Hoorcolleges en werkcolleges inleiding strafrecht 2023/2024
Hoorcollege week 1
Strafrecht is zeer actueel, het staat middenin de maatschappij en wordt erdoor gevormd. Bronnen daarvoor zijn:
- Wetgeving als de primaire rechtsbron (legaliteit)
- Jurisprudentie
- (Ongeschreven) rechtsbeginselen
- Beleid van het OM
- Internationaal-supranationaal recht
Formeel en materieel strafrecht zijn verbonden:
- Materieel strafrecht (WvSr): regelt wie, voor welk gedrag en onder welke omstandigheden, strafbaar is en welke sanctie kan volgen.
- Formeel strafrecht (WvSv): regelt de opsporing, vervolging en berechting. Het heeft een schakelfunctie tussen een strafbaar feit en de
op te leggen sanctie.
o Instrumentaliteit: optreden van de overheid jegens de burger, het zorgt ervoor dat criminaliteit kan worden bestreden en
berecht.
o Rechtsbescherming: beperking optreden van de overheid. Worden beschermd tegen disproportioneel optreden.
Wanneer iemand wordt verdacht van een delict regelt het formeel strafrecht (strafprocesrecht) de opsporingsbevoegdheden. Het kan er
bijvoorbeeld voor zorgen om camerabeelden terug te kijken, getuigen ondervragen, DNA-afname, kledingonderzoek. Andersom dient het
materieel strafrecht om te kijken waarvoor je opsporing, vervolging en berechting inzet. Het bepaalt welk gedrag strafbaar is. Als het niet
strafbaar is om bijvoorbeeld een bepaald kledingstuk te dragen, is het niet toegestaan bevoegdheden in te zetten. Het materieel strafrecht kan
niet zonder het formeel strafrecht en het formeel strafrecht kan niet zonder het materieel strafrecht.
Soorten strafrecht:
- Commuun: het geheel van strafbare feiten.
- Bijzonder strafrecht: bijzondere strafwetten zoals de Opiumwet en de Wegenverkeerswet.
Legaliteitsbeginsel: rechtshistorische rode draad: omdat in onze rechtsstaat wetgeving de primaire bron is, moet de wetgever die strafrechtelijke
norm in een wettelijke strafbepaling hebben verankerd > daar gaat rechtszekerheid en rechtsbescherming vanuit = Niemand mag worden
veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen
of nalaten geschiedde.
- Art 1 Sr: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
- Art 1 Sv: strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.
Bij het strafrecht moet er sprake zijn van een verbod van terugwerkende kracht, dit houdt in dat niemand mag worden veroordeeld voor een
handeling die nog niet verboden was op het ogenblik waarop die plaatsvond, en het lex certa-beginsel, dit houdt in dat wettelijke bepalingen
voldoende duidelijk dienen te zijn.
Muilkorf arrest (HR 12 april 1897): In Bergen op Zoom gold de regel dat honden langer dan 65 cm buiten een muilkorf moesten dragen wanneer
zij losliepen. Dit was vastgesteld in art. 214 lid 1 APV. Indien de politie vermoedde dat een hond langer was dan 65 cm, moest deze naar het
politiebureau worden gebracht om opgemeten te worden. De man in kwestie moest naar het bureau komen, maar hij gaf hier geen gevolg aan en
kreeg een boete van 1 gulden.
De Hoge Raad stelde: de plaatsing van een regeling om een strafbaar feit op te sporten in een APV is in strijd
met de wet, omdat een APV geen formele wet is. De man had dus geen boete opgelegd mogen krijgen. Op grond van art. 1 Sv mogen regels over
strafvordering alleen in een formele wet worden gegeven. Dit mag ook een bijzondere wet zijn, maar wel een formele wet. In een APV mag je wel
iets strafbaar stellen, het legaliteitsbeginsel is hier dus ruimer.
Runescape arrest: slachtoffer wordt gedwongen mee te lopen naar een slaapkamer en goederen van zijn runescape-account over te zetten naar
het account van de verdachte. Als hij weigert beginnen de verdachten hem te mishandelen en bedreigen. Uiteindelijk zet de verdachte geld en de
goederen van het account van het slachtoffer over naar zijn eigen account. Vraag hierbij was of virtuele objecten kunnen worden beschouwd als
een goed.
