HC: Duitsland
Duitsland was eeuwenlang versnipperd in een groot aantal staten en staatjes. Otto von Bismarck, Rijkskanselier
van het koninkrijk Pruisen, wist deze staten bijeen te brengen door de Frans-Duitse oorlog.
Terwijl Frankrijk nagenoeg verslagen was, riepen de Duitse vorsten in de Spiegelzaal van het paleis van Versailles
het Duitse keizerrijk uit. Door de plechtigheid in het buitenland te houden werd niet één van de Duitse staten
bevoordeeld.
- Wilhelm l werd de Pruisische keizer.
- Bismarck werd Rijskanselier van het keizerrijk.
Duitsland werd daarna verdeeld in kiesdistricten, die elk met algemeen kiesrecht voor mannen en
afgevaardigde voor de Rijksdag kozen.
De keizer had veel macht:
- Hij mocht de Rijkskanselier benoemen en ontslaan.
De Rijkskanselier benoemde de ministers.
- Hij was militair opperbevelhebber.
De Rijksdag had beperkte macht:
- Het mocht de begroting, belastingmaatregelen en wetten goed- of afkeuren.
- Het mocht niet de Rijkskanselier en zijn minister ter verantwoording roepen of tot aftreden dwingen,
bijvoorbeeld door een motie van afkeuring.
De Rijksdag kon zowel door de Rijkskanselier als door de Bondsraad ontbonden worden.
Het Duitse rijk bestond uit 25 deelstaten. De regeringen van die deelstaten hadden veel bevoegdheden en
invloed op het bestuur van het rijk: afgevaardigden van de deelstaten vormden in Berlijn samen de Bondsraad:
Had het recht om de begroting, wetten en verdragen met andere landen goed of af te keuren.
Belangrijkste politieke stromingen:
- Conservatieven en nationaal-liberalen, aanhang hogere lagen van de bevolking.
- Centrumpartij, ook het Centrum genoemd, aanhang onder de katholieke bevolking.
- Socialisten, vooral aanhang onder industrie-arbeiders.
Gelaagdheid van de bevolking:
- Adel, officieren en hoge ambtenaren, de adel ontleende aanzien en rijkdom aan grootgrondbezit. Hoge
officieren genoten nog meer prestige, maar waren ook meestal van adel.
- Grote fabrikanten en bankiers, zij verkeerden in de hoogste kringen en raakten door huwelijken met
adel en officieren verbonden. De ‘geldadel’ had minder aanzien dan de officier en de gewone adel.
- Werknemers in de dienstensector, lagere ambtenaren, kleine ondernemers, chefs van afdelingen van
grote ondernemingen, niet veel aanzien, voelde zich bekneld tussen de lagen boven en beneden haar
en keek vooral naar boven.
- Boeren, arbeiders in de landbouw en de industrie, lagere ambtenaren, stonden onderaan de
samenleving, meeste boeren waren trouw aan de overheid en religie.
Het nieuwe Duitse keizerrijk was een politieke en militaire grootmacht. En door de snelle industrialisatie in de
voorgaande decennia was het ook een economische grootmacht geworden.
Bismarck zijn buitenlandse beleid was gericht om het machtsevenwicht te handhaven door een
allinatiepolitiek. Door het sluiten van samenwerkingen wilde hij:
- Duitslands positie in de wereld versteken.
- Vrede handhaven.
Op de Conferentie van Berlijn (1884) werden door 15 Europese staten en de VS afspraken gemaakt over de
verdeling van Afrika.
, Wilhelm ll versterkte de positie van de keizer. Zijn regering kreeg steeds meer autocratische trekken. Bismarck
werd ontslagen. Duitsland was ontevreden met de bestaande situatie, maar wilde een belangrijkere plaats op
het wereldtoneel Weltpolitik. De Weltpolitik was in eerste instantie gericht op overzees imperialisme, waarbij
Duitsland vooral Groot-Brittannië als koloniale grootmacht tegenover zich vond ontstaan Duitse Vlootwet:
oorlogsvloot met slagschepen die het tegen de vloot van Groot-Brittannië moest gaan opnemen. Groot-
Brittannië en Frankrijk bleken te sterk. Duitsland ging toen zijn blik meer op het Europese continent richten. Tot
verontrusting van Groot-Brittannië en Frankrijk gingen deze groeiende internationale ambities van Duitsland
samen met sterke economische groei en toenemend militarisme. Duitsland en andere Europese grootmachten
zochten in bondgenootschappen steeds meer steun.
Oorzaken Eerste Wereldoorlog:
- Militarisme: Franse en Duitse regeringen vonden een sterk leger noodzakelijk. Oorlog werd als een
bruikbaar middel gezien om de belangen van het vaderland te dienen.
- Imperialisme: Frankrijk en Duitsland wilden zich niet neerleggen bij het Engelse overwicht. Er ontstond
een wedloop om zoveel mogelijk koloniaal grondgebied in Afrika te verwerven.
- Nationalisme: sommige bevolkingsgroepen wilden zich losmaken van de staat waarin ze leefden en
gingen samenwerken met aan hen verwante staten.
- Bewapeningswedloop: Gevolg militarisme, imperialisme en nationalisme. Men wilde sterker zijn dan
de ander regeringen gaven veel geld aan versterking het leger ontstaan bewapeningswedloop.
- Bondgenootschappen: vergrootten de kans op oorlog, omdat regeringen zich onvoorzichtiger gingen
gedragen. Ook kon onenigheid tussen twee landen uitgroeien tot een groot conflict, doordat beide
landen bondgenoten hadden.
Centralen Geallieerden
Duitsland Engeland
Oostenrijk-Hongarije Frankrijk
Italië Rusland
Aanleiding Eerste Wereldoorlog: Frans Ferdinand, de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije werd in Sarajevo
vermoord door de Serviër Gavrilo Princip hoorde tot nationalistische groep ‘De Zwarte Hand’.
Serviërs hoorden tot de Slavische volken streefde naar onafhankelijkheid van Slavische bevolkingsgroepen die
onder Oostenrijk-Hongaars bestuur leefden. Serviërs organiseerden in Bosnië nationalistische groepen met
medeweten van de Servische regering. Oostenrijk-Hongarije wilde dat Servië zich niet meer zou bemoeien met
de Slavische nationalisten. Maar er was een grote kans dat de grote Slavische staat Rusland Servië zou helpen
Oostenrijk-Hongarije zocht steun bij Duitsland en kreeg dat onvoorwaardelijk Oostenrijk-Hongarije stuurde
Servië een ultimatum met harde eisen. Rekenend op steun van Rusland verwierp Servië een deel van het
ultimatum Oostenrijk-Hongarije verklaarde op 28 juli de oorlog aan Servië.
Alle betrokkenen gaan enthousiast de oorlog in:
- Het nationalisme en militarisme had de vaderlandsliefde en de strijdlust aangewakkerd.
- Men was overtuigd van de eigen superioriteit. Elk land dacht in korte tijd te kunnen winnen.
Generaal Von Moltke zette het Von Schlieffenplan in werking. Het plan was genoemd naar Von Moltkes
voorganger, generaal Von Schlieffen, die het had bedacht. De bedoeling was de sterke Franse verdediging aan
de Frans-Duitse grens te omzeilen. Duitse leger moest naar Noord-Frankrijk via België. Dit moest snel gebeuren
omdat het Franse leger verslagen moest zijn vóór het Russische leger in het oosten in actie kon komen.
Mislukking Von Schlieffenplan: