Samenvatting Basistheorie Taxateur
Hoofdstuk 14 Vloeren, vloerafwerking en plafonds
14.2 Keuze
Bij het formuleren van eisen kunnen de volgende richtlijnen helpen tot een correcte keuze te komen:
1. Dragende functie
Vooral bij grote vloeren is het noodzakelijk een aantal dilatatievoegen op de juiste plaats aan te
brengen.
2. Afwerking bovenzijde
3. Afwerking onderzijde
Hier moeten leidingen en de plafondconstructie kunnen worden bevestigd. Deze leidingen moeten
aan het gezicht worden onttrokken door het plafond.
4. Scheidende functie
Bij de afscheiding tussen verdiepingen worden eisen gesteld aan: luchtgeluidsisolatie, thermische
isolatie, contactgeluid en brandwering.
Een en ander wordt In het Bouwbesluit aangegeven. Gezien het vocht- en damptransport vanuit de
ondergrond is het noodzakelijk ook aandacht te schenken aan de ventilatie in de kruipruimte. Met
het oog op de brandveiligheid van een gebouw moet de vloer voorkomen dat de
scheidingsconstructie doorbrandt of bezwijkt. Zo Is in het Bouwbesluit ook de brandwering van
vloeren In minuten vastgesteld.
5. Uitvoering
6. Onderhoud
Vocht, chemische inwerking en beschadigingen kunnen allerlei vormen van
aantasting veroorzaken. Reiniging van vloeren drukt sterk op de onderhoudskosten, omdat ze
periodiek terugkeren.
14.3 Dragende en vrijdragende vloeren
Primaire functie vloer = het overbrengen van krachten ten gevolge van belastingen naar de wanden
of steunpunten
We kunnen vloeren onderscheiden in:
1. Vloeren op een vaste ondergrond.
Dit zijn volledig ondersteunende vloeren. De vloer wordt gestort op een ondergrond van schoon
zand.
2. Vrijdragende vloeren.
Deze vloeren vormen een overspanning tussen de wanden of steunpunten waarop zij zijn opgelegd.
14.4 Houten vloeren
Houten vloeren, die zijn ondersteund door houten balklagen, past men soms nog wel toe voor kleine
bouwwerken die niet in systeembouw worden uitgevoerd. Een uitzondering hierop is de
houtskeletbouw.
Als we over houten vloeren spreken, bedoelen we over het algemeen de vloeren die gemaakt worden
van vloerdelen of vloerplanken van vurenhout. Steeds meer wordt daar ook multiplex voor gebruikt.
14.5 Betonnen vloeren
Bij betonnen vloeren onderscheiden we:
- in het werk gestorte vloeren:
Deze betonvloeren kenmerken zich dooreen grote mate van vormvrijheid. De vloer wordt In het werk
vervaardigd.
- systeemvloeren
,Samenvatting Basistheorie Taxateur
14.6 Staalplaatvloeren
Deze vloeren worden meestal als dakvloer toegepast.
14.8 Dekvloeren
Bij de keuze voor een bepaalde vloer in een ontwerp spelen er twee hoofdvragen:
1. Welke dragende vloer heb ik nodig met het oog op de belastingen?
2. Welke afwerking is er nodig in verband met de gebruikseisen?
In bijna alle gevallen komt het neer op een keuze van een systeemvloer als dragende constructie en
een dekvloer als afwerking. Een dekvloer is een afwerklaag, die bestaat uit één of meer
bindmiddelen en vulstoffen.
Naadloze dekvloeren
Voorbeelden van naadloze dekvloeren zijn:
- Gietvloeren
- Cement gebonden dekvloeren
- Betondekvloeren
- Terrazzovloeren
- Magnesiet gebonden dekvloeren
- Epoxyhars gebonden dekvloeren
- Polyurethaan gebonden dekvloeren
- Asfaltvloeren
Zwevende dekvloeren
Ten einde hinder van lopen en schuiven op vloeren sterk te beperken worden zogenoemde zwevende
dekvloeren toegepast.
