100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting PM0922 - Psychopathologie bij kinderen en adolescenten €9,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting PM0922 - Psychopathologie bij kinderen en adolescenten

 76 keer bekeken  7 keer verkocht

Complete en duidelijke samenvatting (in het Nederlands) van alle stof voor het vak Psychopathologie bij kinderen en adolescenten. Dit vak behoort bij de master Klinische kinder- en jeugdpsychologie. De samenvatting volgt dezelfde lijn als die in yOUlearn/Brightspace wordt gevolgd.

Laatste update van het document: 1 jaar geleden

Voorbeeld 10 van de 208  pagina's

  • Nee
  • Alle voor het vak relevante hoofdstukken (6-11, 13, 14)
  • 12 december 2023
  • 21 december 2023
  • 208
  • 2023/2024
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (7)
avatar-seller
jasmits
Samenvatting
PM0922
Psychopathologie bij kinderen en adolescenten
Hans Smits

,Toelichting
In deze samenvatting volg ik de lijn van de tekst in yOUlearn van de mastercursus Psychopathologie
bij kinderen en adolescenten (PM0922). De samenvatting bevat grote delen van het boek van Israel,
A.C., Weil Malatras, J., & Wicks-Nelson, R. (2021). Abnormal Child and Adolescent Psychology (9th
edition). New York: Routledge, maar ook alle overige bronnen.

Uitleg van de gebruikte kleuren:
Belangrijk begrip (of opsomming)
Onderzoeker of auteur
Afbeelding
Informatiekader
Tabel, model, vragenlijst, interventie
Stof uit yOUlearn


2

,Inhoud

Thema 1 – Angst en obsessieve-compulsieve stoornissen ................................................................ 5
BOEK Hoofdstuk 6. Angst en obsessieve-compulsieve stoornissen ............................................ 5
ARTIKEL Hoe help je bange kinderen om meer te durven? ........................................................ 26
Thema 2 – Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen ............................................................... 29
BOEK Hoofdstuk 7. Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen ........................................... 29
Thema 3 – Stemmingsstoornissen en eenzaamheid .......................................................................41
BOEK Hoofdstuk 8. Stemmingsstoornissen ............................................................................... 41
ARTIKEL Eenzaamheid in de vroege adolescentie: implicaties voor gezondheid en slaap ........ 67
Thema 4 - Gedragsstoornissen en verslaving ..................................................................................71
BOEK Hoofdstuk 9. Gedragsproblemen ..................................................................................... 71
SECTIE Gameverslaving en diagnostiek ...................................................................................... 99
Thema 5 – ADHD ............................................................................................................................105
BOEK Hoofdstuk 10. Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder ...............................................105
Thema 6 – Communicatie- en leerstoornissen ..............................................................................134
BOEK Hoofdstuk 11. Communicatie- en leerstoornissen ........................................................134
BROCHURE Dyslexie: diagnostiek en behandeling ....................................................................157
Thema 7 – Autismespectrumstoornissen ......................................................................................166
BOEK Hoofdstuk 13. Autismespectrumstoornis ......................................................................166
ARTIKEL Taalbegrip en theory of mind bij kinderen met autisme ............................................187
ARTIKEL Sterkte- en zwaktediagnostiek bij (vermoeden van) hoogbegaafdheid en autisme..190
Thema 8 – Eetstoornissen ..............................................................................................................196
BOEK Hoofdstuk 14. Stoornissen in basale fysieke functies ....................................................196




3

,4

, Thema 1 – Angst en obsessieve-compulsieve stoornissen
Angst is een normale en adaptieve emotie. Als een kind angstig is of ergens over piekert, is er in de
meeste gevallen geen aanleiding om te denken aan angstproblemen of een angststoornis. Het-
zelfde geldt voor terugkerende gedachten of ritueel gedrag. Dat is bij kinderen niet ongewoon en
hoeft meestal niet te wijzen op een obsessieve-compulsieve stoornis.
Als er wel sprake is van angstproblemen of een angststoornis, kan dit voor een kind grote conse-
quenties hebben. Angststoornissen bij kinderen zijn namelijk voorspellend voor allerlei negatieve
uitkomsten in het latere leven. Bij een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) geldt dat de meeste
kinderen tevens voldoen aan de criteria van een andere stoornis.
Juist omdat angst en ritueel gedrag bij kinderen en jongeren zo normaal zijn, is het van groot be-
lang dat je als hulpverlener leert om abnormale angst en dwangmatig gedrag te herkennen.