Volgens de verdachte vallen virtuele objecten niet onder goed, maar is het een visuele illusie bestaande uit bits en bytes. Het Hof stelde dat het
virtuele amulet en masker door inspanning en tijdsinvestering een reële waarde had voor de aangever en kunnen worden gezien als ‘goed’. Het
gaat erom of het in het maatschappelijke verkeer een reële waarde heeft.
Ideaaltypische delictsomschrijving (vierlagen-model): In de structuur zit het legaliteitsbeginsel en de causaliteitsvraag.
- Menselijke gedraging (bestanddeel): moet bewezen worden geacht
- Wettelijke delictsomschrijving (bestanddeel): moet bewezen worden geacht
- Wederrechtelijkheid (element): wordt verondersteld aanwezig te zijn
- Verwijtbaarheid (element): wordt verondersteld aanwezig te zijn
o Opzet = willens en wetens. Het is kleurloos, het gaat niet over de reden achter de handeling, het gaat puur over het feit of er
sprake is van opzet.
, o Culpa = verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid, waarbij wil ontbreekt > schuilt zowel de voorwaarde van verwijtbaarheid
als van wederrechtelijkheid. Men had anders moeten handelen en ook kunnen handelen > arrest verpleegster.
- Verpleegster arrest: Een verpleegster geeft een andere verpleegster tijdens een operatie een flesje met een verkeerde vloeistof aan. De
andere verpleegster vult de spuit met deze vloeistof en geeft deze vervolgens aan de chirurg. De chirurg spuit de vloeistof bij de
patiënten met als gevolg dat zij enkele uren laten overlijdt. De verpleegster die het verkeerde flesje aangaf wordt vervolgd voor dood
door schuld.
De Hoge Raad stelt dat er gelet op de opleiding van de verpleegster, de aard van haar werkzaamheden en het vertrouwen dat men in
haar heeft dat ze haar werk goed uitvoert, kan worden gesteld dat zij tekort is geschoten in de op haar rustende plicht om de nodige
oplettendheid te betrachten. Voorts stelt de Hoge Raad dat er vanwege haar handelwijze, die van een grove onoplettendheid getuigt,
kan worden gesproken van schuld in de zin van art. 307 Sr.
>> Op sommige personen rust bijvoorbeeld vanwege hun beroep een bijzondere zorgplicht, ook we de Garantenstellung genoemd.
Er zijn ook niet-ideaaltypische delictsomschrijvingen: bij sommige strafbare feiten wordt verwijtbaarheid en/of wederrechtelijkheid niet
verondersteld, maar wordt het door de wetgever vereist om bewezen te achten > deze staat dan in de wetsomschrijving of in de wettelijke
delictsomschrijving door bijv. het woordje mis-.
- Art. 287 Sr: opzettelijk een ander van het leven beroven (doodslag)
- Art. 289 Sr: opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven beroven (moord)
- Art. 307 Sr: aan wiens schuld de door van een ander te wijten is (dood door schuld)
Voorwaardelijk opzet: een vorm van opzet waarbij geen sprake is van een echt door de verdachte gewild gevolg, maar er wel sprake is van zeer
risicovol handelen. Niet willens en wetens handelen, maar je aanvaardt willens en wetens de aanmerkelijke kans dat dit had kunnen gebeuren en
dat heb je aanvaard. Je rijdt hard op een onverlichte weg, waarvan je weet dat er fietsers rijden. Je prutst nog een beetje met de radio en wordt
nog gebeld. In die situatie was je bewust dat er een aanmerkelijke kans was dat er een aanrijding had kunnen plaatsvinden.
- Hoornse taart arrest: Johannes Jacobus Beek had in Haarlem met de bedoeling om een man uit Amsterdam om het leven te brengen in
een taart een dodelijke hoeveelheid arseen gestopt en deze taart naar de man opgestuurd. De taart werd echt niet door de man, maar
door zijn vrouw en het dienstmeisje opgegeten. De vrouw overleed aan een arseenvergiftiging en het dienstmeisje werd ernstig ziek. De
man werd vervolgd voor moord, maar stelde dat het oogmerk om de vrouw te doden ontbrak. Er zou dus geen sprake zijn van moord op
de vrouw, maar slechts een poging tot moord op de man.
