Samenvatting: Leren en ontwikkelen door individuen
Geel = benadrukt tijdens de hoorcolleges
• Hoorcollege 1 – Week B1
Deel l Het brein en leren
Hoofdstuk 1. De psychologie van het leren
Onthouden, vergeten en de opslagcapaciteit van de hersenen
1.1 Episodisch en semantisch geheugen
Episodische geheugen (Gebeurtenissen) = herinnering aan gebeurtenissen of ervaringen die we
bewust kunnen oproepen, bijv. door in gedachten terug te gaan tot het moment waarop we het
meemaakten bevindt zich in de hippocampus.
Semantische geheugen (Feiten)= wordt gevormd door onze kennis van de wereld, waarbij we
meestal niet meer weten hoe we eraan komen. (Feiten: bijv. dat Lincoln ooit president was)
bevindt zich in de temporaarschors.
Nondeclaratief
Vaardigheden en gewoontes = gebeurt volgens een bepaalde volgorde.
Priming = voortdurende versterking van begrippen of informatie in het geheugen.
Klassiek conditioneren = Twee zaken met elkaar te associëren.
Nonassociatief leren (inprenting) = herkenning van de moeder bij de eerste persoon die een
eend ziet wanneer hij uit zijn ei komt.
1.2 Impliciet geheugen
Impliciet geheugen (of onbewust geheugen) = is een vorm van het langetermijngeheugen waarbij
er niet direct sprake is van bewuste beleving van of toegang tot opgeslagen kennis. Deze vorm
van geheugen komt vooral tot uiting in beter presteren in bepaalde taken na herhaalde oefening
(zoals leren fietsen of tennissen) of na eerdere kennismaking met bepaald stimulusmateriaal.
Voorbeeld: Als je iemand tegen komt op straat wordt in het gezichtengebied een netwerkje
geactiveerd van het gezicht van die persoon & de naam van die persoon. Bij ieder van die
hersenactivaties is het mogelijk dat het netwerkje iets versterkt wordt (=onbewust leereffect).
o Priming = voortdurende versterking van begrippen of informatie in het geheugen. Is een
geheugenvorm die ervoor zorgt dat iemand eerder zal reageren op een bepaalde prikkel
van buitenaf als deze al eens opgeslagen is dan wanneer deze prikkel nog nooit
ontvangen is. (Voorbeeld: mensen onder narcose tijdens een operatie horen een bandje
waarop herhaaldelijk het woord ‘banaan’ klonk. Toen ze weer bijkwamen werd gevraagd om
een stuk fruit te noemen waarna ze een significant hogere kans hadden om ‘banaan’ te
zeggen.
o Pruning = snoeien: Verbindingen die je bijna nooit gebruikt komen te vervallen.
,1.3 Emotioneel geheugen
De amygdala (=amandelkern) kan een angstig
makende gebeurtenis opslaan en wanneer een
dergelijke gebeurtenis weer optreedt, kan de
amygdala onmiddellijk een respons opwekken. De
hersenschors (cortex) ijlt hier vaak achteraan en
moet dan soms constateren dat het loos alarm was
en dan de angstreactie weer onderdrukken. Het
geheugen dat zich in de amygdala bevindt, is vaak
niet meer bewust te maken waardoor je niet precies
weet waar je angsten vandaan komen.
- Flight-fight reaction = iets signaleren wat je
voelt/ruikt en daar gelijk een reactie op geven (bijv.
hand op openhaard). Reageren zonder na te denken.
1.4 Conditionering en gewoontevorming
Conditionering = een beloning bekrachtigt bepaald gedrag en een straf verzwakt dit gedrag.
Voorbeeld: gokken. De verwachte uitkomst is op lange termijn negatief, maar de gokker gaat toch
door, omdat hij af en toe een beloning krijgt en blijkbaar het verlies van geld niet als een
voldoende straf ziet.
o Klassiek conditioneren = Twee zaken met elkaar te associëren.