BOEK Hoofdstuk 6. Angst en obsessieve-compulsieve stoornissen


De hierna besproken kinderen en adolescenten worden met verschillende termen omschreven,
die aanduiden dat ze ongelukkig zijn en zelfvertrouwen missen. Ze kampen met emotionele pro-
blemen waar ze zelf last van hebben. Ze hebben internaliserende stoornissen.

Een inleiding tot internaliserende stoornissen
Er is bewijs voor een breed syndroom van internaliserende problemen. Sommigen vinden dat deze
groepsaanduiding het klinische beeld het beste beschrijft, maar de focus kan ook gelegd worden
bij afzonderlijke stoornissen.
De relatie tussen, of de onderscheiding van, specifieke diagnostische categorieën wordt vaak be-
discussieerd. Het is een ingewikkelde kwestie, en dat geldt ook voor de risicofactoren die kunnen
bijdragen aan de veelheid van stoornissen. Bovendien kunnen internaliserende stoornissen ook
samen voorkomen. Bij kinderen en adolescenten is vaak sprake van comorbiditeit.
Verder wordt gesuggereerd dat het beter is om te denken aan een of meer disposities voor het
ontwikkelen van internaliserende problemen, in plaats van aan afzonderlijke stoornissen. Een spe-
cifieke omgeving of ervaring vormt deze aanleg tot een specifiek symptoompatroon, of stoornis.
Culturele verschillen vormen een voorbeeld hiervan.

Definitie en classificatie van angststoornissen
Volgens Barlow lijkt angst het best te omschrijven als een toekomstgerichte emotie, gekenmerkt
door percepties van onbeheersbaarheid en onvoorspelbaarheid van potentieel aversieve gebeur-
tenissen, en een snelle aandachtsverschuiving naar de focus van potentieel gevaarlijke gebeurte-
nissen of iemands affectieve respons op deze gebeurtenissen.
Bangheid en angst komen sterk overeen, maar bangheid kan gezien worden als een alarmreactie
op een onmiddellijke dreiging, terwijl angst te omschrijven is als een toekomstgerichte emotie, ge-
kenmerkt door een verhoogd niveau van ongerustheid en controleverlies. Angst en bangheid wor-
den beschouwd als een complex patroon van drie soorten reacties op een dreiging, te weten ge-
drags-, cognitieve en fysiologische responsen. Anders dan deze combinatie van drie componenten,
wordt zorg beschouwd als een cognitieve component van angst.
Voor clinici is het een uitdaging om te bepalen of door een kind of adolescent vertoonde angst
normaal en voorbijgaand is, of atypisch en persistent. Angst is een basisemotie met een adaptieve
functie, en hoort bij de normale ontwikkeling en leert een kind bijvoorbeeld om te gaan met arou-
sal, vaardigheden te ontwikkelen en meer autonoom te worden. Als de angsten het functioneren
belemmeren of niet passen bij de ontwikkeling is er echter reden voor klinische aandacht.
5

,Normale bangheid, zorgen en angsten
Algemene prevalentie
Klassieke studies wijzen uit dat kinderen een verrassend aantal zorgen en angsten vertonen. Ou-
ders onderschatten mogelijk de prevalentie ervan, vooral bij oudere kinderen, die steeds beter in
staat zijn hun emoties te verbergen. Om angstgedrag beter te kunnen beoordelen, diagnosticeren
en behandelen, is het belangrijk de frequentie en intensiteit ervan in te zien.