Het plan om de man te vermoorden omvatte de kans dat andere personen zouden komen te overlijden wegens het eten van de taart.
De verdachte heeft deze kans aanvaard en derhalve was er in casu sprake van voorwaardelijk opzet.
- Inrijden op agent arrest: Een agent gebaart een auto te stoppen. De automobilist rijdt rechtdoor op de agent af. De agent kan net opzij
springen. De automobilist wordt veroordeeld voor poging tot doodslag. De verdachte verweert zich door te stellen dat het voor
doodslag vereiste opzet ontbreekt. Zijn wil was niet gericht op de dood van de agent. Daarnaast zou de dood van de agente volgens de
verdachte niet een waarschijnlijk gevolg zijn van het doorrijden. De agent zou waarschijnlijk hoe dan ook opzij zijn gesprongen.
Verdachte wilde de dood van de agent weliswaar niet, maar deze dood was toch als een zeer waarschijnlijk gevolg van zijn rijden
geweest. Dat de verdachte geen oogmerk had te politieagent aan te rijden, wordt dus niet in ogenschouw genomen. Het feit dat hij de
bewuste kans heeft aanvaard dat de agent wellicht wel zou worden geraakt door de auto is voldoende voor opzet.
- Cicero arrest: Toneelvereniging Cicero wilde een toneelstuk opvoeren. Hiervoor moest de vereniging aan twee voorwaarden voldoen.
Het eerste was een bedrag voor auteursrechten betalen aan het internationale Bureau voor Auteurs en Opvoeringsrechten ‘Holland’. En
het tweede was dat acht tekstboekjes van het toneelstuk moesten worden verkocht. Indien aan deze voorwaarden werd voldaan, werd
de opvoeringsvergunning verleend. Cicero voldoet alleen aan de eerste voorwaarde, namelijk de betaling van 25 gulden aan de IBVA.
Echter heeft Cicero nooit acht boekjes verkocht, en heeft besloten alsnog op te treden. Het leidde tot een vervolging ter zake van
opzettelijk overtreden van de Auteurswet.
De Hoge Raad overwoog dat, als het voor de toneelvereniging en haar bestuurders niet duidelijk is of zij gerechtigd zijn om het stuk op
te voeren en zij het in weerwil van deze onzekerheid toch doen, zij zich dan willens en wetens blootstellen aan de geenszins als
denkbeeldig te verwaarlozen kans dat zij een inbreuk maken op het auteursrecht van een ander. Daarmee was volgens de Hoge Raad
het opzet op de overtreding van de Auteurswet gegeven.
- Aanmerkelijke kans arrest: Een man vliegt vanuit het buitenland naar Schiphol. Op Schiphol worden zijn twee koffers gecontroleerd en
het blijkt dat er in beide koffers een dubbele deksel en bodem zit, met daarin in totaal 4,8 kilo heroïne. De man verklaart tegen de
politie dat hij de twee koffers te leen heeft gekregen van een man in het buitenland. In de koffers had de man uit het buitenland al
enkele kledingstukken gestopt, en de man die naar Schiphol vloog had hier zijn eigen spullen aan toegevoegd. De man wordt vervolgd
voor het opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2 eerst lid onder A Opiumwet gegeven verbod.
3 voorwaarden:
1. Wilselement: hij moet gewild hebben wat hij heeft gedaan
2. Kenniselement: hij moet geweten hebben wat hij deed:
3. Aanmerkelijke kans: Er moet een aanmerkelijke kans zijn dat het strafrechtelijk feit optreedt.
Het had de man moeten opvallen dat de deksels en bodems van de koffers dikker en zwaarder waren dan normaal het geval is bij
dergelijke koffers. Bovendien is het algemeen bekend dat drugs in bodems en deksels van koffers wordt verborgen. Omdat de man
, ondanks deze omstandigheden de koffers niet aan een nader onderzoek heeft onderworpen, heeft hij zich willens en wetens aan de
aanmerkelijke kans dat er in de koffers drugs verborgen zat blootgesteld. Er is in casu dus sprake van voorwaardelijke opzet en dus kan
het bestanddeel opzet worden bewezen.
Gevolgsdelicten: bijvoorbeeld doodslag en mishandeling de dood ten gevolge hebben ( art. 300 lid 3 Sr): de gedraging zorgt voor het strafbare
gevolg. Er zijn ook handelingsdelicten en dit zijn delicten, die door nalaten worden gepleegd.