- Voorbeeld: onderzoek van Pavlov met de hond en het belletje - Wanneer een prikkel A (de bel)
herhaaldelijk voorafgaat aan prikkel B (het voeren) dat een bepaald gedrag (kwijlen) oplevert, dan
zal op den duur prikkel A (de bel) reeds dat gedrag opleveren, ook zonder prikkel B.
o Operante conditionering: Een dier (en een mens) leert door het effect wat het gedrag heeft.
- Voorbeeld: Een rat krijgt voer als hij aan een hendeltje trekt; de rat legt link tussen de handeling
& het resultaat.
Onze gewoontes komen voort uit het feit wat we plezierig vinden of er soms succes mee hebben.
1.5 Procedureel geheugen
Procedurele geheugen (vaardigheden/gewoontes)= Vaardigheden die zijn geleerd door vaak te
herhalen en daardoor moeilijk te veranderen zijn. Voorbeelden: zwemmen, autorijden, veters
strikken.
1.6 Werkgeheugen
Werkgeheugen = bewust vastgehouden gedachten. Zodra de aandacht wordt afgeleid, verdwijnt
de inhoud van het werkgeheugen.
Werkgeheugen bestaat uit twee verschillende delen:
1. Een voor verbaal materiaal.
2. Een voor visuele stimuli of bewegingen.
1.7 Consolidatie van het geheugen
TraceLink model: Twee systemen in het lange termijn geheugen.
1) Een link systeem (hippocampus) = legt een herinnering direct vast maar verdwijnt snel
2) Een trace systeem (! hersenschors/neocortex) = hier worden herinneringen vastgelegd en
veel langzamer vergeten.
Het overbrengen van het link systeem naar het trace systeem heet ‘consolidatie’
Herinneringen worden in loop der tijd vanuit de hippocampus in de hersenschors (cortex)
geconsolideerd (verankerd) maar elementen kunnen dor de tijd heen wel vervallen.
, Uit specifieke ervaringen wordt algemenere kennis gedistilleerd door de hersenen (scenario’s of
schema’s). Als we iemand horen vertellen over een restaurantbezoek, hebben we direct een
verwachtingspatroon en kunnen we ontbrekende stukken aanvullen.
Memory Chain Model
* sensorisch geheugen = door zintuigelijke indrukken (gebeurtenissen en ervaringen)
1.8 Vergeten
De leeftijdsgroep van 15-25 jaar scoort het beste in een geheugentest. Daarna neemt de
geheugenprestatie geleidelijk af.
1.9 Effectief leren en onthouden
Manieren voor effectief leren/onthouden:
- locitechniek/kapstokken/cueing: onderwerpen (van bijv. een presentatie) in gedachten plaatsen
in een bepaalde plaats in de ruimte.
Elaboratie = korte bewerking van iets wat je wil onthouden: iets creatiefs doen met het begrip.
Dit kan bijv. door meerdere modaliteiten aan te spreken (visueel, voelen), iets fysieks te doen
(een beweging, ritme), door iets te doen wat emotie oproept (bizarre voorstelling) of wat enige
moeite vergt (taalspelletje, rijm).
1.10 Context en transfer
Contexteffect = Iets wat in een bepaalde context is geleerd is, zal in een andere context soms
minder goed kunnen worden herinnerd. Bijv. als duikers onder water woordjes leren, kunnen ze
die op het land minder goed onthouden.
1.11 Stress en arousal
Een beetje stress is niet slecht voor het leren want volledige afwezigheid van fysiologische
arousal leidt tot een slechte leerprestatie.
Optimale arousal wordt behalve door enige stress ook bereikt door o.a. bestaande interesse,
nieuwheid van iets, emotionele lading, verwachte beloning, plezierige stemming (uitgerust zijn)
en nog veel andere factoren die allemaal gemeen hebben dat ze stoffen vrijmaken waardoor de
hersenen tijdelijk plastischer worden.
Hoofdstuk 2. De hersenen, een lerende machine
Het resultaat van een heel lang evolutieproces
2.1 Opbouw en organisatie van de hersenen
- De hersenen zijn opgebouwd uit zenuwcellen.
,- Die zenuwcellen zijn georganiseerd in kleinere en in grotere structuren en ze staan met elkaar in
verbinding via contactplaatsen (=synapsen Synapsen vormen een netwerk van verbindingen)
- Elke zenuwcel ontvangt elektrische pulsjes van wel honderd tot honderdduizend andere cellen,
verwerkt die en geeft de samengevatte boodschap weer door aan de volgende cel.