Gender-, leeftijds- en culturele verschillen
Het meeste onderzoek suggereert dat meisjes meer angsten hebben dan jongens. Dat verschil is
beter te zien bij oudere kinderen. Ook de intensiteit van hun angsten is groter. Deze bevindingen
moeten wel zorgvuldig worden geïnterpreteerd, omdat genderrolverwachtingen deels verant-
woordelijk kunnen zijn voor de verschillen.
Over het algemeen wordt gerapporteerd dat het aantal en de intensiteit van angsten vermindert
als kinderen ouder worden. Als kinderen ongeveer 7 jaar zijn komt zorg meer naar de voorgrond,
en wordt complexer en gevarieerder naarmate kinderen zich verder ontwikkelen.
Sommige angsten komen vooral op bepaalde leeftijden voor, van de angst voor vreemden bij 6 tot
9 maanden tot de angst van oudere kinderen en adolescenten rond sociale situaties. Bedreigingen
van het welbevinden van jonge mensen zijn een bron van zorg op elke leeftijd. Veranderingen in
de aard van de angsten en zorgen weerspiegelen waarschijnlijk de voortgaande cognitieve, sociale
en emotionele ontwikkeling.
Crosscultureel onderzoek suggereert overeenkomsten tussen culturen. De meest voorkomende
angsten zijn hetzelfde in verschillende landen en culturen, en overal scoren meisjes hoger.

Classificatie van angststoornissen
Meestal worden bij de leeftijd passende angsten niet als klinisch relevant gezien. Als de angst ech-
ter, zelfs als die kortstondig is, zorgt voor voldoende onbehagen of het functioneren belemmert,
kan interventie gerechtvaardigd zijn. Bovendien kunnen angststoornissen, indien onbehandeld,
een chronisch beloop krijgen en ook andere problemen tot gevolg hebben. Hoe moeten we stoor-
nissen in de kindertijd en adolescentie, gekenmerkt door angst, definiëren en classificeren?

De DSM-benadering
Het hoofdstuk van de DSM over angststoornissen omvat de separatieangststoornis, de specifieke
fobie, de sociale angststoornis, selectief mutisme, de paniekstoornis, agorafobie en de gegenerali-
seerde angststoornis. Een kind of adolescent kan met een of meer van deze stoornissen gedia-
gnosticeerd worden. We bespreken hieronder elk van deze stoornissen.

De empirische benadering
Empirische systemen, gebaseerd op statistische procedures, hebben ook subcategorieën van aan
angst gerelateerde stoornissen opgeleverd. Achenbach beschrijft bijvoorbeeld een angstig/de-
pressief syndroom. Er is echter geen afzonderlijk angstsyndroom dat overeenkomt met de DSM.
Dit suggereert dat in de jeugd vaak verschillende symptomen van angst en depressie samen voor-
komen. Ook andere internaliserende syndromen, zoals ‘somatische klachten’ en ‘teruggetrok-
ken/depressief’ zijn waarschijnlijk onderdeel van angst en daaraan gerelateerde problemen.

Epidemiologie van angststoornissen
Angststoornissen behoren tot de meest voorkomende stoornissen onder kinderen en adolescen-
ten. Prevalentieschattingen variëren sterk, van 2,5 tot 12%. Jonge mensen voldoen vaak aan de

6

,criteria van meerdere angststoornissen, en er is bewijs dat zij dit blijven doen tot in de adolescen-
tie en jongvolwassenheid, en waarschijnlijk ook andere problemen ontwikkelen.
Onderzoek suggereert dat meisjes iets meer kans hebben op een angststoornis dan jongens. On-
duidelijk is of die verschillen zich over verschillende etnische groepen voordoen. De literatuur sug-
gereert dat er verschillen tussen culturen en etniciteiten zijn in de expressie van angst. Er kunnen
dus wel verschillen tussen etnische groepen in prevalenties van specifieke stoornissen zijn.

