KOM boek – samenvatting – deel 2
KOM Deel 2 – Research Foundations for Any Claim
Chapter 4 – Ethical Guidelines for Psychology Research
Het Belmont report: drie principes:
1. Respect voor mensen. Informed consent: van tevoren leren de
participanten exact over het onderzoek, de risico’s en voordelen. Autonomie
voor deelnemers, speciale bescherming voor kwetsbare personen.
2. Goeddoen (beneficence). Bescherming tegen schade. Balans tussen (kans
op) schade en mogelijke opbrengst. Anoniem: geen enkele gegevens van een
persoon waarmee teruggeleid kan worden wie het is. Vertrouwelijk
onderzoek (confidential): worden wel data verzameld voor onderzoek,
maar niet gepubliceerd (de-identificatie).
3. Rechtvaardigheid (justice). Balans tussen wie deelnemen en wie profiteren
van uitkomsten.
Twee toegevoegd door APA:
4. Betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. Vertrouwensrelatie tussen
onderzoeker en deelnemer. De onderzoeker moet de verantwoordelijkheid
accepteren.
5. Integriteit. Streven om nauwkeurig, waarheidsgetrouw en eerlijk te zijn.
APA heeft 10 standaarden, 8 gaat vooral over psychologen als onderzoekers:
8.01: Institutional review boards. Commissie die controleren of onderzoekers zich
aan de ethische regels houden. Voor het onderzoek van start gaat moet het IRB het
goedkeuren.
8.02. Informed consent.
8.07. Deception. Bedrog, liegen over het onderzoek of dingen achterhouden mag
niet. Deception door omission = informatie achterhouden. Deception door
commission = actief liegen. Soms nodig.
8.07. Als er deception is gebruikt omdat dit nodig was voor het onderzoek, moet na
het onderzoek een debriefing plaatsvinden. Hierin wordt de deception uitgelegd en
waarom dit nodig was.
8.10. Data fabrication en data falsification. Zijn twee vormen van misconduct.
Fabrication is als onderzoekers ipv data opnemen, data uitvinden/ bedenken die hun
hypothese steunt. Falsification is als de onderzoekers de resultaten beïnvloeden.
Allebei deze vormen van misconduct zijn niet ethisch en schenden de regels over
transparency and openness.
8.11. Plagiaat. Als een onderzoeker ideeën, processen, resultaten, of stukken tekst
van een ander onderzoek kopiëren zonder credit te geven stelen. Zelf-plagiaat =
als de onderzoeker plagiaat pleegt op zijn eigen artikelen.
, KOM Deel 5 – Tools for Evaluating Causal Claims
Chapter 10 – Introducti on to Simple Experiments
Twee experimenten die causale verbanden supporten:
1. Taking notes: onderzoek van Pam Mueller en Daniel Oppenheimer bewees dat
je door met de hand aantekeningen te maken je de stof beter leert dan op de
laptop te typen.
2. Motivating babies: onderzoek van Leonard et. Al gaf aan dat wanneer babies
iemand anders meerdere malen hard zagen werken voor iets, dat ze dat zelf
ook beter deden.
Experiment: als er (minstens) 1 variabele gemanipuleerd is en een andere
gemeten. Gemanipuleerde variabele = de onafhankelijke variabele. Gemeten/
uitkomstvariabele (measured) = afhankelijke variabele. In een grafiek is vaak de
onafhankelijke variabele op de x-as en de gemeten variabele op de y-as.
Controle variabele = wat in beide groepen hetzelfde wordt gehouden (constant).
Goed ontworpen experimenten voldoen aan covariantie, temporal precedence, en
interne validiteit.
Interne validiteit gaat over of er andere verklaringen zijn voor het resultaat
confounds: potentiële bedreigingen voor de interne validiteit. Design confounds:
waren de twee groepen vergelijkbaar bij aanvang van het experiment?
Systematische variabiliteit, alleen als de design confound systematisch in
bijvoorbeeld 1 groep voorkomt, en in de andere helemaal niet. Niet-systematische
variabiliteit, als het bijvoorbeeld een beetje in beide groepen voorkomt, dan is het
geen design confound. Niet-systematische variabiliteit kan wel voor andere
problemen zorgen.
Selectie-effecten: als bijvoorbeeld de participanten zelf mogen kiezen in welke
groep ze zitten, of als de participanten in een bepaalde groep systematisch
verschillen van de andere groep. Selectie-effecten kun je voorkomen door random
selecteren van de groep (randomisatie), of door matching: participanten worden
op een bepaalde variabele gescoord van hoog naar laag, en eerlijk verdeeld over de
groepen. Bijvoorbeeld over intelligentie: de twee slimsten in aparte groepen, de twee
een na slimste apart, enzovoorts.
Experimenteel onderzoek met de 4 validiteiten:
1. Construct/ begripsvaliditeit. Afhankelijke variabele = hoe goed zijn ze gemeten?
Onafhankelijke variabele = hoe goed zijn ze gemanipuleerd? Manipulatie check:
een extra afhankelijke variabele in het onderzoek doen om te laten zien dat de
experimentele manipulatie werkt. Pilot study: een nieuwe groep participanten, voor
of na het algemene onderzoek gedaan om te controleren of de manipulatie goed
gewerkt heeft.
2. Externe validiteit. Voor het generaliseren naar andere mensen is het belangrijk of
participanten random geselecteerd zijn. Voor het generaliseren naar andere situaties
zijn meerdere onderzoeken nodig. Vaak wordt externe validiteit ‘opgeofferd’ voor
interne validiteit.