2.2 Basisschema van de hersenen
- Alle informatie vanuit de buitenwereld wordt door onze zintuigen omgezet in signalen die door
de hersenen worden begrepen (de hiervoor genoemde elektrische pulsjes). Deze signalen
worden omgevormd tot signalen waarmee onze hersenen spieren kunnen aanspannen.
Proces van leren/adaptatie: de kracht van onze hersenen dat ze in staat zijn om een model te
vormen (van onszelf; we weten waar onze armen en benen zich bevinden & van de rest van de
wereld; na 1 keer proberen zullen we een boomstam anders oppakken dan en kippenei) en dat
men dat model steeds kan aanpassen aan alles wat we beleven.
2.3 Hersenen zijn adaptief en plastisch
- Een elektrisch pulsje wordt eerst omgezet in een chemisch signaal. Dat wordt verplaatst van de
ene cel naar de volgende en wordt dan weer omgezet in een elektrisch signaal. Dit signaal kan
versterkt of verzwakt worden (d.m.v. leergedrag).
2.4 Stapeling van neuronale netwerken
- Informatieverwerking in onze hersenen gebeurt in kleine lokale circuits van de zenuwcellen. Die
vormen neuronale netwerken waarin de versterking en verzwakking van onderlinge verbinden
leren mogelijk maken.
- Het geheugen is de sterkte van miljoenen verbindingen bij elkaar die tot stand zijn gekomen door
voortdurend inwerking van ervaringen.
- Hersenen zijn het resultaat van een lang evolutieproces. In de hersenen is een grote nieuwe
cortex ontstaan (die ons abstracte functies geeft die we bij dieren niet vinden). Die structuur is
wel gebouwd bovenop oude hersengebieden waarin allerlei primitievere functies als angst en
agressie zijn ondergebracht samenwerking tussen nieuwe en oude delen loopt niet altijd
perfect en leidt soms tot irrationeel gedrag.
2.5 Het belang van de context van het leren
- Heftige emoties gaan vaak gepaard met hormonale en andere chemische reacties in ons lichaam
(stress). Die stoffen kunnen grote invloed hebben op het vastleggen van patronen van
zenuwconnectiviteit en waarschijnlijk is dat ook hun doel. Zo komen tijdens de bevalling heftige
emoties vrij, die bepalen zijn voor de latere band tussen moeder en kind.
2.6 Het belang van oefenen
- Kleine fouten in de hersenen zorgen ervoor dat voortdurend geprobeerd kan worden of het niet
beter kan. Voorbeeld: Wanner de hersenen zouden denken dat de eerste service bij tennis de
optimaal is en ze die altijd op dezelfde manier zouden uitvoeren wordt een speler nooit beter.
- Leren is een actief proces; wanneer de hersenen niet werkelijk bezig zijn om de ‘stof’ te
integreren met wat er al in het brein aanwezig is, dan zal het rendement laag zijn.
2.8 Aanpassen onder pathologische (ziekelijke) omstandigheden
- Bij ernstige beschadigingen in de hersenen kunnen functies soms door andere delen worden
overgenomen. Gebied in de hersenen dat eerst werd gebruikt om het verloren ledematen aan te
sturen wordt veroverd door er omheen liggende gebieden.
,2.9 Spiegelneuronen
- Spiegelneuronen = handelingen en emoties die we waarnemen die in het brein worden
gespiegeld. Spiegelneuronen worden actief wanneer we waarnemen dat een ander een bepaalde
handeling verricht. Op dat moment wordt op dezelfde plek in de hersenen als bij degene die de
actie uitvoert zenuwcellen geactiveerd. Het zou ook begrijpelijk maken waarom we ‘AU!’ roepen
wanneer we een goede bekende een hamer op zijn duim zien slaan. (Ook bij dolfijnen &
olifanten).