Specifieke fobieën
Fobieën zijn, anders dan bij de leeftijd passende angsten, reden tot zorg omdat ze excessief zijn,
niet kunnen worden weggeredeneerd, niet te beheersen zijn en leiden tot vermijding en belem-
mering van het functioneren.

Diagnostische criteria
Het essentiële kenmerk van een specifieke fobie is een duidelijke angst voor een specifiek object
of situatie. Daarnaast vereist een diagnose dat vrijwel altijd een onmiddellijke angstreactie op-
treedt bij blootstelling aan een specifieke stimulus, dat de persoon blootstelling vermijdt of met
angst doorstaat, dat de angst niet in verhouding staat tot het werkelijke risico en dat de angst al
zes of meer maanden aanhoudt. Daarnaast moet de angst aanzienlijk lijden veroorzaken of de nor-
male routine, het academisch functioneren of de sociale relaties van de jongere significant belem-
meren. De DSM houdt rekening met verschillen in ontwikkeling.

Beschrijving
Jongeren met specifieke fobieën laten vermijdend gedrag zien. Ze kunnen gevoelens benoemen
van spanning, paniek of walging ten aanzien van het fobische object. Vaak hebben ze gedachten
over catastrofale gebeurtenissen die zich kunnen voordoen bij blootstelling aan een fobische situ-
atie. Ook fysieke reacties kunnen optreden, zoals misselijkheid of moeite met ademhalen. Dit alles
kan zich zelfs voordoen als de gevreesde situatie alleen maar wordt verwacht. Dit beperkt niet al-
leen hun eigen activiteiten, maar heeft ook gevolgen voor de levensstijl van hun gezinseden.

Epidemiologie
Specifieke fobieën behoren tot de meest gestelde diagnoses van angststoornissen bij kinderen en
adolescenten. De schattingen lopen uiteen, maar er zijn prevalenties van tot wel 10% gerappor-
teerd. Specifieke fobieën komen meer voor bij meisjes dan bij jongens, maar de sekseverschillen
kunnen meer of minder prominent zijn per type fobie. Er is maar beperkt informatie beschikbaar
over verschillen naar etniciteit, leeftijd of sociaaleconomische situatie.
Jongeren met specifieke fobieën hebben meestal meer dan één fobie en voldoen vaak ook aan de
criteria van andere stoornissen, zoals angststoornissen, depressie en stemmingsstoornissen, maar
ook externaliserende en somatoforme stoornissen.

Ontwikkelingsverloop
Een groot deel van de specifieke fobieën lijkt in het midden van de kindertijd te beginnen. Gedacht
wordt dat ze meestal relatief mild zijn, en dat na verloop van tijd verbetering intreedt. Maar het
valt te betwijfelen of dit juist is. Onderzoeken suggereren dat bij sommige jongeren de fobische
symptomen persistent zijn en samenhangen met beperkingen van het functioneren. Dit komt
overeen met rapportages over fobische volwassen die stellen dat specifieke fobieën meestal be-
ginnen in de kindertijd en bij sommigen kunnen voortduren tot in de volwassenheid. Het is redelijk
om te stellen dat specifieke fobieën, in elk geval bij sommigen, persisteren over de tijd.


7

,Sociale angststoornis (sociale fobie)
Diagnostische criteria
De criteria voor het diagnosticeren van een sociale angststoornis (sociale fobie) lijken op die van
een specifieke fobie. Hier gaat het echter om angst die gerelateerd is aan sociale of evaluatieve
situaties. Het essentiële kenmerk van de sociale angststoornis (sociale fobie) is een duidelijke of
aanhoudende angst om zich op een gênante of vernederende manier te gedragen. De criteria hou-
den rekening met verschillen in ontwikkeling. Verder geldt dat, om sociale angststoornis te onder-
scheiden van andere aspecten van de sociale ontwikkeling, kinderen die de diagnose krijgen soci-
ale angst zouden ervaren met leeftijdsgenoten en niet alleen met volwassenen. Daarnaast moet
de sociale angst de normale routine, het academisch functioneren of de sociale relaties van de
jongere significant belemmeren of duidelijk lijden veroorzaken, en minstens zes maanden duren.