14.9 Vloerbedekking
Vloerbedekking = een laag materiaal die men aanbrengt op de houten of steenachtige ondervloer, als
deze, in praktisch of esthetisch opzicht als afwerking niet voldoet;
Linoleum
Linoleum bestaat hoofdzakelijk uit lijnolie en kurk- of houtmeel gemengd met verfstoffen bevestigd
op een juteweefsel. De beste wijze van aanbrengen is plakken op een zuiver vlakke krimpvrije
ondervloer, of op een uitgevlakte houten vloer.
Linofeit
Linofeit is een variant op linoleum, waarbij de rug van jute is vervangen door gebitumineerd
viltpapier. Het is daarom minder duurzaam, minder stevig en meer aan het indrukken onderhevig dan
linoleum.
Vinyl
Vinylvloeren bestaan uit vinyl als bindmiddel voor vul- en kleurstoffen. Men maakt deze
vloerbedekkingen in banen of tegels in een groot aantal kleuren en verschillende dikten. Vinyl is
veelal voorzien van een onderlaag bestaande uit jute-of polyestervilt, kurk of asfaltpapier. Ook een
kunststofschuimlaag komt voor. Het aanbrengen van vinyl komt overeen met linoleum.
Viltzeil
Viltzeil Is een betrekkelijk goedkope vloerbedekking die bestaat uit een met verflagen bedrukte
ondergrond van gebitumineerd viltpapier. Het is weinig duurzaam en gemakkelijk te beschadigen
waardoor men het in ieder geval op een onderlaag van viltpapier moet leggen.
Kurk
,Samenvatting Basistheorie Taxateur
Een van de belangrijkste voordelen van kurk Is dat het veerkrachtig is. Daardoor loopt kurk prettig en
Is het comfortabel. Een andere belangrijke eigenschap is het geluiddempende effect. Kurk reduceert
het geluid van voetstappen tot een minimum. Kurk is bovendien gemakkelijk schoon te houden,
warmte-isolerend en eenvoudig te leggen.
Hout
Een houten vloer maakt geen onderscheid tussen een traditionele en een moderne woninginrichting.
Er zijn maar weinig vloermaterialen die zo veel mogelijkheden bieden voor het combineren met
andere meubilering en stoffering als hout. Parket is verkrijgbaar in stroken en plankjes met diktes
tussen 7 mm en 22 mm. De dunste worden verlijmd en gespijkerd op de ondervloer. De dikste kunnen
rechtstreeks op de balklaag (verdekt) worden gespijkerd. Ook kan het zwevend gelegd worden op
isolerende onderlaag.
Laminaat
De vloerdelen van laminaat bestaan uit een tussenlaag van onder hoge druk geperste houtvezels.
Daardoor is een beschermlaag gelijmd. De toplaag bestaat uit verschillende lagen waaronder een
decoratieve die is afgedekt door een doorzichtige laag melamine kunsthars. Laminaat wordt
'zwevend' gelegd, zonder te spijkeren of lijmen op de ondergrond of wanden. De vloerdelen worden
onderling verlijmd, zodat een dunne (slechts 8 mm dik) vloerplaat ontstaat die het gehele vertrek
beslaat, los van de ondergrond.
Tapijt
Naast natuurlijke producten als wol is de ontwikkeling van synthetische garens en weeftechnieken
belangrijk geweest voorde ontwikkeling van zogenoemd projecttapijt. Daaronder verstaat men een
kwaliteit die geschikt is om in openbare gebouwen te worden toegepast zonder daar direct
slijtsporen achter te laten. Tapijt kan worden geplakt, gespannen of los gelegd. Bekend zijn de
geweven of (hand)geknoopte tapijten op wolbasis voor in de woning, terwijl daar tegenwoordig de
kunststoftapijten op nylonbasis een belangrijke plaats innemen.
Kunststof vloer
Voor de afwerking van vloeren in natte cellen en kleedruimten zijn kunststofvloeren op de markt. De
werking van steenachtige ondervloeren heeft vaak een desastreus effect op de vloerbekleding.
Kunststofschuimvinyl levert een naadloos aan te brengen vloerbedekking op elke ondergrond, zelfs bij
houtskeletbouw De vloerbedekking is efficiënt te reinigen en biedt geen onderdak aan bacteriën en
schimmels.