Deel ll Het plastische brein
Hoofdstuk 1. Ons maakbare brein
(Hersenen zijn plastisch en worden mede gevormd door gedrag en omgeving)
1.1 De maakbaarheid (plasticiteit) van hersenen
Zolang je veel en het liefst op de juiste manier oefent, maken de hersenen nieuwe netwerken aan
waarmee je nieuw gedrag/vaardigheden kunt creëren.
1.2 Veel oefenen helpt
1.3 Hersenproblemen van nu
De opkomst van nieuwe communicatietechnologieën zoals internet, vraagt belangrijke
vaardigheden van ons. Bijv. Information literacy = Het leren zoeken, selecteren, integreren en
toepassen van informatie.
Niet iedereen ontwikkelt die vaardigheden even goed. We moeten veel tegelijk en verliezen
uiteindelijk het overzicht en daarmee de controle. Hierdoor ontstaan niet alleen cognitieve
problemen, zoals geheugen- en aandacht stoornissen, maar ook emotionele problemen. Stress,
depressie en slaapproblemen zijn het gevolg daarvan.
1.4 Ervaringsafhankelijke plasticiteit
Wie we zijn wordt bepaald door ons brein en andersom. Ons gedrag
bepaalt onze hersenen: We kunnen de werking en vorm van het brein
beïnvloeden door ons gedrag te veranderen. (Wat we doen en wie we
zijn is van invloed op de hersenen).
Door ervaringsafhankelijke plasticiteit vormt ieder mens ook onder
invloed van zijn omgeving zijn hersenen op een unieke manier.
1.5 Manipuleren van de hersenen
Leerprocessen veranderen het brein. En dus ben je als opleider
voortdurend aan het manipuleren.
Wat helpt bij leren:
- Focus en motivatie
- Inspelen op emoties (spiegelneuronen)
- Jezelf intellectueel blijven uitdagen: de lat steeds een tikje hoger leggen
- Voldoende slapen
- Bewegen
1.6 Ouder worden heeft voordelen
Het geheugen neemt af als je ouder wordt maar het blijkt dat mensen als ze ouder worden:
- positiever worden (oudere hersenen blijken negatieve informatie makkelijker te negeren wat
terugslaat op hun humeur)
, - beter zijn in emotieregulatie
- zich meer op het heden en de toekomst richten
- het in gedachten uitvoeren van een bepaalde activiteit het toekomstgeheugen wordt
gestimuleerd.
1.7 Op zoek naar antwoorden
Hoofdstuk 2. Breinfuncties in sport, muziek en neurorevalidatie
(Toepassingsmogelijkheden van recente inzichten)
2.1 Breinfuncties en hersenlagen
- Het brein is opgebouwd uit 3 evolutionaire lagen:
1. Archi-, Laag voor reflexen: heeft met wakker zijn te maken (arousal)
2. Paleo-, Laag voor emoties/automatismen
3. Neo-nivo Laag voor weloverwogen cognities en vaardigheden (Waarnemen, taal,
redeneren, geheugen en denken)
* (lage arousal (zoals bij slaperigheid), gemiddelde arousal (de ontspannen waaktoestand) en over-
arousal (bij overmatige stress, inspanning, opwinding of angstigheid).
2.2 In gedachten bewegen
Mental practice = Als je een bepaalde vaardigheid vooraf in gedachten maakt, helpt dat om de
uiteindelijke handeling beter uit te voeren. Dit werkt alleen in bekende situaties. Mentale
oefeningen hebben dan bijna hetzelfde effect als het uitvoeren van het nieuwe gedrag.
2.3 Het belang van intensiteit en context
- Ecologische benadering: Percepties, handelingen en acties zitten altijd samen met een bepaalde
context verankerd in het brein. Het brein wordt meer en sterker gestimuleerd door intensiteit
(voorbeeld ratten) en context (voorbeeld pianist). De contextverandering is waarschijnlijk de
cruciale prikkel voor de bevordering van plasticiteit en cognitie.
2.4 Levensstijl en invloed op hersenplasticiteit
- Mensen die veel bewegen en een actieve levensstijl hebben, hebben een plastischer brein en
presteren cognitief beter.
- Plasticiteit zorgt voor een soort weerstand tegen degeneratieve ziekten door het aanmaken van
vezels, synapsen en neuronen