Leerdoelen
Periode 1
Menselijk gedrag
Inhoudsopgave
Stromingen in de psychologie................................................................................................................2
Biopsychologie........................................................................................................................................4
Sensatie en perceptie...........................................................................................................................10
Denken.................................................................................................................................................13
Intelligentie..........................................................................................................................................15
Emotie..................................................................................................................................................17
Slaap en bewustzijn..............................................................................................................................20
Persoonlijkheid.....................................................................................................................................23
Motivatie..............................................................................................................................................27
Coping en locus of control....................................................................................................................30
Kritisch denken, onderzoek en ethiek..................................................................................................32
1
, Leerdoelen
Periode 1
Menselijk gedrag
Stromingen in de psychologie
De student kan de belangrijkste stromingen in de geschiedenis van de psychologie
onderscheiden; weet wat deze stromingen inhouden, hoe in deze stromingen onderzoek
gedaan wordt, en kan de belangrijkste namen aan de juiste stroming koppelen.
Stucturalisme = niet waarneembare of onbewuste structure liggen ten grondslag van alle sociale
verschijningen. Door Wundt
Behaviorisme = psychologie is een objectieve wetenschap die zich alleen richt op gedrag. (niet de
mentale processen.) Door John Watson en B.F.Skinner
Functionalisme = alle aspecten van de mentale toestand zijn er alleen om een bepaalde rol te
vervullen. Door William James
Rationalisme = denken is de enige manier om aan wetenschap en filosofie te doen, Descartes
Empirisme = waarnmeningen, ervaringen en expirimenten zijn de enige ware bronnen van kennis.
(tegenovergestelde van rationalisme) John Locke
Humanisme = geeft een voorkeur aan kritisch denken en bewijs. Freud, Maslow, Rogers
Psychoanalyse = legt nadruk op al het onbewuste. Freud
De student weet vanuit welke zes perspectieven gedrag bekeken kan worden; begrijpt wat
deze perspectieven inhouden en kan deze herkennen in een korte casusbeschrijving.
Perspectief? Idee? Wat bepaald gedrag? Wie?
Biologisch perspectief Het lichaam kan Hersenen, genen, René Descartes
apart van de feest zenuwstelsel,
bestudeerd worden. hormoonstelsel,
Cognitief perspectief Wetenschappelijke Iemands unieke patroon, Wilhelm Wundt
methode om geest te (bijvoorbeeld; herinneringen, &
bestuderen. overtuigingen, waarnemeningen, Willam James
etc.)
Whole person 1)Psychodynamische - processen in onze Sigmunt Freud
perspectief psychologie onbewuste geest.
(persoonlijkheid komt
voort uit het onbewuste)
2)Humanistische -aangeboren behoefte om Carl Rogers
psychologie zo goed mogelijk persoon &
(nadruk op menselijke
groei, i.p.v stoornissen) te zijn. Abraham
3)Psychologie van Maslow
karaktertrekken en - unieke
temperament persoonlijkheidskenmerken De oude
(blijven temperament en die in alle situaties Grieken
karaktertrekken) consistent zijn.
Behavioristisch Psychologie is de Prikkels in onze omgeving John Watson
2
, Leerdoelen
Periode 1
Menselijk gedrag
perspectief wetenschap van en voorgaande &
observeer baar consequenties van ons B.F.Skinner
gedrag, niet van gedrag.
mentale processen.
Ontwikkelingsperspectief Mensen veranderen De interactie tussen Mary Ainswort,
door een combinatie erfelijkheid in omgeving, Jean Piaget,
van omgeving en die zich in het leven uit in Maar vooral
erfelijke voorspelbare patronen. vele andere
eigenschappen.
Sociocultureel Sociale en culture De kracht van de situatie. Milgram,
perspectief invloeden Zimbaro, maar
overstemmen alle vooral vele
andere factoren die andere
gedrag kunnen
beïnvloeden.
Introspectie = de subjectieve beschrijving van eigen gedrag.
3
, Leerdoelen
Periode 1
Menselijk gedrag
Biopsychologie
De student weet wat onder biopsychologie wordt verstaan.
Onder biopsychologie word een specialisme verstaan dat de interactie tussen biologie, interactie en
omgeving bestudeerd.
De student weet wat de begrippen evolutie en natuurlijke selectie inhouden.
Evolutie is het proces waarbij soorten organisme geleidelijk veranderen doordat ze zich aanpassen
aan veranderende omgeving. De individuen die zich het best aanpassen aan hun omgeving en zich
dan voorplanten noemen we natuurlijke selectie.
De student weet wat de begrippen genotype en fenotype inhouden en kan in een korte
casus herkennen of het gaat om genotype of fenotype, weet hoe genen zijn opgebouwd.
Het genotype en het fenotype hebben beide te maken met erfelijkheid. Het genotype is hoe een
bepaalde eigenschap in het DNA staat. Bijvoorbeeld of je blauwe of bruine ogen hebt, krullend haar
of steil haar. Het fenotype is hoe je er letterlijk van buiten uit ziet, maar is ook afhankelijk van
omgevingsfactoren.
De student kan de verschillende onderdelen van een neuron herkennen; en weet welke
typen neuronen er zijn; welke functie ze hebben, hoe ze functioneren en kan dit alles
herkennen in een korte casusbeschrijving.
Hierboven zie je de onderdelen van een neuron. Een neuron is simpel gezegd een cel die
gespecialiseerd is om informatie te ontvangen, verwerken en door te geven. Dit gebeurt op de
volgende manier: Er komt een impuls binnen. Deze komt binnen via de dendrieten, die het
doorsturen naar het soma, die chromosomen bevat. Een ander woord voor soma is cellichaam.
Het soma ontvang honderden soms duizenden impulsen tegelijk, deze worden gevuurd als het
waren of afgeremd. Wanneer dit signaal gevuurd word loopt dit via het axon weer naar de
eindknopjes. Dit gebeurd doordat de lading binnen het axon normaal negatief is ten opzichte
van de buitenkant, maar wanneer de neuron een signaal vuurt word dit tijdelijk omgekeerd.
Dit proces wanneer de lading binnenin positief word wordt depolarisatie genoemd. Het
proces wanneer het signaal ‘gevuurd word’ word het actiepotentiaal genoemd. Wanneer de
prikkelwaarde niet word overschreden treed er geen actiepotentiaal op en als de
drempelwaarde wel word overschreden dan wel. Dat word het alles-of-nietspricipe genoemd.
Na het ‘vuren’ stromen de positieve ionen weer naar buiten, dat heet repolarisatie. In de
eindknopjes bevinden zich blaasjes met neurotransmitters, deze scheuren open en laten hun
inhoud vrij in een nauwe ruimte die de zenuwcel scheid van de naburige zenuwcel. Deze
ruimte word de synaps of synapsspleet genoemd.
4