Er is een uitbreiding van de strafbaarheid:
- Fase tot aan voltooid delict: poging, voorbereiding, vrijwillige terugtred
- Aantal personen: medeplegen, medeplichtigheid, uitlokking, doen plegen.
Elke vraag met ‘poging’ begint bij art. 45 Sr: behelst 3 voorwaarden:
- Misdrijf
- Voornemen van de dader op dat misdrijf
- Geopenbaard door begin van uitvoering van dat misdrijf.
Elke vraag met ‘voorbereiding’ begint bij art. 46 Sr: de dader is verder verwijderd van de fase van voltooid delict en dus komt de intentie van de
dader nog sterker naar voren.
Verschil poging en voorbereiding: uitvoeringsfase versus voorbereidingsfase. 1/3 e eraf versus 1/2e eraf qua strafmaximum.
>> Jurisprudentie:
- Grenswisselkantoor: twee mannen hebben het plan opgevat om het grenswisselkantoor in Bladel te overvallen. Ze rijden met een
gestolen auto met valse kentekenplaten nog voor het openingsuur naar het betreffende grenswisselkantoor. In de auto hebben zij
vuurwapens, handboeien en tape om de kantoorbediende vast te binden. De mannen zijn vermomd. Ze wachten met draaiende motor
op de parkeerplaats vlakbij het grenswisselkantoor. De kantoorbediende vertrouwt het niet en belt de politie, de overvallers vluchten
maar worden aangehouden.
Handelingen van de verdachte leveren geen begin van de uitvoering op. Er bestond nog geen poging want ze zaten nog in de auto, niet
duidelijk uit uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van het misdrijf. Hierbij slechts voorbereiding.
- Cito: Twee mannen bellen aan bij uitzendbureau Cito, nadat zij er redelijk zeker van zijn dat een geldauto geld heeft afgegeven bij het
uitzendbureau. De mannen hebben zich vermomd. Daarnaast is een van de mannen in bezit van een schietklaar pistool, en de andere
heeft een lege weekendtas bij zich. Geen geslaagde overval, doordat de deur bij het uitzendbureau niet wordt opengedaan. Ter plekke
nog aangehouden.
Volgens de Hoge Raad een nieuw criterium om te bepalen wanneer er sprake is van een begin van uitvoering. De vraag of de gedraging
naar uiterlijke verschijningsvorm beschouwd moet worden als gericht op de voltooiing van het misdrijf. Het aanbellen bij het kantoor
met vermomming, vuurwapen en lege weekendtas kan aangemerkt worden als gericht op de voltooiing.
Art. 46b Sr: vrijwillige terugtred: geen strafbaarheid inzake een als zodanig wel tot strafbaarheid leidende poging tot of voorbereiding van een
misdrijf indien de dader vrijwillig stopt met de voltooiing van dat misdrijf. Er is sprake van een eigen wil(sbesluit) om te stoppen, waarbij er geen
sprake is van externe omstandigheden die de dader min of meer dwingen tot stoppen zoals een alarm.
Art 47 Sr:
- Lid 1: wie wordt als dader van een strafbaar feit bestraft?
- Sub 1: pleger, doen pleger, medepleger
- Sub 2: uitlokker
Art. 48 Sr:
- Strafbaarheid als medeplichtige van een misdrijf
- Sub 1: behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf
- Sub 2: gelegenheid, middelen, inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf
Medeplegen (nauwe en bewuste samenwerking) & medeplichtigheid (ondersteuning bieden): > hierbij opzet toetsen
- Containerdiefstal: L. kocht een DAF-trekker met de bedoeling om containers weg te nemen. Hij rijdt met V. rond om containers uit te
zoeken die gemakkelijk te stelen zijn. L. noteert nummers van de opleggers en tikt thuis die nummers op vrachtbrieven. Hij stelt de
oplegger ter beschikking van V. en maken afspraken over de uitvoering van de diefstal. V. steelt de containers zonder aanwezigheid van
L.
Volgens de Hoge Raad de samenwerking van de verdachte met mededaders volledig genoeg en nauw dat van medeplegen kan worden
gesproken. De Hoge Raad was het hiermee eens.