Siergrindtapijt
Grindvloeren zijn decoratieve vloerafwerkingen waarbij grind wordt gebonden door een
tweecomponenten epoxy bindmiddel. Grindvloeren kunnen worden aangebracht op
cementgebonden ondergronden, asfalt houdende en houten vloeren De vloer is naadloos, slijtvast,
antislip en gemakkelijk te reinigen. Door de korrelgradaties en vele kleuren zijn de variaties in het
decoratieve element van de grindvloer oneindig groot.
14.11 Plafonds
De ruimte waarin het plafond wordt gerealiseerd zal in grote mate bepalen van welke materialen de
plafondconstructie wordt gemaakt. Beide de keuze moet ook rekeningen worden gehouden met:
1. Brandpreventie
Een plafond kan bijdragen tot het beperken of zelfs voorkomen van brand. Aan de materialen en de
constructie zullen, afhankelijk van de omstandigheden, eisen worden gesteld. De zwaarte van deze
eisen worden veelal bepaald vanuit het Bouwbesluit, maar ook verzekeringsmaatschappijen stellen
eisen.
2. Geluidsabsorptie
Het plafond kunnen we meer of minder geluidsabsorberend uitvoeren. De absorptiecoëfficiënt van
het te gebruiken materiaal is dus naast de brandwerendheid een tweede belangrijke factor. Deze
absorptiecoëfficiënt is echter niet voor alle frequenties constant, omdat ook de toekomstige functie
van de ruimte een rol speelt.
,Samenvatting Basistheorie Taxateur
3. Lichtreflectie
Bij een indirecte verlichting is de lichtreflectie van het plafond bepalend voor een goed resultaat.
Belangrijk Is dan voor de berekening van de hoeveelheid kunstlicht de reflectiecoëfficiënt van het
plafond (en de wanden) te weten.
Plafond direct tegen de onderzijde van een vloer
Deze vergen geen extra bouwhoogte en dus ook geen extra bouwkosten. Deze wordt alleen toegepast
als de leidingen voor elektrische installatie en dergelijke, in de vloerconstructie worden opgenomen.
Wordt vaak toegepast in de woningbouw.
Verlaagde plafonds
Indien men leidingen, rioleringsbuizen en dergelijke aan het oog wil onttrekken, kan het verlagen van
het plafond uitkomst bieden. De ruimte tussen plafond en vloer is later niet of slechts met een
inspectieluikje te bereiken.
Systeemplafonds
Als de leidingen tussen plafond en vloerconstructie goed en gemakkelijk bereikbaar moeten blijven, is
een systeemplafond een goede oplossing. Een dergelijke plafondconstructie bestaat uit hoek- of T-
profielen van dun metaal, die zijn bevestigd aan verstelbare ophangbeugeis.
Roosterplafonds
Een andere methode om leidingen aan het oog te onttrekken is het daaronder aanbrengen van
roosters. Voordeel is dat reparaties door de roosters heen kunnen worden gedaan. Door de
openingen In de roosters blijven echter wel de onderkant van de vloer en leidingen zichtbaar.
Hoofdstuk 21 Glas
21.3 Glassoorten
Glazen bouwstenen
Deze worden in veel designs gemaakt en zijn decoratief, licht-doorlatend en warmte-isolerend.
21.4 Isolerend glas
Isolerend dubbelglas = benaming voor fabrieksmatig aan elkaar bevestigde ruiten waartussen zich
een hermetisch afgesloten droge en schone luchtspouw bevindt.
Superisoleerglas (vaak HR-, HR-f, of HR-f-i- genoemd) heeft een hoog thermisch rendement, en is
bovendien volkomen neutraal in doorzicht.
21.5 Gehard en gelaagd glas
Gehard glas Gehard of voorgespannen glas wordt in de bouw gebruikt voor geheel glazen deuren.
Ook draai- en tuimelramen die geheel uit glas bestaan komen voor.
Gelaagd glas Hierbij begint men met een grondige reiniging van twee (of meer) bladen glas.
21.8 Glazen gevels
Architecten kiezen soms voor geheel glazen buitengevels. Vaak leveren deze gevels problemen op
doordat de borstweringspanelen geen straling doorlaten.