Beschrijving
Jongeren met sociale angst zijn bang voor sociale activiteiten en situaties. De sociale angst uit zich
meestal in het vermijden van situaties die sociale interacties of beoordeling met zich meebrengen.
Jongeren kunnen zelfs gewone, alledaagse activiteiten vermijden. Op cognitief gebied maken deze
jongeren zich vaak zorgen dat ze negatief worden beoordeeld. Ze richten hun gedachten op nega-
tieve eigenschappen die ze bij zichzelf waarnemen, beoordelen hun prestaties negatief en inter-
preteren de reacties van anderen als kritisch of afkeurend, zelfs als dit niet het geval is. Somati-
sche symptomen zoals rusteloosheid, blozen en zweten, en klachten van ziekte en buikpijn zijn
veelvoorkomende fysiologische symptomen.
Omdat deze jongeren sociale situaties proberen te vermijden, gaan ze soms niet naar school en is
het onwaarschijnlijk dat ze deelnemen aan recreatieve activiteiten. Een deel van hen kan zich
daarom eenzaam voelen en minder vriendschappen hebben. Na verloop van tijd zullen ze mogelijk
ook minder goed presteren op school. De gevolgen voor een jongere zijn dus groot.

Selectief mutisme en sociale angst
Jongeren met selectief mutisme (SM) praten in specifieke sociale situaties niet. Dit zijn situaties,
zoals in de klas of bij spelactiviteiten, waarin leeftijdsgenoten normaalgesproken wel praten of
waarin praten belangrijk is voor de ontwikkeling. Mutisme treedt op ondanks het feit dat de jonge-
ren in andere situaties wel praten. De gerapporteerde gemiddelde leeftijd waarop het mutisme
begint ligt tussen ongeveer 2,5 en 4 jaar, maar kan onopgemerkt blijven tot het kind naar school
gaat. Deze jongeren worden meestal beschreven als verlegen, teruggetrokken, angstig en aanhan-
kelijk. Sommigen hebben ook taalproblemen en vertonen koppig, opstandig en oppositioneel ge-
drag. Verondersteld wordt dat SM zich ontwikkelt als gevolg van een complex samenspel van om-
gevings- en genetische invloeden. Er zijn aanwijzingen dat SM geconceptualiseerd kan worden als
een extreme vorm van sociale angst. Zo voldoet een meerderheid van 90 tot 100% van de kin-
deren met SM ook aan de diagnostische criteria voor een sociale angststoornis. Er is ook enige
steun voor het idee dat kinderen met SM sociaal angstiger zijn dan kinderen met een sociale
angststoornis. De relatie tussen SM en sociale angststoornis blijft onduidelijk, maar clinici die wer-
ken met jongeren met SM moeten bij het plannen van behandelingen wellicht rekening houden
met de mogelijk ernstige niveaus van sociale angst van hun cliënten.

Epidemiologie
Sociale angststoornis komt naar schatting voor bij 1 tot 2% van de kinderen en bij ongeveer 3 tot
4% van de adolescenten, met een geschatte lifetime prevalentie van ongeveer 9% bij adolescen-
ten. Het is ook een veel voorkomende diagnose in klinische populaties. Op basis van rapportages
van jongeren die in klinieken werden gezien en van retrospectieve rapportages, is de midden- tot

8

,late adolescentie de typische leeftijd waarop de stoornis begint. Dit komt overeen met de ontwik-
kelingsoverwegingen die hieronder worden besproken. Hoewel sociale angststoornis het vaakst bij
adolescenten wordt gediagnosticeerd, kan die ook eerder optreden. De prevalentie neemt waar-
schijnlijk toe met de leeftijd en de stoornis wordt mogelijk te weinig herkend, vooral bij adolescen-
ten. Een van de redenen dat het probleem niet wordt herkend is dat jongeren met een sociale
angststoornis hun problemen kunnen minimaliseren om zichzelf op een wenselijke manier te pre-
senteren. Deze neiging zou consistent zijn met bezorgdheid over negatieve beoordeling. Voor
meisjes worden iets hogere percentages gerapporteerd, maar het is niet duidelijk of er seksever-
schillen zijn in de prevalentie van de sociale angststoornis.
De meeste jongeren met een sociale angststoornis voldoen ook aan de criteria voor een of meer
andere stoornissen, zoals de gegeneraliseerde angststoornis, de separatieangststoornis en de spe-
cifieke fobie. Vooral adolescenten kunnen voldoen aan de criteria voor een depressieve stoornis.

