Clips HC 2: Sensatie en perceptie 1
- Clip 1
- Clip 2
- Clip 3
- Clip 4
Clip 1: Hoe onderzoeken we onze waarneming?
1.1 Verschil tussen sensatie en waarnemen
Er is een verschil tussen sensatie en perceptie (waarnemen). Dit is geen hard verschil, meer
grijs en continu. Sensatie gaat meer over de vroege stadia van verwerking van stimuli (de
vertaling van onze fysieke signalen naar neuronale signalen). We hebben het dan over zoet,
zuur, hard, luid, rood etc. Dit zijn echt primaire zaken hoe we de signalen oppikken.
Waarnemen (perceptie) is betekenisvoller. We hebben het geheel van alles samengevoegd,
georganiseerd. De koffie is heet/zoet, of een rode roos.
1.2 Kenmerken verschillende zintuigen
Verschillende zintuigen hebben:
- Een eigen soort receptoren
- Een eigen soort van sensorische neuronen (transport)
o Neuronen/zenuwen die signalen doorgeven aan de hersenen
- Vaak een eigen gebied in de hersenen waarnaar toe de informatie wordt vervoerd
o Bijv.: de meeste visuele informatie gaat naar de achterkant van je hersenen
(occipitaal kwab)
o Dan wel in de cortex of subcortex
o Binnen het gebied van nog een eigen ‘plekje’, allerlei subonderdelen waar
onderdelen van bijv. visuele informatie specifiek worden verwerkt. Deze
processen zijn allemaal nog gescheiden van elkaar. Onze echte waarneming
ontstaat ook pas na de samenvoeging van al deze signalen.
1.3 Aantal sensoren/zintuigen
Er zijn een aantal zintuigen/sensoren:
- Zien
- Horen
- Proeven
- Ruiken
- Voelen
o Maar voelen kan je bijv. best goed opdelen in delen waar ook andere
sensoren mee gemoeid zijn:
▪ Pijn
▪ Druk
Deze vijf zintuigen zijn eigenlijk dus redelijk grof (niet verfijnd).
Een zesde zintuig hebben bijv. sommige waterdieren (meerval), namelijk elektroreceptie. Ze
kunnen elektrische signalen opvangen. Dat is niet zo gek, die signalen plantten zich namelijk
,voort in water, en niet in lucht. Er zijn nog veel meer sensoren/zintuigen (dus niet maar 6 of
7 zintuigen) en een belangrijke voor ons is het evenwicht/balans.
1.4 Hoe onderzoek je de waarneming
Er zijn verschillende onderzoek niveaus. Alles begint bij de fysische stimulus (de stimulus in
de buitenwereld die opgepakt wordt door een van onze sensoren). Dan kan je kijken naar
wat de fysiologische reactie is (bijv. wat doen onze neuronen) als gevolg van de fysische
stimulus. Dat is de sensorische fysiologie.
A.d.h.v. de fysiologische reactie kunnen we kijken hoe die onze sensorische waarneming
beïnvloed. Dat gaat over fysiologische psychologie.
De tak van sport die kijkt naar de relatie tussen bijv. de sterkte van de fysische stimulus
(stimulus van de buitenwereld) en de sterkte van onze sensorische waarneming, is de
psychofysica.
Fysische stimulus → fysiologische reactie → sensorische waarneming.
Fysische stimulus → sensorische waarneming.
1.5 Psychofysica
Twee belangrijke mensen voor de psychofysica waren Weber en Fechner. Zij hadden heel
experimentele benaderingen van hoe je de psychofysica moest onderzoeken.
De psychofysica is gebaseerd op metingen van de JND (just noticable differences). Dat is een
hel belangrijke maat om de relatie tussen buitenwereld-stimuli en binnenwereld-sensatie te
meten. Weber en Fechner kwamen tot psychofysische wetmatigheden.
De JND (just noticable differences) is de drempelwaarde/de verschildrempel voor wanneer
je een verschil kunt waarnemen.
De eenheid voor helderheid is de candela (kaars) per square meter, vandaar het voorbeeld
met de kaarsjes.
Hoe meet je de JND/de drempel? Daar zijn verschillende manieren voor, maar je moet je
eerst afvragen wat voor drempel je aan het meten bent:
- De absolute drempel meet je a.d.h.v. detectie
o Je maakt de stimulus steeds sterker en sterker en sterker totdat je het ziet. De
stimulus-sterkte wordt in kleine stappen vergroot door de onderzoeker totdat
de participant aangeeft dat hij/zij de stimulus net voelt/ziet/ruikt/hoort …
, - De verschil-drempel meet je a.d.h.v. discriminatie
o De stimulus-sterkte wordt in kleine stappen vergroot door de onderzoeker
totdat de participant aangeeft dat de stimulus net gelijken aan, of net anders
is dan, een referentiestimulus.
o Hier hoort het voorbeeld met de kaarsjes bij
- Is detectie een discreet proces?
o Nee, je hebt altijd de intern gedefinieerde drempel + ruis
Neem het voorbeeld dat een toon wordt afgespeeld en de onderzoeker het geluid steeds
luider maakt. Eerst hoor je de toon niet, en op een gegeven moment hoor je hem wel. Dit is
geen discreet proces en dat komt door ruis. Als je het proces herhaald, zie je dat het
moment dat je het wel hoort niet steeds op dezelfde plek zit.
Ruis kan van alles zijn: je let even niet op (aandacht), random verschillen in neuronale
activiteit (oscillatie), fluctuaties in de buitenwereld etc.
Een voorbeeld van de drempelmetingen is de tweepuntsdrempel. Twee stokjes op je huid
kun je waarnemen als 1 prikje of als 2 prikjes. Hoe verder de stokjes uit elkaar, hoe vaker je
ze onderscheidt als twee prikjes. Je kunt ook de andere kant op gaan: eerst zet je ze ver uit
elkaar, en dan steeds dichterbij. Dan onderzoek je wanneer iemand stopt met het
waarnemen van twee prikjes. Als je dit in een grafiek zet zie je duidelijk dat het punt waarop
je begint met twee prikjes waar te nemen, niet hetzelfde is als het punt waarop je begint de
prikjes als 1 prik waar te nemen. Dit is gek, en komt door een proces genaamd hysterese.
De drempelwaarde wordt het gemiddelde tussen de bovengrens en de ondergrens. Als je
dus de verschil-drempel wil meten, moet je altijd beide kanten op onderzoeken en daarvan
het gemiddelde nemen.
De psychofysische wet die Weber en Fechner hieruit afleidden is, beschrijft de relatie tussen
een fysische intensiteit (I) en de waargenomen (ervaren) intensiteit (sensatie, Ψ). Deze
Weber-Fechner wet is logaritmisch. Deze wet zie je nu nog terug in de decibel (de meter van
volume).
Figuur 1: Voorbeeld logaritmisch verband (puur als illustratie, van Google)
Later kwam Stevens, die een andere meetmethode gebruikte. Hij liet de JND voor wat het is,
en hanteerde ‘schalen.’ Een manier waarop hij schalen gebruikte was via de cross-modality
matching: De intensiteit van de ene sensorische stimulus wordt gelijkgesteld (gematcht) aan
die van een andere (referentie). Een voorbeeld is om licht even helder te maken als geluid
luid is. Dit klinkt vreemd maar valt goed te doen. Hier kwam een andere wetmatigheid uit,
die aantoonde dat de Weber-Fechner wet niet altijd hanteerbaar is.