Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 3
§3.1
Chili, gelegen tussen de Grote Oceaan en het Andesgebergte in Zuid-Amerika, onderscheidt
zich door zijn langgerekte vorm en unieke geografische ligging. Met een lengte van ongeveer
4.500 km is het het langste land ter wereld, maar het is gemiddeld slechts 170 km breed. Het
land ervaart vier seizoenen die tegenovergesteld zijn aan die van het noordelijk halfrond.
De gevarieerde klimaten in Chili worden beïnvloed door verschillende factoren, zoals de
droge Atacama-woestijn in het noorden, het subtropische gebied van hoge luchtdruk boven
de Grote Oceaan, de koude Humboldtstroom, en het Andesgebergte. Deze factoren creëren
extremen, van kurkdroog in het noorden tot gematigd zeeklimaat in het zuiden.
De Atacamawoestijn in het noorden, bekend als het droogste gebied op aarde, wordt
bedreigd door voortdurende droogte, wat leidt tot zorgen over de uitbreiding van de
woestijn en het verlies van vruchtbare landbouwgrond. Een innovatieve oplossing om water
te verkrijgen omvat het opvangen van laaghangende wolken, genaamd de camanchaca.
El Niño, een fenomeen dat eens in de twee tot zeven jaar voorkomt, veroorzaakt wereldwijde
veranderingen door de opwarming van het zeewater voor de kust van Peru en Chili. Dit
resulteert in overvloedige regens, wat leidt tot overstromingen, vernielde oogsten en andere
gevolgen, niet alleen in Zuid-Amerika, maar ook wereldwijd, zoals droogte in Zuidoost-Azië
en India, meer regen aan de westkust van de VS, zachtere winters en minder orkanen.
§3.2
Chili staat bekend om frequent voorkomende zware aardbevingen. De krachtigste aardbeving
ooit gemeten vond plaats in mei 1960, met een magnitude van 9.5 op de schaal van Richter.
Het epicentrum lag 60 meter onder de bodem van de Grote Oceaan, wat resulteerde in een
langdurige aardbeving die paniek veroorzaakte, met slachtoffers die voornamelijk vielen door
een resulterende tsunami.
Sinds 1960 zijn er meer dan een dozijn aardbevingen met een kracht van 7 of hoger
geregistreerd in Chili. In 2015 was er een aardbeving met een kracht van 8.3, gevolgd door
een tsunami, maar gelukkig vielen er weinig slachtoffers. Naschokken, die uren, dagen of
weken later plaatsvinden, zijn gebruikelijk na een grote aardbeving.
Deze aardbevingen vinden plaats door bewegingen langs breuken in de aardkorst,
veroorzaakt door de convergentie van de Nazcaplaat met de Zuid-Amerikaanse plaat.
Subductie, waarbij de zware oceanische plaat onder de lichte continentale plaat duikt, leidt
tot spanning die resulteert in aardbevingen. Er zijn verschillende soorten breuken,
waaronder zijschuivende, opschuivings- en afschuivingsbreuken.
Na een aardbeving bouwt de spanning zich weer op, en gebieden waar al lang geen zware
aardbevingen hebben plaatsgevonden, worden 'seismische gaten' genoemd. Het