21.9 Veiligheid en beveiliging
- persoonlijke veiligheid
Een zodanige glastoepassing dat letsel wordt voorkomen.
- in-en uitbraakwering
Naast goed hang- en sluitwerk is het toepassen van gelaagd glas in ramen en deuren het overwegen
waard.
- akoestisch glas
Ramen kunnen voorzien worden van geluidsisolerende beglazing.
, Samenvatting Basistheorie Taxateur
- brandwering
Voor brandwering is er speciale (isolerende) beglazing in de handel.
Hoofdstuk 28 Gasinstallaties
28.1 Inleiding
De distributie naar de particuliere kleinverbruikers wordt verzorgd door de Nederlandse gasbedrijven.
Dit zijn gemeentelijke of streekgebonden bedrijven. Deze gasbedrijven zijn verenigd in de Vereniging
van Exploitanten van Gasbedrijven in Nederland, de VEGIN. De activiteiten van de VEGIN zijn van
direct belang voor het publiek. Zo onderhandelt de VEGIN met de Gasunie over de gasprijs. Ook zorgt
zij voor de criteria en erkenningsregelingen waaraan de gas-installatiebedrijven moeten voldoen. Zo
krijgt men uitsluitend erkende en vakbekwame Installateurs die aan de installaties van de verbruikers
werken.
28.2 Bouwbesluit (I)
Bouwbesluit (I): In het Bouwbesluit staat beschreven dat In een woning een voorziening voor gas
aanwezig moet zijn. Dat wil zeggen dat in de meterkast een aansluitpunt voor aardgas moet zitten
waaraan later de binnenhuisinstallatie kan worden gekoppeld.
Het kan ook zijn dat er een voorziening aanwezig is waarmee de woning aangesloten kan worden op
een gemeenschappelijke voorziening voor de verwarming van die woning, zoals in flats, of bij wijk-
stadsverwarming. Uiteraard is de woning in dat geval door middel van een gasleiding met het
gemeenschappelijke stooktoestel of de verwarmingsketel verbonden. De voorzieningen voor gas
moeten voldoen aan de Model-aansluitvoorwaarden van de VEGIN.
Model-aansluitvoorwaarden = model waarin beschreven staat waar aan de gas voorzieningen
moeten voldoen. Ook wordt er door verwezen naar NEN 1078.
NEN 1078 = In deze NEN-norm zijn de eisen opgenomen waaraan de gasinstallatie met het oog op de
veiligheid moet voldoen.
Het komt soms voor dat In nieuwe wijken geen stadsdistributienet voor gas wordt aangelegd. In dat
geval heeft men te maken met stadsverwarming.
Stadsverwarming = hierbij wordt afvalwarmte van een elektriciteitscentrale of vuilverbrandingsoven
gebruikt om water te verwarmen voor de verwarming van woningen of voor de
warmwatervoorziening.
In die gevallen hoeft een woning dus niet van een gasinstallatie te worden voorzien en hoeft er ook
geen aansluitmogelijkheid te worden gemaakt. Ten behoeve van het koken wordt in dat geval een
elektrische voorziening aangebracht. In alle andere gevallen moet in de meterkast een mogelijkheid
zijn voor aansluiting op het gasdistributienet. Deze aansluiting hoeft niet te worden gebruikt.
Het Bouwbesluit noemt een plaats waar een verbrandingstoestel is of kan worden opgesteld een
opstelplaats. Bovendien wordt de minimumomvang van een gasinstallatie aangegeven. Dat houdt in
dat de gasinstallatie ten minste een aansluiting moet hebben bij:
- de opstelplaats voor een kooktoestel;
- de opstelplaats voor een stooktoestel;
- de opstelplaats voor een warmwatertoestel.
De gasinstallatieleiding eindigt in één of meer aansluitpunten. Ieder toestel heeft een aansluitpunt.
Wordt een aansluitpunt niet gebruikt, dan moet deze afgesloten worden met een dop of stop.
Vérder geldt voor toestellen: er moet voldoende plaatsruimte zijn om het toestel te kunnen
bedienen.
28.3 Definitie