Leertaak geneesmiddelen
Het onderwerp Geneesmiddelen kan worden bestudeerd met behulp Zimbardo par.13.3.1
en een viertal online hoorcolleges (totaal plm. 45 min).
13.3.1. Behandeling met medicijnen.
Sinds 1953 bestaan er anti psychotische middelen. Er zijn vier verschillende groepen
medicijnen. Antipsychotica, antidepressiva, anxiolytica en stimulerende middelen.
Antipsychotica:
Medicijnen dat psychotische symptomen vermindert, meestal doordat het effect heeft op de
werking van neurotransmitters in de hersenen.
Het onderdruk dus de verschijnselen. Ze onderdrukken de activiteit van de neurotransmitter
dopamine in de hersenen. Waarom dit precies werkt tegen de verschijnselen is nog niet
bekend. Van twee soorten antipsychotica is bekend dat ze dopaminereceptoren in de
synapsen tussen de zenuwcellen blokkeren. Ze zitten de hersenactiviteit op een laag pitje.
Ook reduceren ze de ‘positieve’ symptomen (hallucinaties en wanen) van bijv. schizofrenie.
Ze hebben weinig invloed op de ‘negatieve’ symptomen (gebrek aan initiatief, afvlakking van
emoties).
Langdurig gebruik van anti psychotische medicijnen gaat gepaard met een aantal negatieve
bijwerkingen, waaronder fysieke verandering in de hersenen. De meest erge bijwerking is
Tardieve dyskinesie. Dit is een onomkeerbare verstoring van de motoriek (met name in het
gezicht). De nieuwer medicijn soorten hebben dit minder en hebben ook minder andere
bijwerkingen. Een bijverschijnsel wat wel moeilijk te beheersen is, is ernstige
gewichtstoename. Iets wat psychisch weer belastend ervaren kan worden.
Antidepressiva:
Medicijn tegen depressie. De meeste antidepressiva beïnvloeden het transport van de
neurotransmitters serotonine en/of norepinefrine in de hersenen. Ze vergroten de impuls
overdracht tussen de neuronen die gebruik maken van de bovenstaande neurotransmitters.
Neuronen nemen neurotransmitters die in de synapsen van de hersencellen zijn vrijgekomen
na ‘gebruik’ opnieuw op, een proces dat heropname wordt genoemd. Het kan soms enkele
weken duren voordat antidepressiva de sluier van depressie begint op te lichten. Een
mogelijke oorzaak hiervan is dat antidepressiva de groei van neuronen in de hippocampus in
de hersenen kunnen stimuleren. Niemand weet precies welke rol de hippocampus speelt bij
het ontstaan van een depressie, maar dieronderzoek brengt nog een fenomeen aan het licht
dat mogelijke inzicht verschaft: door stress wordt de groei van nieuwe neuronen in dit deel
van de hersenen geremd, en aangenomen wordt dat depressie een stressreactie is.
Anxiolytica:
, Filmpje 1: de definitie van een geneesmiddel, de vijf fasen van de weg van een geneesmiddel
in het lichaam, bloedspiegel, therapeutisch gebied of therapeutische breedte
De definitie van een geneesmiddel:
Een geneesmiddel is een substantie die wordt aangewend voor:
1. Het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn. (paracetamol)
2. Het stellen van een geneeskundige diagnose. (contrastvloeistof voor het maken van
een röntgenfoto.
3. Het herstellen, verbeteren of wijzigen van fysiologische functies. (clysma,
voedingssupplementen)
De vijf fasen van de weg van een geneesmiddel in het lichaam:
Farmacokinetiek = een beschrijving van de processen die een geneesmiddel in het lichaam
doormaakt.
1. Inname/toediening
oraal/ rectaal. Moet via uitwendig stelsel, in het inwendige milieu komen. (uitleg
filmpje. 3.20 min.)
Direct in het inwendig milleu:
parenteraal: Subcutaan(onderhuids), intramusculair(in een spier),
intraveneus(rechtstreeks in bloedbaan).
Lokale toediening: direct aan brengen op de plek waar het moet zijn. Zoals crème op
de huid, oordruppels, Inhaleren via luchtwegen.
2. Opname en transport
Absorptie: medicijn wordt opgenomen in het bloed.
3. Werking (in verschillende organen)
4. Omzetting/metabolisme (afbraak)
Hierbij speelt de lever een grote rol. Via gal, naar darmen. Of via bloed, nier,
uitscheiding via urine.
5. Eliminatie (afscheidingsfase)
Bloedspiegel:
Zie uitleg filmpje. 6.00 min.
Patiënt neemt pilletje in.
Zolang het geneesmiddel uit de darm wordt opgenomen in het bloed, stijgt de bloedspiegel.
Wanneer alles is opgenomen, maximale bloedspiegel.
Ondertussen is de eliminatie op gang gekomen.
Dit gaat door tot alles uit het bloed is.
Halfwaardetijd = Tijd die nodig is om de bloedspiegel te laten halveren.
Absorptietijd en halfwaardetijd bepalen hoe vaak en welke dosering medicatie nodig is.
Therapeutisch gebied of therapeutische breedte:
Onder de therapeutisch gebied, medicatie te weinig om te werken
Boven de lijn, teveel bijwerkingen. Bloedspiegel zit dan in Toxische gebied.
Wanneer de therapeutisch gebied groot is, is het makkelijk om het te doseren. Kleinere ruimte is
moeilijker.