunnen ook nog gezamenlijk bepaalde eisen stellen aan de kwaliteit van
voedingsmiddelen. Als het voldoet aan de kwaliteitseisen, dan mag de producent het betreffende
keurmerk of kwaliteitsmerk op de verpakking zetten. Producten die in Europa op biologische wijze
zijn geproduceerd, moeten het Europese biologische keurmerk gebruiken als garantie dat het product
voldoet aan de EU-regels voor biologische landbouw. Het EKO-keurmerk was tot 2012 het verplichte
keurmerk voor biologische productie en probeert daarnaast duurzaamheid te stimuleren. Het
Demeter-keurmerk betekent dat het product afkomstig is uit de biologisch-dynamische landbouw.
Het is dan biologisch en voldoet aan een aantal extra eisen.