, - Moord op afstand: Verdachte heeft iemand vermoord. De Dag ervoor heeft hij met mededaders een plan gemaakt: wapen geregeld en
auto ter beschikking gesteld en een proefrit maken. Slachtoffer werd meegenomen naar de plaats delict om hem daar dood te schieten.
Verdachte hierbij niet aanwezig.
Volgens de Hoge Raad blijkt uit bewijsmiddelen dat de verdachte nauw is betrokken bij de moord. Deze betrokkenheid maak het niet
aannemelijk dat verdachte zich heeft gedistantieerd van het strafbaar feit. De nauwe samenwerking was gericht op de dood van het
slachtoffer.
- Danszaal Soranus: M. krijgt voor de ingang van danszaal Soranus onenigheid met B. Op een gegeven moment zegt M. tegen zijn vriend
H. die naast hem staat “geef mij het mes”. H. geeft het mes aan M. Deze steekt B. met het mes in het lichaam, aan de gevolgen waarvan
deze komt te overlijden. H. wordt vervolgd voor medeplichtigheid aan doodslag.
Volgens de Hoge Raad is sprake van medeplichtigheid als degene die iets verschaft zich daarbij welbewust blootstelt aan de
aanmerkelijke kans dat die gelegenheid, middelen of inlichtingen zullen strekken tot het plegen van het misdrijf. Hoeft geen absolute
zekerheid te zijn.
Bij poging en deelneming is opzet van belang! > toetsen op tentamen of hieraan is voldaan.
Dubbel opzet: opzet ten aanzien van je eigen deelneming en ten aanzien van het te plegen delict. Deelnemen heeft een accessoir karakter: moet
gekoppeld zijn aan een delict. Als je medeplichtig bent aan het voorbereiden van delict X en delict X en Y worden gepleegd, is deze
medeplichtigheid mogelijk niet gekoppeld aan delict Y. Tenzij hierbij een aanmerkelijke kans aanwezig was.
Werkcollege week 1
Casus: Koen en Firas skateboarden frequent. Koen is een tijd terug ongelukkig terecht komen bij een botsing, waarbij Koen letsel heeft
overgehouden en Firas niks. Firas jut Koen op om toch van de halfpipe af te gaan. Firas gaat eerst en stookt Koen op. Koen wordt geïrriteerd en
geeft Firas een duw. Firas valt en schreeuwt het uit van de pijn, vervolgens raakt hij zijn bewustzijn kwijt. Koen weet niet wat hij moet doen en
vertrekt. Firas overlijdt een dag later en koen moet op het politiebureau verschijnen, hij is namelijk herkend door andere skaters. Koen erkent de
duw maar probeert uit te leggen dat het een ongeluk was. Koen wordt verdacht van mishandeling met de dood ten gevolge en van het nalaten
hulp te verlenen bij levensgevaar.
(1) Kan Koen worden aangemerkt als verdachte?
- Art 27 Sv: Koen is herkend door de skaters, die hem zagen wegrennen.
(2) Wat zijn de voors en tegens van een extensieve interpretatie van het verdachtebegrip?
- Voor:
o Eerder toekennen van verdedigingsrechten, bijvoorbeeld zwijgrecht
o Effectievere opsporing en crimefighting
- Nadeel
o Object van onderzoek
o Onderworpen aan dwangmiddelen
(3) Welke drie strafbare feiten zijn terug te vinden in de casus?
- Art. 287 Sr: doodslag > hij die opzettelijk…
- Art. 300 lid 3: mishandeling met de dood ten gevolge > mishandeling…
- Art. 450 Sr: nalaten van iemand die zich in een hulpeloze toestand bevindt
(4) Hoe is dit strafbare feit opgebouwd?
- Delictsomschrijving: wat mag niet?
- Kwalificatie: hoe noemt de wet dat?
- Strafbedreiging: maximale straf?
(5) Wat voor soort delicten zijn dit?
- Misdrijf of overtreding (poging tot overtreding is niet strafbaar)
o Misdrijven in boek 2 en overtredingen in boek 3
- Formeel (handeling die strafbaar is gesteld) of materieel omschreven delict (gevolg dat strafbaar is gesteld)
- Commissie (doen) of omissiedelict (nalaten)
- Normaal/gronddelict, geprivilegieerd of gekwalificeerd delict