Ontwikkelingsverloop
Sociale angststoornis kan worden gezien in de context van ontwikkelingsfactoren. Bij jonge kin-
deren tussen de 6 maanden en 3 jaar komen eenkennigheid en separatieangst veel voor. Het zelf-
bewustzijn, een essentieel onderdeel van wat we onder sociale angststoornis verstaan, ontwikkelt
zich echter pas later. Het vermogen om zichzelf te zien als een sociaal object en om schaamte te
voelen komt rond de leeftijd van 4 of 5 jaar. Het perspectief van anderen innemen en dan be-
zorgdheid voelen over hun mogelijke negatieve beoordeling, ontstaan waarschijnlijk pas rond de
leeftijd van 8 jaar. In de late kindertijd of vroege adolescentie zijn deze cognitieve randvoorwaar-
den en het besef dat iemands uiterlijk en gedrag de basis kunnen zijn voor de evaluaties van ande-
ren, aanwezig. Jongeren moeten dan regelmatig taken uitvoeren die een sociaal-evaluatieve com-
ponent hebben. Er wordt bijvoorbeeld van hen verwacht dat ze spreken in de klas, deelnemen aan
groepsactiviteiten en optreden tijdens sport- of muziekevenementen. De verantwoordelijkheid
voor het initiëren en organiseren van sociale activiteiten verschuift ook. Ouders zijn daar waar-
schijnlijk niet meer zo bij betrokken. Van jonge adolescenten wordt ook verwacht dat ze andere
sociale activiteiten ondernemen. De combinatie van deze sociale eisen en de ontwikkeling van
zelfbewustzijn kan de weg vrijmaken voor het ontstaan van sociale angst. Sociale angststoornis
zou kunnen voortkomen uit angst die normaal is voor deze ontwikkelingsperiode, maar die voor
sommige jongeren wordt vergroot door individuele verschillen en sociale eisen.
Omdat de adolescentie een periode is waarin sociale angsten heel gewoon zijn, kan het bijzonder
moeilijk zijn om onderscheid te maken tussen normale en abnormale sociale angst. Interpretatie
van de ernst, in de DSM aangeduid met bijna altijd, duidelijk lijden, intense angst en aanzienlijke
beperkingen, wordt vooral belangrijk in deze leeftijdsgroep. De opvatting dat een zekere mate van
sociale angst tijdens de adolescentie veel voorkomt wordt ondersteund door onderzoeksgegevens.
Slechts een klein deel van de jongeren ontwikkelt meer algemene en klinische problemen.

Separatieangst
We kiezen ervoor om de beschrijving van separatieangst te laten volgen door een bespreking van
schoolweigering, omdat veel van wat is geschreven over het probleem van schoolweigering en de
etiologie ervan is afgeleid van een separatieangstperspectief. Bovendien is het waarschijnlijk dat
veel kinderen met separatieangst ook problemen hebben met schoolgang.

Diagnose en classificatie
De DSM-categorie separatieangststoornis (SAD) beschrijft angst vanwege scheiding van een be-
langrijke gehechtheidsfiguur en/of thuis. De angst die de jongere ervaart gaat verder dan wat, ge-
zien de ontwikkeling, verwacht mag worden. De diagnostische criteria omvatten acht symptomen

9

, die verschillende zorgen beschrijven over scheiding van, alleen zijn zonder, of dat gehechtheidsfi-
guren iets overkomt. Een van de acht symptomen heeft specifiek betrekking op de onwil of weige-
ring om naar school te gaan. Deze separatieangsten gaan gepaard met aanhoudende en overma-
tige zorgen of lijden en daarmee samenhangende slaap- en fysieke problemen. Om de diagnose
SAD te krijgen, vereist de DSM de aanwezigheid van drie of meer symptomen gedurende ten min-
ste vier weken, en dat de problemen aanzienlijk lijden of beperkingen veroorzaken in het sociale,
schoolse of andere functioneren.

Beschrijving
Jonge kinderen die separatieangst ervaren, kunnen aanhankelijk zijn en hun ouders overal volgen.
Ze kunnen algemene angst uiten, nachtmerries hebben of klagen over somatische symptomen.
Oudere kinderen kunnen klagen dat ze zich niet goed voelen, denken aan ziektes of tragedies die
hen of hun verzorgers zouden kunnen overkomen, apathisch en depressief worden en huiverig om
het huis te verlaten of deel te nemen aan activiteiten met leeftijdsgenoten. Sommige jongeren
kunnen dreigen zichzelf iets aan te doen. Deze dreiging wordt meestal gezien als een manier om
separatie te vermijden of eraan te ontsnappen, en ernstig suïcidaal gedrag komt zelden voor.

Epidemiologie
Schattingen van de prevalentie van SAD variëren doorgaans van ongeveer 3 tot 12% van de jonge-
ren. SAD is een van de meest voorkomende angststoornissen bij kinderen jonger dan 12 jaar. De
prevalentie is hoger bij kinderen dan bij adolescenten en de stoornis komt zelden voor bij oudere
adolescenten. Kinderen en adolescenten met SAD voldoen vaak ook aan diagnostische criteria
voor andere stoornissen. De gegeneraliseerde angststoornis lijkt de meest voorkomende andere
diagnose te zijn. Het onderscheid naar sekse en etniciteit in de prevalentie blijft onduidelijk.

Ontwikkelingsverloop
Angst voor separatie van de primaire verzorger maakt deel uit van de normale ontwikkeling bij
jonge kinderen. Vanaf het eerste levensjaar tot aan de peuterleeftijd vertonen kinderen regelma-
tig verdriet en angst als ze gescheiden worden van hun ouders of andere personen aan wie ze ge-
hecht zijn. De afwezigheid van enige scheidingsangst kan zelfs wijzen op een onveilige gehecht-
heid. Ook bij oudere kinderen is het niet ongewoon dat verwachtingen, overtuigingen en eerdere
ervaringen met separatie leiden tot gevoelens van heimwee wanneer zij van hun ouders worden
gescheiden. Dit wordt alleen als problematisch gezien wanneer de angst langer duurt dan ver-
wacht mag worden, of buitensporig is.
Bij kinderen met separatieangst gaan de symptomen vaak van milder naar ernstiger. De meeste
kinderen lijken te herstellen van SAD, maar bij sommigen kunnen de symptomen aanhouden en
zich ontwikkelen tot een latere stoornis, waarbij depressie bijzonder vaak voorkomt. Bij adolescen-
ten kan separatieangst, indien aanwezig, de voorbode zijn van ernstigere problemen.

Schoolweigering
Definitie
Sommige kinderen en adolescenten vertonen een buitensporige angst om naar school te gaan. Als
zij niet naar school gaan, wordt hun aandoening meestal schoolweigering genoemd. Schoolweige-
ring is geen DSM-diagnose, maar tegenzin of weigering om naar school te gaan is wel een van de
acht symptomen die genoemd worden bij de diagnose SAD, en sommige jongeren die weigeren
naar school te gaan, krijgen deze diagnose. Maar niet alle jongeren met SAD vertonen schoolwei-
gering, en niet alle schoolweigeraars vertonen separatieangst. Hoewel de meest gangbare concep-
tualisering van schoolweigering het probleem toeschrijft aan separatieangst, kunnen sommige

10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jasmits. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€9,49  7x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd